In deze zaak is aan de betrokkene een sanctie opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het stilstaan op het trottoir. De gedraging vond plaats op 3 mei 2023, waarbij de betrokkene een personenauto gebruikte. De opgelegde sanctie bedroeg € 119,00. Betrokkene heeft administratief beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde dit ongegrond. De gemachtigde van de betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar beide partijen zijn niet verschenen op de zitting. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft wel de zitting bijgewoond.
De kantonrechter heeft de argumenten van de gemachtigde gehoord, die aanvoerde dat de betrokkene aan het laden en lossen was en dat er sprake was van schending van de informatieplicht en de hoorplicht. De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende de schending van de informatieplicht, maar stelde dat dit geen gevolgen zou moeten hebben voor de beslissing. De kantonrechter oordeelde dat de informatieplicht inderdaad was geschonden, maar dat de sanctie terecht was opgelegd, omdat de gedraging vaststond en er geen bijzondere omstandigheden waren die een matiging van de sanctie rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar de inleidende beschikking in stand gelaten, omdat de betrokkene niet in zijn verdedigingsbelang was geschaad. De kantonrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 februari 2025.