ECLI:NL:RBNNE:2025:2566

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
LEE 24/3396
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep tegen het besluit van het CAK

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juni 2025, wordt de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen een besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) beoordeeld. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het CAK van 27 juni 2024, maar in haar beroepschrift ontbraken de gronden van het beroep. De rechtbank heeft eiseres meerdere keren verzocht om deze gronden te specificeren, maar zij heeft hier niet aan voldaan. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen op welke punten eiseres het niet eens was met het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor behandeling. Eiseres heeft geen redenen gegeven voor het ontbreken van de gronden en het verzuim is niet verontschuldigbaar. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

het Centraal Administratie Kantoor, het CAK.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank of het beroep van eiseres tegen het besluit van het CAK van 27 juni 2024 ontvankelijk is. Dat wil zeggen of haar beroep voldoet aan de door de wet gestelde vereisten voor het in behandeling nemen ervan.
1.1. Het is niet nodig dat partijen op een zitting worden gehoord. Het beroep van eiseres is namelijk kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom doet de rechtbank uitspraak zonder het houden van een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet aan de door de wet gestelde vereisten voldoet om het in behandeling te nemen. Eiseres heeft geen gronden van het beroep vermeld. Dit verzuim is niet binnen de door de rechtbank gegeven termijn(en) hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in zijn of haar beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [2] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit.
3.1.
Als dat niet gebeurt, wordt er gesproken van een verzuim. Dan kan de rechtbank – nadat zij een termijn heeft gegeven om het verzuim te herstellen – het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [3]
Heeft eiseres binnen de gegeven termijn(en) duidelijk gemaakt wat de gronden van het beroep zijn?
4. Uit het summiere beroepschrift van eiseres van 5 augustus 2024 blijkt niet wat de gronden zijn van het beroep tegen het bestreden besluit, waarin het CAK het bezwaar van eiseres tegen de brief van 19 februari 2024 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Met de brief van 15 augustus 2024 heeft de rechtbank eiseres verzocht om de gronden van het beroep (de redenen waarom zij in beroep is gegaan en waarom zij het niet eens is met de beslissing op het bezwaar van 27 juni 2024) binnen vier weken na de datum van verzending van die brief mee te delen. De rechtbank heeft op 11 september 2024 een groot aantal stukken ontvangen van een persoon die zich ‘ [naam] ’ noemt en stelt dat zij de begunstigde en vertrouwenspersoon van eiseres is.
4.1.
De rechtbank heeft vervolgens eiseres met een brief van 26 september 2024 bericht dat de op 11 september 2024 ontvangen stukken niet de informatie bevatten die zij heeft opgevraagd met de brief van 15 augustus 2024. Om die reden heeft de rechtbank eiseres nogmaals een termijn van vier weken gegeven om de gronden van het beroep mee te delen. Daarbij heeft de rechtbank vermeld dat als eiseres niet aan dit verzoek voldoet en zij ook niet binnen de gestelde termijn een verzoek om uitstel indient, zij het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd met de brief van
14 oktober 2024 en daarbij een aantal stukken ingediend.
4.2.
De rechtbank heeft eiseres met een brief van 7 november 2024 laten weten dat zij op 16 oktober 2024 een brief, gedateerd 14 oktober 2024, heeft ontvangen van een persoon, die zich ‘ [persoon] ’ noemt en stelt dat zij begunstigde en vertrouwenspersoon van eiseres is. De rechtbank heeft eiseres gevraagd of het de bedoeling is dat de persoon die zich “ [persoon] ’ noemt zich als gemachtigde voor haar wil stellen, en zo ja, dat zij dat schriftelijk bij de rechtbank moet doen en dat zij een schriftelijke en ondertekende machtiging dient over te leggen. Eiseres is hiervoor een termijn van twee weken gegeven na de dagtekening van de brief van 7 november 2024. Zij heeft hierop met de brief van
11 november 2024 aangegeven dat zij de vraag van de rechtbank niet wil beantwoorden.
4.3.
Het bovenstaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres niet binnen de gegeven termijn(en) duidelijk heeft gemaakt wat de gronden van het beroep tegen het bestreden besluit zijn. Ook uit de door haar ingediende stukken kunnen geen gerichte beroepsgronden tegen het bestreden besluit worden afgeleid. Het is voor de rechtbank daarom niet duidelijk waarom eiseres het niet eens is met het bestreden besluit.
Is het niet tijdig herstellen van het hiervoor genoemde verzuim verontschuldigbaar?
5. Eiseres heeft voor het niet vermelden van de gronden van het beroep geen reden gegeven. Er is dan ook niet gebleken van een verontschuldiging voor het verzuim.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.