ECLI:NL:RBNNE:2025:1849

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
LEE 23/5322
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schadevergoedingen voor waardedaling van percelen in het kader van mijnbouwschade

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de toegekende schadevergoedingen voor waardedaling van zijn percelen beoordeeld. Eiser, eigenaar van de percelen sinds respectievelijk 1992 en 1978, had aanvragen ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor schadevergoedingen als gevolg van waardedaling door aardbevingen. Het IMG had in eerdere besluiten schadevergoedingen toegekend, maar eiser was van mening dat deze vergoedingen niet in overeenstemming waren met de getaxeerde waarden van de percelen, die in het kader van een bedrijfsoverdracht aan zijn zoon waren overgedragen.

De rechtbank oordeelt dat het IMG niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld bij de totstandkoming van de bestreden besluiten. De rechtbank stelt vast dat het IMG had moeten uitgaan van de taxatiewaarden, aangezien eiser de percelen had willen overdragen en taxatierapporten beschikbaar waren. De rechtbank vernietigt de besluiten van het IMG en draagt hen op om nieuwe besluiten te nemen, waarbij de taxatiewaarden in overweging moeten worden genomen. Tevens moet het IMG eiser begeleiden in het proces en het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor bestuursorganen om adequaat te reageren op de informatie die door aanvragers wordt verstrekt. De rechtbank concludeert dat het IMG niet alleen de wettelijke normen moet volgen, maar ook moet zorgen voor een transparante en begrijpelijke communicatie met de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/5322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigden: mrs. A.M. Wenniger en L. Sijbrandij-Leyten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toegekende bedragen, voor schadevergoedingen voor waardedaling van de percelen [adres] en [adres] te Rasquert.
1.1.
Het IMG heeft met de besluiten van 14 en 19 juli 2022 schadevergoedingen toegekend aan eiser voor [adres] en [adres] . Met de bestreden besluiten van 3 januari 2023 op de bezwaren van eiser heeft het IMG een aanvullende vergoeding voor [adres] toegekend en is hij bij de toekenning voor [adres] gebleven.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Eiser was bij de zitting aanwezig. Namens het IMG hebben de gemachtigden aan de zitting deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser was sinds 1992 eigenaar van [adres] en sinds 1978 eigenaar van [adres] .
2.1.
Op 23 mei 2022 heeft eiser aanvragen gedaan bij het IMG voor vergoedingen voor waardedaling.
2.2.
Bij besluit van 19 juli 2022 heeft het IMG aan eiser voor [adres] een vergoeding van € 4.109,32, inclusief wettelijke rente, toegekend. Bij de vaststelling van de waardedaling is uitgegaan van de WOZ-waarde op peildatum 1 januari 2019. Deze bedroeg € 80.000. Aan de hand van de methode van Atlas is een waardedalingspercentage van 4,56891% toegepast. Met het besluit van 3 januari 2023 heeft het IMG een aanvullende schadevergoeding toegekend, tot een bedrag van € 10.315,06, inclusief wettelijke rente. Daarbij is uitgegaan van een WOZ-waarde van € 199.000,- op peildatum 1 januari 2019.
2.3.
Bij besluit van 14 juli 2022 heeft het IMG aan eiser voor [adres] een vergoeding van € 51,36, inclusief wettelijke rente, toegekend. Bij de vaststelling van de waardedaling is uitgegaan van de WOZ-waarde op peildatum 1 januari 2019. Deze bedroeg € 1.000,-. Aan de hand van de methode van Atlas is een waardedalingspercentage van 4,56891% toegepast. Met het bestreden besluit van 3 januari 2023 heeft het IMG het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.5.
Op 21 juli 2023 heeft eiser de eigendom van de percelen in het kader van een bedrijfsoverdracht overgedragen aan zijn zoon.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het IMG de hoogte van de schadevergoedingen juist heeft bepaald. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. De regeling voor de begroting van waardedaling van woningen (de regeling) is neergelegd in artikelen 3.2 tot en met 3.5 van de Procedure en werkwijze van het IMG (de procedure en werkwijze). Het IMG kent op aanvraag vergoedingen toe voor waardedaling van woningen als gevolg van aardbevingen en het risico daarop. In de regeling is neergelegd dat het IMG de ontstane waardedaling in het aardbevingsgebied aan de hand van de methode van Atlas voor gemeenten begroot.
5.1.
Artikel 3.4, tweede lid van de procedure en werkwijze bepaalt dat het IMG voor de waarde met het effect van bodembeweging uitgaat van de WOZ-waarde zoals die is vastgesteld voor de peildatum. In het geval van eiser is de peildatum 1 januari 2019. Van het hiervoor genoemde kan volgens artikel 3.4, vierde lid van de procedure en werkwijze worden afgeweken, indien de aanvrager de betreffende woning voorafgaand aan de aanvraag heeft verkocht en overgedragen. In dat laatste geval wordt voor de waarde van de woning uitgegaan van de verkoopprijs van de woning. Indien de verkoopprijs niet kan worden vastgesteld aan de hand van de notariële akte, zal het IMG (alsnog) uitgaan van de laatste WOZ-waarde voorafgaand aan de verkoop.
