ECLI:NL:RBNNE:2025:1323

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
24-1134
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen boete wegens handelen in strijd met geslotenverklaring

Op 20 december 2022 heeft betrokkene een boete van € 159,00 opgelegd gekregen wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2) op de Kruizebroederstraat in Sneek. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 11 maart 2025 heeft behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigde van betrokkene en de vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. P. Belopavlovic, aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene en oordeelt dat het beroep gedeeltelijk gegrond is. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd vanwege een schending van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verbalisant de boete terecht aan de kentekenhouder heeft opgelegd, omdat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en het sanctiebedrag aangepast naar € 121,50, inclusief administratiekosten. Betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 254626283
zaaknummer: 11140453 BU VERZ 24-1134

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van11 maart 2025

in de zaak van

[betrokkene] (hierna: betrokkene),

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990)’, verricht op 20 december 2022, om 14:32 uur op de Kruizebroederstraat in Sneek, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 159,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 11 maart 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: gemachtigde en de vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. P. Belopavlovic (hierna: de vertegenwoordiger).
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gedeeltelijk gegrond is en zal de boete met 25% matigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Gemachtigde voert aan dat hij na het inrijden van de geslotenverklaring is gekeerd. Verder voert gemachtigde aan dat hij ten onrechte niet is staande gehouden, nu hij twee keer stapvoets langs de verbalisanten is gereden.
4. De vertegenwoordiger stelt ter zitting dat de verbalisant de boete terecht aan betrokkene als kentekenhouder heeft opgelegd en verzoekt de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, gelet op de schending van de redelijke termijn.
Overwegingen
Staandehouding
5. Ten aanzien van het verweer van gemachtigde dat de verbalisant ten onrechte niet tot een staandehouding is overgegaan, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Als op dit punt een verweer wordt gevoerd, zal de officier van justitie of de rechter daarop uitdrukkelijk moeten beslissen en zo nodig aan de verbalisant een nadere toelichting moeten vragen. [1]
5.1
Uit de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant gemachtigde niet heeft staande gehouden, omdat de verbalisant en zijn collega te voet waren en het voertuig van hen af reed. De verbalisant had derhalve niet de mogelijkheid om de bestuurder van het voertuig tot stilstand te manen en heeft dan ook terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de kentekenhouder van het voertuig opgelegd.
Gedraging
6. De kantonrechter is van oordeel dat de gedraging kan worden vastgesteld en ziet in dat wat gemachtigde heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om de sanctie te wijzigen. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. De kantonrechter is van oordeel dat gemachtigde zich had moeten vergewissen of er een bord stond. De omstandigheid dat gemachtigde de bebording niet heeft opgemerkt, komt voor zijn rekening en risico. Dat gemachtigde na het inrijden van de geslotenverklaring is gekeerd, maakt niet dat er geen boete mag worden opgelegd. Niet is gebleken dat er geen mogelijkheid was om de geslotenverklaring te ontwijken. De boete is terecht opgelegd.
Redelijke termijn
7. In (inmiddels bestendige) jurisprudentie is bepaald dat de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg ten hoogste twee jaar bedraagt, waarbij de termijn aanvangt op het moment dat vanwege het bestuursorgaan jegens de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. De procedure in bezwaar of administratief beroep is in deze termijn begrepen; de termijn eindigt met de uitspraak van de kantonrechter. Gelet op vorenstaande is er sprake van een schending van de redelijke termijn van berechting.
7.1
Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat indien de redelijke termijn van berechting is overschreden, hetzij in de procedure in eerste aanleg, hetzij in de procedure in hoger beroep, het sanctiebedrag zoals dat in die procedure is of had moeten worden vastgesteld in beginsel wordt gematigd met 25%. De kantonrechter zal het sanctiebedrag dan ook matigen met 25%. Dit maakt dat het sanctiebedrag wordt gewijzigd van € 150,00 exclusief administratiekosten naar € 112,50 plus € 9,00 administratiekosten, tezamen
€ 121,50.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie in zoverre dat de sanctie wordt gematigd tot € 121,50;
  • bepaalt dat het teveel betaalde aan zekerheidstelling aan betrokkene wordt gerestitueerd.
Waarvan proces-verbaal,
mr. R. Krikke, griffier mr. C.H. de Groot, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 september 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7537.