In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur inzake een verzoek om inzage op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het bestreden besluit van 9 april 2025 betreft het inzageverzoek van verzoeker, waartegen bezwaar is gemaakt. De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen spoedeisend belang is, aangezien de wet voldoende waarborgen biedt voor tijdige inzage van relevante stukken in de procedure bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het verzoeker niet is gelukt aan te tonen dat er sprake is van onverwijlde spoed.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 mei 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.