ECLI:NL:RBNNE:2025:252

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
11319053 BU VERZ 24-2265
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en proceskostenvergoeding

Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een beroep dat is ingediend door een betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Lagas van Appjection B.V., tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene was beschuldigd van het overtreden van verkeersvoorschriften door 19 km per uur te hard te rijden op de autosnelweg buiten de bebouwde kom. De opgelegde sanctie bedroeg € 191,00, inclusief administratiekosten.

De gemachtigde heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking, welke door de officier van justitie op 8 mei 2024 is vernietigd. De kantonrechter heeft de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van relevante arresten van het hof Arnhem-Leeuwarden. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde betoogd dat artikel 13a van de Wahv niet van toepassing is op de proceskostenvergoeding door de officier van justitie, en dat deze vergoeding moet worden berekend op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De kantonrechter heeft de beroepsgrond van de gemachtigde gehonoreerd en geoordeeld dat de verlaagde procespuntwaarde in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk vernietigd en de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld zonder toepassing van de verminderingsfactor. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 1.219,00, verminderd met de al toegekende vergoeding van € 78,00. De kantonrechter heeft zich niet bevoegd verklaard om te beslissen over de wijze van uitbetalen van de proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 263284388
zaaknummer: [nummer]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan ter openbare zitting van
8 januari 2025 op het beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ingediend door

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. M. Lagas, Appjection B.V..
Zitting hebben
als kantonrechter : mr. P.G. Wijtsma
als griffier : mr. W.B. Jongsma
Betrokkene is zelf niet op de zitting verschenen. Als zijn gemachtigde is verschenen T.F.V. Fleuren, kantoorgenoot van mr. Lagas. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. P. Belopavlovic.
De verweten gedraging betreft VM019 – ‘19 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)’, verricht op 31 december 2023, om 14:49 uur, op de Rijksweg A28 bij Hooghalen, gemeente Midden-Drenthe, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde sanctie bedraagt € 191,00 (inclusief administratiekosten).
Gemachtigde heeft op 12 februari 2024 namens betrokkene administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. Op 8 mei 2024 heeft de officier van justitie beslist op het administratief beroep en de inleidende beschikking vernietigd. Hij heeft het verzoek om proceskosten toegewezen. Daarbij heeft de officier van justitie de volgende berekening gebruikt: één procespunt x € 624,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) x 0,25 (vermenigvuldigingsfactor) = € 78,00 proceskostenvergoeding.
Op de eerste zitting van 26 november 2024 heeft de kantonrechter de behandeling op de zitting geschorst, omdat het hof Arnhem-Leeuwarden op het punt stond arresten te wijzen dat ook voor deze zaak van belang is. Hij hervat het onderzoek in de stand waarin het zich op 26 november 2024 bevond.
Gemachtigde stelt dat artikel 13a van de Wahv niet van toepassing is op de proceskostenvergoeding door de officier van justitie. Dat artikel geldt alleen voor de proceskostenveroordeling door de kantonrechter. Het artikel staat immers in het hoofdstuk van de Wahv dat gaat over het beroep bij de kantonrechter. De officier van justitie dient de proceskostenvergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bevat geen vermenigvuldigingsfactor van 0,25. De gemachtigde verzoekt de kantonrechter alsnog een proceskostenvergoeding te berekenen voor het administratief beroep, zónder toepassing van de verminderingsfactor uit artikel 13a van de Wahv, en deze over te maken naar het bankrekeningnummer van de gemachtigde. Subsidiair voert hij aan dat artikel 13a, tweede en derde lid, van de Wahv in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet onmiddellijk mondeling uitspraak. Hij overweegt daarbij als volgt:
De beroepsgrond dat de verlaagde procespuntwaarde in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod slaagt. Uit de arresten van het hof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2024 blijkt dat door het ontbreken van relevante informatie over de totstandkoming van deze bepaling, niet kan worden beoordeeld of het gemaakte onderscheid in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM en/of artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. Aangezien die mogelijkheid niet valt uit te sluiten, moet artikel 13a, tweede lid, van de Wahv (nieuw) in dit geval buiten toepassing worden gelaten.
De kantonrechter zal het beroep daarom gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk vernietigen. Hij zal zelf in de zaak voorzien en de hoogte van de proceskostenvergoeding in administratief beroep op het juiste bedrag vaststellen. Daarbij zal hij de verminderingsfactor van 0,25 buiten toepassing laten. Hij komt, gelet op de arresten van het hof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2024 [1] , niet toe aan beantwoording van de vraag of de bedoeling van de wetgever om een eenduidige regeling te treffen voor de proceskostenvergoeding in alle fases, waarbij de vergoeding die wordt toegekend door de officier van justitie aansluit bij de vergoeding die wordt toegekend door de kantonrechter, met de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen in de huidige redactie van artikel 13a, tweede lid, van de Wahv op een juiste wijze tot uitdrukking is gebracht. Voor een principiële uitspraak op dat punt is dus geen ruimte en bovendien heeft betrokkene al bereikt wat hij met deze procedure beoogde, namelijk een gegrond beroep en een proceskostenveroordeling waarbij de vermenigvuldigingsfactor van 0,25 buiten toepassing wordt gelaten.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard zijn er termen aanwezig om de door betrokkene gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt voor het indienen van het administratief beroepschrift één punt toegekend, met een waarde van € 624,00, omdat de beslissing van de officier van justitie in 2024 is genomen. Daarnaast wordt één punt ter waarde van € 907,00 toegekend voor het indienen van het beroepschrift en één punt ter waarde van € 907,00 voor het bijwonen van de zitting. Gelet op de aard van de zaak en conform de lijn van het hof, past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.219,00.
Het bedrag dat in administratief beroep aan proceskostenvergoeding reeds is uitbetaald, strekt in mindering op de vastgestelde proceskostenvergoeding.
Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen ingevolge een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. Gelet op de jurisprudentie van het hof Arnhem-Leeuwarden is de kantonrechter niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetalen.
De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing, voor zover de officier van justitie de verminderingsfactor 0,25 heeft toegepast;
  • stelt de proceskosten in administratief beroep vast op € 322,00;
  • stelt de proceskosten in beroep vast op € 907,00;
  • veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten van in totaal € 1.219,00, verminderd met de al toegekende vergoeding van € 78,00;
  • verklaart zich niet bevoegd om te beslissen over de wijze van uitbetalen.
Waarvan proces-verbaal,
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2024:7768, rechtsoverweging 25.