Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde]
Standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Bewijsmiddelen
Beoordeling
Toepassing van de wetsartikelen
Beslissing
199.844,58.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18-007674-22, waarin de verdachte is veroordeeld voor gewoontewitwassen. De officier van justitie heeft op 2 januari 2025 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag van € 204.844,58 werd gevorderd. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie stelde dat het bedrag dat door de veroordeelde is witgewassen vastgesteld moest worden op € 204.844,58, terwijl de verdediging aanvoerde dat een deel van dit bedrag herleidbaar was naar legale bronnen en dat de pleegperiode korter was dan door het OM gesteld.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde gedurende meerdere jaren een bedrag van € 204.844,58 heeft witgewassen. De rechtbank heeft geen reden gezien om het bedrag te matigen, aangezien de verdediging geen concrete bedragen heeft gepresenteerd die de legale herkomst van het geld konden onderbouwen. Wel heeft de rechtbank, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de betalingsverplichting gematigd tot € 199.844,58. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van dit bedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 360 dagen. De vordering van de officier van justitie is voor het overige afgewezen.