Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als zo'n verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2018:2352)).
(legale) omzet binnen [bedrijf] aan te wenden voor de aanschaf van panden, welke verdachte hypotheekvrij heeft aangekocht. In plaats van de girale omzet te gebruiken voor het doen van zakelijke uitgaven is een deel van deze omzet gebruikt om panden te kopen.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
1. oplichting, meermalen gepleegd
2. opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
3. opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
4. van het plegen van witwassen een gewoonte maken
5. witwassen
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
Benadeelde partij
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 78.527,18 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 76.664,34 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 3] [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 26.668,71 (€ 17.775,92 ten aanzien van feit 1 en € 8.892,79 ten aanzien van feit 2) ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Toepassing van wetsartikelen
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
een gevangenisstraf voor de duur van 184 dagen
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.