Geschil en standpunten van partijen
6. In geschil is hoe de waarde van de percelen moet worden bepaald.
6.1.
Eiser stelt dat aan hem schadevergoedingen voor waardedaling op basis van de getaxeerde waarden toegekend hadden moeten worden. De percelen zijn in het kader van een bedrijfsoverdracht overgegaan op de zoon van eiser. Vóór de overdracht zijn taxatierapporten opgesteld. [adres] zou getaxeerd zijn op een bedrag van € 225.000,- en [adres] op een bedrag van € 35.000.-. Voor deze bedragen zijn de percelen ook overgegaan. Deze bedragen wijken af van de gehanteerde WOZ-waarden. Volgens eiser volgt uit de richtlijnen van het IMG dat de getaxeerde waarden gebruikt hadden moeten worden.
6.2.
Het IMG stelt terecht te zijn uitgegaan van de WOZ-waarden. Op het moment van zijn aanvragen was eiser nog eigenaar van de percelen, een koopovereenkomst was nog niet afgesloten. Bij een niet-verkochte woning kan het IMG niet uitgaan van een taxatie, zeker nu het IMG in deze zaak niet bekend is met de taxatierapporten. Ook nu de percelen verkocht en overgedragen zijn, kan het IMG niet uitgaan van andere waarden, omdat eiser geen notariële akte heeft ingebracht waaruit de verkoopprijzen blijken. Het IMG merkt overigens op dat de verkoopprijs vaak niet blijkt uit een notariële akte bij een bedrijfsoverdracht. Daarom is het IMG uitgegaan van de WOZ-waarden.
Voorbereiding bestreden besluiten
7. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken blijkt dat het IMG voorafgaand aan de te nemen beslissingen op bezwaar wist van het voornemen van eiser om de percelen in eigendom over te dragen aan zijn zoon. Ter vaststelling van de overdrachtswaarde, aldus de verkoopprijs, zijn taxatierapporten opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank had dit dan ook het uitgangspunt moeten zijn bij de verdere beoordeling van de gevraagde schadevergoedingen. Dat in de overdracht om een niet aan eiser te wijten reden vertraging is ontstaan, maakt dit niet anders. Hoewel uit de hoorzittingsverslagen blijkt dat het IMG heeft aangeboden om de verkoop af te wachten, heeft eiser tijdens de zitting genoemd dat hij dit niet zo heeft begrepen. Vervolgens heeft eiser aangeboden inzage te geven in de taxatierapporten. Het IMG heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser niet duidelijk is geworden waarom de taxatierapporten niet gebruikt konden worden. Volgens eiser zijn verkoper, koper en ook de fiscus, allen immers akkoord gegaan met de waardebepalingen van de percelen uit de taxatierapporten. De rechtbank is echter wel met het IMG van oordeel dat het te controleren moet zijn of de percelen ook daadwerkelijk zijn overgedragen voor de bedragen die genoemd zijn in die taxatierapporten.
7.1.
Het IMG had eiser hierin echter wel meer moeten begeleiden dan hij nu heeft gedaan, zeker gelet op het feit dat eiser niet werd bijgestaan door een ter zake deskundige. Hoewel dit zijn eigen keuze is, ‘promoot’ het IMG zijn procedure wel als laagdrempelig. Het is daarom niet vreemd dat men denkt dat bijstand door een deskundige niet nodig is. Het IMG had op diverse momenten anders, namelijk in het kader van ruimhartigheid: meegaander en uitleggender had kunnen en moeten handelen. Het was voor het IMG immers duidelijk dat eiser de percelen wilde overdragen en hoe in dat kader de verkoopprijs werd bepaald. De rechtbank komt tot de conclusie dat het IMG bij de totstandkoming van de bestreden besluiten niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld.
7.2.
Dat betekent dat het beroep van eiser gegrond is. Daarom komen de bestreden besluiten voor vernietiging in aanmerking. Het IMG dient opnieuw te beslissen op de bezwaren, waarbij onderzocht moet worden of de waardedaling kan worden vastgesteld op basis van de verkoopprijzen. Dit betekent dat eiser hieraan de nodige medewerking moet verlenen, door inzicht te verschaffen in de taxatierapporten en de verkoopakte(n). Het IMG moet eiser hierin begeleiden.
7.3.
Indien eiser zijn medewerking niet verleend, of indien de verkoopprijzen niet kunnen worden vastgesteld, mag het IMG alsnog uitgaan van de WOZ-waarden zoals vastgesteld in de bestreden besluiten van 3 januari 2023. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze WOZ-waarden niet juist zouden zijn.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten.
8.1
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het IMG nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het IMG het griffierecht tot een bedrag van € 184,- aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de besluiten van 3 januari 2023;
- draagt het IMG op nieuwe besluiten te nemen op bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het IMG het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Huizenga-Bergsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.