ECLI:NL:RBNNE:2025:110

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
C/19/145747 / HA ZA 23-147
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen opdrachtgever en aannemer over de bouw van een casco moskee met betrekking tot de uitvoering conform de overeenkomst en de gevolgen van tekortkomingen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Stichting Marokkaanse As-Soennah Moskee en HTO B.V. over de bouw van een casco moskee in Assen. De rechtbank heeft op 15 januari 2025 een tussenvonnis uitgesproken waarin de stand van zaken in de procedure wordt uiteengezet. De Stichting heeft HTO aangeklaagd wegens tekortkomingen in de uitvoering van de aannemingsovereenkomst, waarbij zij stelt dat HTO niet conform de omgevingsvergunning heeft gebouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er verschillende punten van geschil zijn, waaronder de toepassing van materialen, de uitvoering van de gevelkozijnen, en de aanwezigheid van windverbanden. HTO heeft de vordering van de Stichting betwist en stelt dat zij de werkzaamheden correct heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren over de uitvoering van de werkzaamheden en de overeenstemming over wijzigingen. De zaak is complex en er zijn nog veel open eindes, waardoor de rechtbank partijen aanmoedigt om tot een onderlinge oplossing te komen. De vorderingen van de Stichting en HTO worden gezamenlijk behandeld, en de rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de bewijslevering heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/145747 / HA ZA 23-147
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
STICHTING MAROKKAANSE AS-SOENNAH MOSKEE,
te Assen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. M. Talsma,
tegen
[HTO B.V.],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [HTO] ,
advocaat: mr. L. Pander.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering van eis en akte overlegging producties (nr. 40 t/m 57) van de Stichting;
- de mondelinge behandeling van 9 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt in aanvulling op de overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen van de beide advocaten;
- de aanhouding van de zaak ten behoeve van schikkingsbeproevingen;
- de uitlatingen van partijen nadien waaruit volgt dat er geen schikking is bereikt en dat de Stichting vonnis vraagt;
- de weigering van de rechtbank van de indiening van een akte uitlating tevens akte overlegging productie door HTO nadat de Stichting bezwaar tegen deze indiening heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
In 2020 hebben partijen met elkaar gesproken over de (ver)bouw van een casco bouwwerk, te weten een (nieuwe) moskee voor de Stichting aan de [adres] .
2.2.
De Stichting heeft in dat jaar aan Bouwkundig Bureau [A] (hierna: [A] ) opdracht gegeven om het vergunningstraject op te starten. Tussen [A] , HTO en de Stichting is er in die periode uitvoerig overleg geweest. In overleg met HTO is toen besloten dat HTO de constructietekeningen en -berekeningen zou (laten) maken.
In de gewijzigde offerte van [A] aan de Stichting van 11 februari 2021 staat onder meer – voor zover hier relevant – het volgende opgenomen:
“Wanneer het schetsplan is afgerond en voor het plan uw goedkeuring en goedkeuring van gemeente en welstand is verleend wordt, na uw opdracht, door ons voor het plan de omgevingsvergunningsaanvraag voorbereid en worden aangevraagd. De benodigde constructieberekeningen en tekeningen wordt gemaakt via HTO. Doordat HTO deel uit maakt van het bouwteam wordt er geen bouwbegeleiding uitgevoerd.
(…)
Uit te voeren werkzaamheden constructieberekening en constructietekening:
Uitvoering via HTO.”
2.3.
HTO heeft vervolgens eind 2020 overleg gevoerd met het bedrijf [B] (hierna: [B] ), constructeur, ten aanzien van de constructie van het gebouw en het ontwerp van de moskee en heeft door [B] constructieberekeningen en -tekeningen laten maken.
2.4.
Op 3 augustus 2021 heeft [A] namens de Stichting bij de gemeente Assen (hierna: de gemeente) een omgevingsvergunning aangevraagd voor fase 1. Naar aanleiding van de aanvraag heeft de gemeente een aanpassing van het gevelaanzicht verzocht. De wijziging betrof het plaatsen van twee extra kolommen in de voorgevel tegen verval van de windverbanden. [A] heeft daarop haar tekening aangepast en de gewijzigde tekening van de gevel naar de gemeente gestuurd.
2.5.
