ECLI:NL:RBNNE:2025:1216

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
18.108807.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een dertienjarige jongen. De verdachte, geboren in 1990, heeft in de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 juli 2021 meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verregaande onbeschermde seksuele handelingen heeft gepleegd, zoals het zoenen, het laten betasten van haar vagina en het in de mond nemen van de penis van het slachtoffer. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer en getuigenverklaringen die de ontucht bevestigden. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A. Elzinga. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twintig maanden, maar de rechtbank legde een lagere straf op van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat negatieve gevolgen kan hebben voor zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 5.000 euro toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.108807.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2025.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. A. Elzinga, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 juli 2021 te Hoogezand, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het (meermalen) zoenen/kussen op de mond van die [slachtoffer] , en/of
  • het laten betasten van haar, verdachtes, vagina met de hand van die [slachtoffer] , en/of
  • het wrijven met haar, verdachtes, hand over de met (onder)broek bedekte penis van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) over de blote penis van die [slachtoffer] , en/of
  • het in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer] , en/of
  • het zich door die [slachtoffer] met de penis laten penetreren in haar, verdachtes, vagina.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het feit gevorderd dat zij te bewijzen acht op grond van de zich in het dossier bevinden bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De aangifte overtuigt niet door onder meer de globale omschrijving van de vermeende seksuele handelingen tussen aangever en verdachte en de tegelijkertijd gedetailleerde omschrijving van de omstandigheden daaromheen. Over de pleegperiode zijn tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Nu pas veel later na het vermeende feit aangifte is gedaan, is mogelijk sprake geweest van beïnvloeding over en weer van de verklaringen van aangever en getuige [getuige] , wat de betrouwbaarheid van deze verklaring kan raken. Sowieso heeft [getuige] slechts over één incident verklaard zodat de andere twee keren -waarover aangever tevens heeft verklaard- wegens gebrek aan bewijs niet bewezen kunnen worden.
Verder dient het chatbericht dat tussen de moeder van aangever en verdachte zou hebben plaatsgevonden van het bewijs te worden uitgesloten, omdat niet te bewijzen is dat verdachte deze berichten zelf heeft verstuurd. Haar telefoon was in die tijd gestolen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 november 2022, opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer FATSIA / NNRBC23056, d.d. 20 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] . Dit is de eerste verklaring in tijd, is het niet logisch om hier dan mee te beginnen of maakt dat niet uit?
(p. 34) V: Om wie gaat deze melding? A: [verdachte] .
V: Vertel eens alles over de eerste keer dat er iets gebeurd is.
A: Ik was met een mattie daar. [getuige] . We gingen daar slapen. Hij sliep er naast en toen was het gebeurd.
(p. 36) V: Je zegt dat jullie daar seks hebben gehad. Vertel daar eens alles over.
A: We gingen zoenen, ik ging haar vingeren, zij ging mij pijpen en toen hebben we geneukt. V: Toen zij jou ging aftrekken. Hoe zat het toen met jou korte broek?
A: Ze ging met haar hand erover heen wrijven. Daarna ging ze met haar hand in mijn broek.
(p. 37) A: Ze ging haar broek uitdoen. Ik ging mijn broek uit doen. Toen ging ik boven op haar. Toen lag ze op haar rug. Toen ging ik met mijn ding in haar.
V: Wat bedoel je met je ding? A: Mijn piemel.
A: Ik was haar aan het neuken.
V: Je had het ook over pijpen. Wanneer heeft ze jou gepijpt dan?
A: Eerst liggen, toen ging ze wrijven, toen aftrekken, toen pijpen en toen ging ik boven op.
(p. 38) V: Je zegt het is twee of drie keer gebeurd. Zijn al die andere keer op dezelfde manier gebeurd. Of is het ook op een andere manier gebeurd.
A: Twee keer op dezelfde manier en een keer anders. V: Hoe was de andere keer?
A: Dat was via achter. A: Dat was doggy-style.
A: Vanaf achter bij de billen.
(p. 39) A: Ik ging mijn piemel in haar kut doen en toen ging ik heen en weer.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2007) bij de rechter-commissaris in strafzaken d.d. 5 juni 2024 in de zaak tegen verdachte
(de vragen in cursief):
(p. 2)
Het gaat om mevrouw [verdachte] , hoe heb je haar leren kennen?
Zij woonde bij mij in de wijk.
Hoe oud was je toen?
13.
Was er een bijzondere reden dat jij bij [verdachte] in bed sliep?
Nee. We waren in de avond aan het chillen, toen is dat gebeurd. Zij ging aan mij zitten, daar werd ik wakker van. Ze begon mij te zoenen en ik zoende terug. Daarna heb ik seks gehad met haar.
Hoe ging dat verder, qua volgorde?
Ze ging haar hand in mijn broek doen. Ik heb haar gevingerd, zij trok mij af en ging mij pijpen. Daarna wordt er geneukt.
