6.1.Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het betoog van het college niet. Het klopt dat het geschil zich toespitst op de vraag of eisers een aanvraag omgevingsvergunning hebben ingediend voor de activiteit ‘het uitvoeren van een werk of werkzaamheden’ (voor het kweken van bamboe). Dat de veronderstelde aanvraag omgevingsvergunning ziet op die activiteit is niet in geschil. Het college heeft het procesbelang van eisers voor dat onderdeel ook niet betwist. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat eisers daarom wel een procesbelang hebben. De omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitvoeren van een werk of werkzaamheden’ voor het kweken van bamboe is volgens eisers van rechtswege verleend. Daar komen eisers in deze beroepsprocedure voor op. De consequentie hiervan zou kunnen zijn dat het college eisers ten onrechte heeft verplicht om de bamboe op het perceel te verwijderen. Ook daarom hebben eisers nog een procesbelang.
Overgangsrecht; is de Omgevingswet van toepassing?
7. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is welke regels van toepassing zijn. Per 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de ter discussie staande aanvraag omgevingsvergunning en de volgens eisers als zodanig op te vatten brief vóór die datum zijn verstuurd, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht.
Intrekking aanvraag en nieuwe aanvraag omgevingsvergunning?
8. Eisers stellen zich op het standpunt dat aan de intrekking van 6 juli 2021 van de aanvraag omgevingsvergunning geen betekenis toekomt. Het college had toegezegd met eisers in overleg te gaan. Na de intrekking zou met hulp van het college een digitale aanvraag omgevingsvergunning ingediend worden. Het college heeft die belofte niet waargemaakt. Naar de mening van eisers zijn zij door het college bewust misleid. Eisers doen een beroep op de jurisprudentie bij artikel 6:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).Aan een intrekking van een bezwaar- of beroepschrift kan geen betekenis toekomen als sprake is van niet aan de betrokkene toe te rekenen omstandigheden. Bijvoorbeeld als deze in dwalende omstandigheden verkeerde. In dit geval is daar volgens eisers ook sprake van. Daarom kan in dit geval aan de intrekking van de aanvraag omgevingsvergunning geen betekenis worden toegekend. Verder betogen eisers dat zij het college vanaf september 2021 te kennen hebben gegeven dat dat zij wensen te beschikken over een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het uitvoeren van een werk of werkzaamheden.’ In de brief van 21 april 2022 is dat opnieuw tot uitdrukking gebracht. Deze door eisers verstuurde brief had daarom ook opgevat moeten worden als een nieuwe aanvraag.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake (meer) van een aanvraag omgevingsvergunning.
10. De rechtbank stelt vast dat het besluit waar eisers bezwaar en vervolgens dit beroep tegen hebben ingediend niet een weigering van een aanvraag omgevingsvergunning inhield. Deze brief bestond uit twee beslissingen op bezwaar. Die hadden alleen betrekking op de opgelegde last onder dwangsom. De rechtbank concludeert daarom dat eisers daar niet in bezwaar tegen op konden komen met het standpunt dat een aanvraag is ingediend en dat de omgevingsvergunning van rechtswege zou zijn verleend. Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank.Eisers hadden dan ook die route moeten volgen. Het college heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierom slaagt het betoog al niet.
11. Door eiser is onvoldoende onderbouwd dat aan de intrekking van zijn aanvraag geen betekenis kan worden toegekend omdat hij in dwaling verkeerde of omdat er sprake was van dwang of bedrog van het college. De omstandigheid dat het college ná die intrekking niet bereikbaar was om de digitale aanvraag omgevingsvergunning met hem in te dienen is daarvoor onvoldoende. Nadat dit was gebleken, had eiser op elk moment een (evidente) nieuwe aanvraag kunnen indienen. De aangevoerde omstandigheden maken daarom niet dat aan de intrekking geen betekenis kan worden toegekend. Of de rechtspraak over artikel 6:21 Awb wel of niet naar analogie kan worden toegepast voor de intrekking van een vergunningsaanvraag, laat de rechtbank in het midden.
12. Waaraan moet een aanvraag in de zin van de Awb voldoen? Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt het volgende. Een verzoek om omgevingsvergunning dat niet via het Omgevingsloket online of met het formulier als bedoeld in het Besluit omgevingsrechtis gedaan, kan alleen dan een aanvraag zijn, als dat voor het bestuursorgaan meteen duidelijk is. Het dient daarbij altijd te gaan om ‘een zelfstandig stuk’.