Op 21 oktober 2021 heeft de gemeente de omgevingsvergunning voor fase 1 verleend. In de betreffende brief heeft zij, voor zover hier relevant, geschreven:
“(…)De minaret is een ondergeschikt element van het nieuwe gebouw, dat daardoor stedenbouwkundig weinig impact heeft.(…)”
[A] heeft de omgevingsvergunning naar HTO gestuurd.
2.6.
Nadien hebben [A] , HTO, [B] en de Stichting in december 2021/januari 2022 met elkaar gecorrespondeerd over onder meer de omgevingsvergunning voor fase 2. Op verzoek van de constructeur werden de (‘.dwg’) tekeningen bij [A] door HTO opgevraagd en doorgestuurd en werd door HTO aan de constructeur meegedeeld dat de vergunning voor fase 1 was verleend.
2.7.
Op 16 december 2021 heeft de Stichting aan HTO schriftelijk opdracht gegeven voor de onderhavige (ver)bouw van de casco moskee aan de [adres] , voor een aanneemsom (“totaalprijs”) van € 769.560,00 inclusief BTW. In de schriftelijke opdrachtbevestiging, door partijen ondertekend, staat onder meer – voor zover hier relevant – het volgende opgenomen:
“Bij deze opdracht behoren de volgende documenten:
- bijgaande begroting “casco bouw moskee te Assen” d.d. 16 december 2021.
De in onze begroting afgegeven prijzen zijn gebaseerd op de materiaalprijzen, zoals die gelden op de datum van deze prijsopgave. In verband met de huidige situatie op de markt kunnen de materiaalprijzen en/of toeslagen wijzigen. Wij houden ons in dat geval het recht voor om de prijzen dienovereenkomstig te wijzigen.
N.B.
Door de verkrijgbaarheid van de materialen en de levertijden die daarmee samengaan kunnen er vertragingen plaatsvinden. De materiaalprijzen worden u tegen de dan geldende tarieven (door)berekend.
Prijspeil: 16 december 2021. Prijsgestanddoening: 5 dagen.
Facturering: nader overeen te komen. Betaling: binnen 14 dagen.
Op deze opdrachtbevestiging is de AVA 2013 van toepassing.”
2.8.
Onder de genoemde begroting van HTO vallen de door [A] gemaakt tekeningen Blad 01 tot en met Blad 07 daterend van 12 augustus 2021 (of ouder) en de constructiegegevens van [B] werknummer 20205187 CO-01 van 15 februari 2021. [1] De begroting vermeldt verder dat de oplevertermijn nog nader bepaald moet worden en dat meer-/minderwerk schriftelijke goedkeuring behoeft.
2.9.
Op 17 december 2021 schrijft HTO per e-mailbericht aan de Stichting:
“Ik zou graag begin volgende week de opdrachtbevestiging getekend retour willen ontvangen want dan kan ik nog een aantal dingen inkopen zodat dit prijs vast is want er komen weer verhogingen aan.”
2.10.
[A] heeft vervolgens in opdracht van de Stichting de omgevingsvergunning voor fase 2 aangevraagd. Tijdens de aanvraag is er doorlopend e-mail- en/of appcontact geweest tussen de Stichting, HTO, de gemeente en [A] . HTO werd gevraagd en ongevraagd over het vergunningstraject op de hoogte gehouden door de Stichting, [A] en ook door de gemeente. Het contact zag er onder meer op (het plannen van overleggen over) de uitvoering en planning van de door HTO of diens onderaannemer te verrichten werkzaamheden.
2.11.
Op 25 mei 2022 heeft de gemeente de omgevingsvergunning voor fase 2 verleend.
[A] heeft de omgevingsvergunning naar HTO gestuurd.
2.12.
Nadien is HTO met de bouw gestart. De oplevering stond aanvankelijk gepland in februari 2023 en uiteindelijk in april 2023.
2.13.
Op 25 juli 2022 heeft HTO aan De Stichting een meerwerknota toegestuurd ten bedrage van € 23.188,55 exclusief BTW. [2] Deze nota ziet blijkens de omschrijving op “extra kosten staalconstructie” ad € 20.741,00 en op “Vullen 2 st. extra kolommen met beton” ad € 339,50 vermeerderd met een opslag van € 2.108,05 (10%). Deze nota is door de Stichting voldaan.
2.14.
