In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 27 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving beoordeeld. Eiser, woonachtig in Makkum, had een verzoek ingediend tegen een bedrijfsloods die volgens hem niet in overeenstemming was met de bouwtekeningen van de verleende omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân had het verzoek om handhaving afgewezen met een besluit van 5 mei 2023, en dit werd bevestigd in een bestreden besluit van 21 augustus 2023. De rechtbank heeft op 21 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college en de derde-partij aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de feitelijk gerealiseerde situatie in strijd is met de vergunning. De rechtbank stelt vast dat de wijzigingen aan de bedrijfsloods vergunningvrij konden worden uitgevoerd volgens de geldende regelgeving. Eiser had ook niet betwist dat de brandcompartimentering niet was veranderd en dat de niet-geplaatste binnenwand geen constructieve functie had. De rechtbank oordeelt dat er geen overtreding is en dat het college terecht geen handhavend optreden heeft ingesteld.
Daarnaast heeft de rechtbank de beroepsgrond van eiser over parkeer- en transportproblemen afgewezen, omdat deze niet in het verzoek om handhaving was opgenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om terugbetaling van griffierecht af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.