Is dit vaker gebeurd?
Ja, drie keer, ofzo.
De eerste keer die je beschrijft, was de tweede keer kort na?
Daar zaten 3 of 4 dagen tussen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 januari 2023, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
(p. 46) A: Zij (de rechtbank begrijpt: verdachte) zoende met [slachtoffer] . Zij heeft seksueel gedaan met [slachtoffer] . Ze heeft geneukt met [slachtoffer] terwijl ik er naast lag.
(p. 47) A: Ik sliep op een matras naast het bed. Ik kon het gewoon zien. Ik zag [slachtoffer] zat met knieën op bed. Ik zag dat hij de benen van [verdachte] in zijn handen had. Ik hoorde dat de plaat van het bed tegen de muur aan sloeg. Hij was aan het neuken.
(p. 48) Ik hoorde dat [verdachte] kreunde. Ik hoorde dat [verdachte] krijgt. Ik bedoel daarmee dat ze gewoon geneukt werd door [slachtoffer] .
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] [slachtoffer] bij de rechter-commissaris in strafzaken
d.d. 5 juni 2024 in de zaak tegen verdachte
(de vragen in cursief):
(p. 2) In de slaapkamer van [verdachte] was een tweepersoonsbed, daar lagen zij in. Ik lag daarnaast op een matras op de grond.
Waarom lag [slachtoffer] bij [verdachte] in bed?
Omdat zij een relatie met elkaar hadden.
Wat moet ik mij daarbij voorstellen?
Gewoon een relatie, wat je dan doet, zoenen en seks hebben. Ik kon het gewoon zien!
Wat zag je dan?
Ik zag haar benen in de lucht en [slachtoffer] lag erachter.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 67) A: Ik heb ze (de rechtbank begrijpt: [getuige] en [slachtoffer] ) leren kennen in maart 2021. Tot juni of juli 2021 heb ik ze in mijn huis gehad.
(p. 70) A: Mijn beste vriendin, [getuige] , was er wel heel vaak bij. Zij heeft van februari 2021 tot juli 2021 bij mij in gewoond.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 83) V: Je vertelde dat [slachtoffer] en [getuige] wel eens bij je bleven slapen. (p. 84) V: Hoe vaak is dat gebeurd dat ze bij jou in huis sliepen?
A: Ik denk 6 of 7 keer.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 december 2022, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
(p. 25) V: Wat kan je vertellen over [getuige] ?
A: Dat is haar beste vriendin en toen [slachtoffer] daar was, was zij daar ook heel vaak.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen ontkent, zoals in dit geval, zal beoordeeld moeten worden of de verklaring van het slachtoffer steun vindt in ander bewijs dat niet alleen van dezelfde bron afkomstig is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet namelijk ook in zedenzaken voor een bewezenverklaring zijn voldaan aan het zogeheten bewijsminimum. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde opleveren.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever en getuige [getuige]
De rechtbank overweegt dat zij de verklaringen die aangever bij de politie en rechter-commissaris heeft afgelegd betrouwbaar acht en geen reden heeft om aan de inhoud daarvan te twijfelen. De verklaringen zijn authentiek, consistent en -anders dan de raadsvrouw heeft betoogd- eveneens gedetailleerd over meerdere incidenten. Met betrekking tot één van de incidenten vindt de aangifte bovendien steun in de verklaring van getuige [getuige] (verder: [getuige] ), dat hij heeft gezien en gehoord dat verdachte en aangever seks met elkaar hadden op het bed van verdachte, terwijl hij daarnaast op een matras op de grond lag. Ook de verklaringen van [getuige] acht de rechtbank consistent en betrouwbaar. Van een eventuele beïnvloeding over en weer van de verklaringen van aangever en [getuige] , waar volgens de raadsvrouw mogelijk sprake van is geweest, is de rechtbank niet gebleken. Daar waar [getuige] zijn verklaring in het nadeel van verdachte had kunnen overdrijven heeft hij dat niet gedaan, nu hij heeft verklaard slechts van één incident getuige te zijn geweest, terwijl er volgens aangever meerdere incidenten zijn geweest.
De aangifte wordt tevens ondersteund door de verklaring van verdachte, inhoudend dat aangever en [getuige] zes of zeven keer bij haar hebben geslapen. Daarmee heeft zij aangever gepositioneerd op de locatie waar de ontucht volgens aangever meermalen heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht op grond van deze verklaringen in onderling verband en samenhang bezien bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde ontucht schuldig heeft gemaakt.
Meermalen gepleegd
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft zij geen reden om aan de juistheid van de verklaringen van aangever te twijfelen. De omstandigheid dat slechts voor één incident een tweede bewijsmiddel aanwezig is, te weten de verklaring van [getuige] , staat een bewezenverklaringen voor het meermalen plegen van ontucht door verdachte niet in de weg.
