ECLI:NL:GHARL:2020:7537

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
Wahv 200.242.426/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake administratieve sanctie voor verkeersvoorschriften met betrekking tot staandehouding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter inzake een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene, een B.V., voor het gebruik van een verdrijvingsvlak. De sanctie van € 230,- werd opgelegd op 24 september 2016, maar de betrokkene betwistte de rechtmatigheid van deze sanctie. De gemachtigde van de betrokkene, mr. C.M.J.E.P. Meerts, stelde dat de ambtenaar die de sanctie oplegde, geen stopbord in zijn auto had en dat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. Het hof constateerde dat het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter ontbrak, maar oordeelde dat de betrokkene niet in zijn belangen was geschaad omdat de uitspraak van de kantonrechter een zakelijke weergave van de feiten bevatte.

Het hof beoordeelde de argumenten van de gemachtigde en concludeerde dat de ambtenaar ten onrechte de sanctie aan de kentekenhouder had opgelegd, omdat er wel degelijk een reële mogelijkheid tot staandehouding was geweest. De ambtenaar had de bestuurder gezien tot deze moest stoppen voor een gesloten spoorwegovergang. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de sanctie werd vernietigd. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1.181,25.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.242.426/01
CJIB-nummer
: 201681549
Uitspraak d.d.
: 22 september 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 8 maart 2018, betreffende

[de betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene wijst er allereerst op dat hij geen proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter in het dossier heeft aangetroffen.
2. Het hof stelt met de gemachtigde vast dat in deze zaak een proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter d.d. 22 februari 2018 ontbreekt. Het hof ziet in dit geval evenwel aanleiding om hieraan geen gevolgen te verbinden. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat de uitspraak van de kantonrechter, die wel in het dossier zit, een zakelijke weergave bevat van hetgeen ter zitting is voorgevallen, waaronder de conclusie waartoe de vertegenwoordiger van de officier van justitie is gekomen. Gelet hierop is de betrokkene door het ontbreken van het proces-verbaal niet in zijn belangen geschaad. De gemachtigde heeft dit ook niet gesteld.
2. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie opgelegd van € 230,- voor: “als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op
24 september 2016 om 17.30 uur op de Napoleonsweg voor de kruising met de Brugstraat in Grathem met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
3. De gemachtigde voert aan dat ten onrechte op kenteken is bekeurd. De verbalisant reed in zijn auto en zonder stopmiddelen, maar hij heeft ook verklaard dat hij geruime tijd in de nabijheid van het voertuig van de betrokkene heeft gereden en dat hij hem zag rijden tot op de Stationsstraat in Baexem waar hij moest stoppen voor de gesloten spoorbomen. Gelet op deze situatie is het niet duidelijk waarom de verbalisant de bestuurder niet staande kon houden.
4. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Gedragingsgegevens: betrokkene reed met 4 wielen over het verdrijvingsvlak. (…)
Opmerkingen ambtenaar 1: in de auto was enkel een jongeman gezeten. Behalve het negeren van het verdrijvingsvlak constateerde verbalisant: het snijden van een andere personenauto op de A2 bij het oprijden van de afrit Grathem, het met piepende banden rijden door de bocht op de Brugstraat te Grathem en het op gevaarlijke wijze inhalen van een personenauto op de Stationsstraat te Baexem. Van al deze feiten werd geen beschikking opgemaakt.
reden geen staandehouding: verbalisant reed achter betrokkene in zijn privé auto.”
6. In het dossier bevindt zich voorts een aanvullend proces-verbaal van 22 oktober 2017, waarin de ambtenaar op ambtseed verklaart:
“Een staandehouding kon door mij, verbalisant, niet gedaan worden omdat ik gebruik maakte van mijn private personenauto. Een stoptransparant is in mijn eigen personenauto niet aanwezig. Het tot stoppen dwingen was, mede gelet op het rijgedrag van betrokkene, volstrekt onverantwoord en had geleid tot nog meer onverantwoord verkeersgedrag waarbij het overig verkeer nogmaals onnodig in gevaar werd gebracht. Bij een staandehouding had ik zeker overwogen om het rijbewijs van bestuurder in te vorderen gelet op diens totale rijgedrag. (…)
Verbalisant heeft geruime tijd in de nabijheid van betrokkene gereden en had daardoor meer dan voldoende tijd en mogelijkheden om het kenteken te noteren en te controleren of het genoteerde kenteken juist was. Verbalisant heeft betrokkene zien rijden vanaf de A2 te Heel (…) tot op de Stationsstraat te Baexem waar betrokkene moest stoppen voor de gesloten spoorbomen. (…)”
7. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Als op dit punt een verweer wordt gevoerd, zal de officier van justitie of de rechter daarop uitdrukkelijk moeten beslissen en zo nodig aan de ambtenaar een nadere toelichting moeten vragen.
8. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de ambtenaar op het moment van de gedraging in zijn eigen voertuig reed en geen stoptransparant voorhanden had, hetgeen voldoende grond biedt voor het oordeel dat zich op dat moment geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt echter tevens dat hij de bestuurder zag rijden totdat deze moest stoppen voor de gesloten spoorwegovergang. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt niet dat zich op dat moment - waarop de bestuurder reeds was gestopt - geen reële mogelijkheid tot staandehouding voordeed. Het hof acht het in deze fase van de procedure niet meer aangewezen om de advocaat-generaal alsnog te verzoeken om (nogmaals) een aanvullend proces-verbaal van de ambtenaar in het geding te brengen.
9. Nu op grond van de stukken niet blijkt dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig heeft voorgedaan, moet het ervoor worden gehouden dat de ambtenaar ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv, door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen. Gelet hierop kan de inleidende beschikking niet in stand blijven. De overige bezwaren tegen de inleidende beschikking behoeven hiermee geen bespreking meer.
10. Beslist wordt als na te melden.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter, het hoger beroepschrift en het verschijnen ter zitting van de kantonrechter dienen in totaal vier procespunten te worden toegekend. Ook aan het telefonisch horen door de officier van justitie dient een punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht dit punt halveren. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.181,25 (= 4,5 x € 525,- x 0,5).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.181,25.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.