Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Samenvatting
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van lid 7.1, aanhef en onder m, van het bestemmingsplan was de tijdelijke plaatsing van een vast kampeermiddel, in de vorm van een stacaravan, toegestaan, met dien verstande dat het gebruik van de gronden ten behoeve van de tijdelijke plaatsing van een vast kampeermiddel dient te worden beëindigd op het moment dat de zoon van eiseres het gebruik daarvan beëindigt.
Op grond van lid 7.2, onder a en onder 3, van het bestemmingsplan mocht het tijdelijke vaste kampeermiddel uitsluitend geplaatst ter plaatse van de functieaanduiding en mocht het kampeermiddel een bouwhoogte hebben van maximaal 3,5 meter en een (gezamenlijke) oppervlakte van 15 m2.
Ook geeft eiseres aan het niet eens te zijn met de gang van zaken. Zij stelt dat herstel van de stacaravan na stormschade mogelijk moet zijn. Zij meent daarnaast dat het gaat om een vergunningvrij bouwwerk en dat het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan, nu het al bestaande gebruik door haar zoon voortgezet zal worden. Zij voelt zich door de gemeente onder druk gezet om een omgevingsvergunning aan te vragen en meent dat de gemeente onnodig formalistisch met de aanvraag omgaat door een uitgebreide voorbereidingsprocedure te volgen en, na de al aangeleverde informatie, nog te vragen om een ruimtelijke onderbouwing. Voor het opstellen van die ruimtelijke onderbouwing heeft de gemeente eiseres verwezen naar een extern bureau.
De college is voorts niet bereid deze medewerking te verlenen. Voor de oude stacaravan was in het bestemmingsplan een uitzondering gemaakt op het principe dat op gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – open gebied’ niet gebouwd mag worden ter behoud van het open landschap. De uitzondering is tijdelijk en persoonsgebonden. Ruimtelijk is het dus gewenst om de situatie uiteindelijk terug te laten keren naar de agrarische bestemming, zonder bebouwing.
Bovendien is de aanvraag, wanneer uitgegaan wordt van recreatief gebruik, niet in lijn met het nieuwe gemeentelijke beleid voor recreatiewoningen. Als het de bedoeling is om de woning permanent te gaan bewonen, kan het college daar ook niet aan meewerken. Volgens vaste bestuurspraktijk wordt niet meegewerkt aan nieuwe woningen op agrarische percelen in het buitengebied, behoudens bijzondere redenen. In dit geval zijn er geen bijzondere redenen.
Ook is het college niet bereid de illegale situatie te gedogen.
Het college besluit tot slot de buitenbehandelingstelling niet terug te draaien. Eiseres heeft geen ruimtelijke onderbouwing aangeleverd en heeft verklaard hier ook niet toe bereid te zijn. Het bieden van een nieuwe termijn voor het aanleveren van de ruimtelijke onderbouwing acht het college dan ook niet zinvol.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, omdat in de omgeving wel een omgevingsvergunning is verleend voor de plaatsing van 3 chalets, valt buiten de omvang van dit geschil en is bovendien onterecht, omdat het niet gaat om gelijke situaties. De vergunde chalets zijn bij recht bestaande recreatiewoningen.
Voorts had eiseres in gesprek willen gaan over de mogelijkheden om de vergunning tijdelijk te verlenen op grond van artikel 4, aanhef en onder a lid 11 Bor. Daar heeft zij nu niet de kans voor gehad.
Tot slot is van belang dat de belasting van de open ruimte zeer gering is in verhouding tot hetgeen wel is toegestaan binnen het bestemmingsplan. Het college heeft hier ten onrechte geen rekening mee gehouden.
Over de mogelijkheid om een vergunning te verlenen voor het tijdelijke gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan voor maximaal tien jaar merkt het college op dat door eiseres nooit eerder iets naar voren gebracht is. In de aanvraag en brieven en tijdens gesprekken heeft eiseres nooit aangegeven dat het de bedoeling was om de recreatiewoning maximaal tien jaar te plaatsen. Het ligt wel op de weg van een aanvrager van een omgevingsvergunning om aan te geven wat er aangevraagd wordt. Het college besluit vervolgens op de aanvraag, zoals die voorligt.