Pleegperiode
Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank tevens bewezen één en ander heeft plaatsgevonden in de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 juli 2021, zoals ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 juli 2021 te Hoogezand, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, op verschillende tijdstippen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het meermalen zoenen/kussen op de mond van die [slachtoffer] , en
  • het laten betasten van haar, verdachtes, vagina met de hand van die [slachtoffer] , en
  • het wrijven met haar, verdachtes, hand over de met (onder)broek bedekte penis van die [slachtoffer] en vervolgens over de blote penis van die [slachtoffer] , en
  • het in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer] , en
  • het zich door die [slachtoffer] met de penis laten penetreren in haar, verdachtes, vagina.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte serieus werkt aan haar toekomst. Zij volgt een opleiding, loopt stage en zorgt volledig voor haar jongste kind. Een veroordeling tot een gevangenisstraf zou dit in gevaar brengen. De raadsvrouw heeft tevens verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2023:3323) waarin een dergelijk feit is afgedaan met een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht met een dertienjarige jongen, waarbij sprake was van verregaande onbeschermde seksuele handelingen, zoals bewezenverklaard. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit jonge slachtoffer dat een normale seksuele ontwikkeling met leeftijdsgenootjes had moeten doormaken, maar in plaats daarvan als bedpartner fungeerde van de toen 31-jarige verdachte. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk seksueel misbruik de negatieve gevolgen daarvan nog lang met zich mee kunnen dragen.
Verder is een vijftienjarig vriendje van het slachtoffer éénmaal getuige van de ontucht geweest, hetgeen mogelijk ook voor zijn (seksuele) ontwikkeling negatieve gevolgen heeft of heeft gehad.
De rechtbank acht het handelen van verdachte extra laakbaar vanwege de door verdachte gecreëerde omstandigheden waarbinnen het misbruik heeft plaatsgevonden. De kinderen van verdachte waren uit huis geplaatst omdat zij de zorg voor hen niet aankon. Dit weerhield haar er niet van om haar huis open te stellen voor andermans kinderen, jonge jongens, die volgens haar opgroeiden in onwenselijke omstandigheden, maar die zij in haar woning ongestoord drank en drugs liet gebruiken. De eerste keer dat het misbruik heeft plaatsgevonden verkeerde het slachtoffer naar eigen zeggen onder invloed van alcohol en lachgas.
Op dusdanig ernstig normoverschrijdend gedrag kan niet anders dan met een gevangenisstraf worden gereageerd. De uitspraak waarnaar de raadsvrouw heeft verwezen betreft een eenmalige aanraking van de billen van een elfjarig meisje en is in zoverre, hoe afkeuringswaardig ook, een niet vergelijkbare casus.
In het rapport van Reclassering Nederland van 24 januari 2024 wordt verdachte omschreven als een 33- jarige kwetsbare vrouw met problemen op diverse leefgebieden. Ofschoon het niet bekend is of sprake is van een (licht) verstandelijke beperking, zijn daar gelet op haar opleidingsverleden (speciaal onderwijs en één jaar MBO 1) wel signalen voor. Verdachte heeft zelf aangegeven dat er bij haar in 2021 een verstandelijke beperking is vastgesteld, samen met ADHD en PTSS. Zij heeft een ouderschapstraject gevolgd bij de GGZ. Vanwege haar ontkennende houding kan de reclassering het recidiverisico niet inschatten. Bij een veroordeling adviseert de reclassering tot een deels voorwaardelijke straf met oplegging van onder meer de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • een verplichte ambulante behandeling.
De rechtbank acht begeleiding en behandeling van verdachte van belang om te voorkomen dat zij, gelet op de kwetsbaarheid van haar persoon, in de toekomst opnieuw de fout in zal gaan. Verdachte heeft inmiddels weer de zorg over één van haar kinderen en de mogelijkheid bestaat dat er in de nabije toekomst weer andere kinderen bij haar over de vloer zullen komen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een lagere straf opleggen dan geëist door de officier van justitie, te weten, een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daaraan zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden zoals in het dictum nader uitgewerkt. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering omdat verdachte naar haar mening moet worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat in de onderbouwing van de vordering wordt verwezen naar een uitspraak waarin artikel 245 Sr aan de orde is, terwijl het in deze zaak om artikel 247 Sr (oud) gaat. Daar dient rekening mee gehouden te worden. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de hoogte van het toe te wijzen bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juli 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na uitnodiging van Reclassering Nederland op de door hen aangegeven dag, tijd en plaats zal melden en zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die haar door of namens de reclassering gegeven worden voor zover in andere voorwaarden reeds niet benoemd. Binnen het toezicht zullen (sub)doelen worden geformuleerd waarvoor veroordeelde zich in zal zetten deze te behalen;
2. dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding door de reclassering en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. A.H. Veltkamp, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2025.