Op 1 februari 2023 heeft de Stichting per e-mailbericht HTO aangeschreven met de vraag waarom besloten is om in afwijking van de vergunning en de bouwtekening van de casco bouw betreffende de dakisolatie gebruik te maken van EPS in plaats van PIR mede in verband met de brandveiligheid en de te behalen isolatiewaarde (Rc). HTO heeft daarop onder meer aangegeven dat de EPS aan de gestelde Rc-waarde voldoet. Onderwerp van discussie was daarbij ook het gebruik van HWA’s in plaats van het begrote pluviasysteem. Volgens HTO was een pluviasysteem constructief niet mogelijk.
2.15.
Partijen hebben overleggen hierover gehad onder meer op 6 februari 2023 en zij hebben allebei dienaangaande een eigen gespreksverslag opgesteld.
 HTO doet verslag onder meer – voor zover hier relevant – als volgt:
“De volgende punten zijn besproken & overeen gekomen t.w.:
1. Als extra toplaag op de 220mm EPS dakisolatie wordt een 30 mm dikke PIR plaat aangebracht met als reden dat de dakopbouw hierdoor geschikt is om in een later stadium zonnepanelen te plaatsen (drukvastheid & brandwerendheid), deze opbouw is door de aanwezigen akkoord bevonden. HTO zal bij de dakdekker een aangepaste Rc- & condensberekening opvragen;
2. Het gebouw wordt voorzien van 4 st. h.w.a’s (in de kleur wit) aan de buitenzijde van het gebouw (…), e.e.a. is aangeven op het bijgevoegde tekenwerk en door de aanwezigen akkoord bevonden;”
 De Stichting doet verslag onder meer – voor zover hier relevant – als volgt:
“Ik heb tijdens het gesprek duidelijk verteld dat wij als bestuur het niet eens zijn dat de dak isolatie gewijzigd is zonder ons op de hoogte hiervan te brengen. Ook meegedeeld dat wij als bestuur eisen dat de afgesproken isolatie op de offerte geplaatst gaat worden en geen 2 soorten isolatie gaat plaatsen. Ook verteld dat het ook de vereiste is van de verzekering in verband brandgevaar en ook dat ook de EPS isolatie niet geschikt is voor drukgewicht van de zonnepanelen. [naam 3] vertelde dat EPS een goede isolatie is en dat hij er bovenop de EPS nog een dun laagje PIR isolatie gaat plaatsen. Hij voegde toe dat het veilig is en ook verzekerbaar is.
[A] voegde toe dat hij het eens is met [naam 3] en dat deze methode van 2 dak isolatie(EPS/PIR) goed en veilig is en verzekerbaar is en de drukgewicht wil aan kan.
Na enige discussie heb ik gezegd dat het bestuur alsnog eist dat de dak volgens de afspraken geplaats gaat worden en met PIR isolatie geïsoleerd gaat worden. Bert Jan en [naam 3] hebben toen gezegd dat het niet meer kan omdat zij al de EPs besteld hebben en dat zij nu gewoon deze gaan plaatsen. Ik heb gezegd maar dat wij het niet willen en toen zei [naam 1] en [naam 3] dat zij dan met de bouwwerkzaamheden gaan stoppen. Ik heb toen gezegd dat het nu niet de bedoeling is om de werkzaamheden te gaan stoppen, en heb hun gevraagd of zij deze toezingen / garantie dat deze isolatie goed en geschikt is voor de moskeedak.
Zij hebben mij gezegd dat het prima product is en dat het zeer geschikt is voor het dak. De heer [A] beaamde dit ook.
Ik heb toen gezegd of zij dit schriftelijk willen vastleggen dat wat zij gezegd hebben goed is voor ons dak, zodat het moskee bestuur hiervoor akkoord kan geven.. Zij garanderende mij dat het goed is en dat [naam 1] het op schrift gaat zitten en naar mij gaat mailen.
Betreft pluvia systeem.
Ik heb gevraagd waarom HTO de pluvia systeem zoals eerder bepaald niet meer gaat aanbrengen . [naam 3] zei dat pluvia syteem niet geschikt was voor deze bouwconstructie en dat zij dit al eerder vanaf hebben gezien en dat het ook in de bouwtekening is gewijzigd.
Ik heb verteld dat wij hiervan niets wisten van de wijziging en dat zij graag deze systeem wilden.
De heer [A] heeft toen de technische kant uitgelegd dat het klopt wat [naam 3] /HTO zegt en dat deze pulvia systeem ongeschikt Is voor onze dak, omdat het extra gewicht mee zal brengen en de dak constructie gaat belasten en dat het beter is om gewoon dag goten te plaatsen.”
