ECLI:NL:RBNNE:2025:1308

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
23/3778
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op proceskostenvergoeding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting door heffingsambtenaar

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Smallingerland. Eiseres had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 16 mei 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De heffingsambtenaar had het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd, maar geen proceskostenvergoeding toegekend. Eiseres was van mening dat er sprake was van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, omdat zij had betaald voor de parkeerbelasting, maar het parkeerkaartje niet zichtbaar achter de voorruit had gelegd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat het voor de heffingsambtenaar niet mogelijk was om te verifiëren of de parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onrechtmatigheid in de zin van artikel 7:15 van de Awb, en dat eiseres geen recht had op een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 april 2025.

Uitspraak

\RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3778

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 3 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Smallingerland

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 september 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 16 mei 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd inzake het parkeren van een auto op een parkeerplaats waarvoor betaald parkeren geldt, op 16 mei 2023 om 11:39 uur.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 7 september 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. De heffingsambtenaar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door
[bijstand] . Eiseres is zonder bericht van verhindering niet op zitting verschenen. Eiseres procedeert vrijwillig digitaal bij de rechtbank. De griffier van de rechtbank heeft op 19 december 2024 om 12:54 uur in het digitale dossier van eiseres een bericht geplaatst waarbij eiseres onder vermelding van tijd en plaats is uitgenodigd voor de zitting op 25 februari 2025. Van de vrijgave van dit bericht in het digitale dossier is om 13:26 uur een geautomatiseerd notificatiebericht gestuurd aan het door eiseres voor dit doel opgegeven
e-mailadres. Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat eiseres de uitnodiging voor de zitting op 25 februari 2025 heeft ontvangen. [1] Eiseres is dus tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.

Feiten

2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
2.1.
Eiseres heeft op 16 mei 2023 als bestuurder van een auto met kenteken [kenteken] geparkeerd op de parkeerplaats [parkeerplaats] in Drachten om 11:39 uur.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft gecontroleerd of de parkeerbelasting is voldaan en heeft geconstateerd dat onder de voorruit van de auto uitsluitend een parkeerkaartje ligt met de achterzijde naar boven (“op de kop”) zodat niet zichtbaar is of eiseres de parkeerbelasting heeft betaald. De heffingsambtenaar heeft hiervan foto’s gemaakt en deze overgelegd bij zijn uitspraak op bezwaar en bij zijn verweerschrift.
2.3.
Eiseres heeft bij e-mail van 11 juli 2023 een betalingsbewijs van parkeerbelasting overgelegd dat zij de parkeerbelasting had voldaan.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de beslissing van de heffingsambtenaar over het niet vergoeden van de proceskosten in bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de standpunten van partijen.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiseres is van mening dat sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid ten gevolge waarvan de naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd. De heffingsambtenaar had meer moeite moeten doen om na te gaan of er parkeerbelasting was betaald, bijvoorbeeld door een foto van het parkeerkaartje te maken en die vervolgens omgedraaid op de telefoon lezen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 16 mei 2023 heeft geparkeerd in Drachten en daarvoor heeft betaald, maar na betaling van de parkeerbelasting het kaartje niet zichtbaar achter de voorruit van de auto heeft gelegd. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd, omdat voor hem op dat moment niet was na te gaan dat voor de betreffende auto parkeerbelasting was voldaan. Eiseres heeft, naar het oordeel van de rechtbank, in haar beroepschrift niets aangevoerd wat tot een andere conclusie kan leiden.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat evident niet sprake is van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid in de zin van artikel 7:15 van de Awb. Dat eiseres kosten voor een bezwaarschrift heeft moeten maken, komt dan ook voor haar rekening en risico. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen recht heeft op een proceskostenvergoeding in bezwaar. De rechtbank kan zich ten slotte niet aan de indruk onttrekken dat de gemachtigde van eiseres geen kennis heeft genomen van de foto’s bij de uitspraak op bezwaar (en het verweerschrift).

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen proceskostenvergoeding in bezwaar krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Sanna, rechter, in aanwezigheid van
mr.H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:36c, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en Hoge Raad 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:160.