2.16.
Op 20 februari 2023 heeft een (tweede) werkoverleg plaatsgevonden tussen de Stichting, HTO en [A] . HTO heeft in haar (niet door partijen ondertekende) verslaglegging geschreven onder meer – voor zover hier relevant:
“De firma [C] is gestart met het aanbrengen van de 60mm EPS
achter het gevelstuckwerk (…)
Op de dakisolatie wordt als toplaag een extra 30mm dikke PIR laag aangebracht waardoor de dakopbouw geschikt wordt voor de plaatsing van zonnepanelen (drukvastheid & brandwerendheid). HTO heeft bij de dakdekker reeds een aangepaste Rc- & dampdiffusie berekening opgevraagd.
HTO heeft ASM [3] een monster behorende bij de opbouw van het gevelstuckwerk overhandigd met daarbij duidelijk aangeven dat dit een opbouw van het merk Strikolith is en dat hier het merk Sto wordt toegepast, de werkelijke opbouw wijkt af (b.v. kleur isolatie, korrel structuur, enz...). Dikte & laagopbouw komt overeen. Bij oplevering zal een garantiecertificaat van Sto verstrekt worden.
(…)
Het gebouw wordt voorzien van 4 st. h.w.a.'s in de kleur wit (2 st. op stramien 1 & 2 st. op stramien 5). E.e.a. staat op tekenwerk aangeven, reden hiervan is o.a. het gekozen afschot naar buiten toe, de overstek van de verdiepingsvloer & het dak & de bestaande aanwezige betonnen begane grondvloer waarin geen leidingwerk versleept kan worden.
2.17.
Naar aanleiding van een (derde) werkoverleg op 6 maart 2023 tussen de Stichting, HTO en [A] heeft HTO in haar (niet door partijen ondertekende) verslaglegging geschreven onder meer, voor zover hier relevant:
“Op de dakisolatie is als toplaag een extra 30mm dikke PIR Jaag aangebracht waardoor de dakopbouw geschikt is voor de plaatsing van zonnepanelen (drukvastheid & brandwerendheid). Mail HTO d.d. 27-02-23 met gewijzigde Rc- & bouwfysische berekening. Rc waarde is van 6,55 m2K/W naar 7,51 m2K/W gegaan.
WOL 3 Punt 2.1 => punt PIR / EPS is doorgesproken & door zowel [A] als HTO nogmaals toegelicht. Gevraagde garanties zal HTO t.z.t. verstrekken, de dakrand wordt afgewerkt met een blank wit aluminium daktrim. Onderdeel is voor een ieder duidelijk en afgehandeld.
(…)
Het gebouw wordt voorzien van 4 st. h.w.a.’s in de kleur wit (2 st. op stramien 1 & 2 st. op stramien 5). E.e.a. staat op tekenwerk aangeven, reden hiervan is o.a. het gekozen afschot naar buiten toe, de overstek van de verdiepingsvloer & het dak & de bestaande aanwezige betonnen begane grondvloer waarin geen leidingwerk versleept kan worden.
WOL 3 Punt 2.1 => punt h.w.a.’s is doorgesproken & door zowel [A] als HTO nogmaals toegelicht, afvoeren staan aangeven op tekenwerk [A] blad B-02 & B-03. Onderdeel is voor een ieder duidelijk en afgehandeld.
(…)
HTO geeft in WOL 3 nogmaals aan dat het gebouw niet in gebruik genomen mag /
kan worden wanneer de ruwbouw gereed is. Installaties zijn niet aanwezig &
voorzieningen tb.v. veiligheid (o.a. brandwerendheid, trappen, vluchtwegen, enz...)
zijn niet aangebracht Deze onderdelen zijn in onderling overleg ondergebracht in de
afbouw begroting. De Gemeente Assen moet het gebouw voor gebruik vrijgeven.
(…)”
2.18.
Op 9 maart 2023 heeft de Stichting nieuwe klachten geuit: de minaret was volgens haar niet opgebouwd volgens de vergunnings-/detailtekeningen van [A] en bestond uit EPS in plaats van staal/steen (dan wel CEMPANEL, zo begrijpt de rechtbank).
2.19.
Op 16 en 31 maart 2023 heeft HTO aan de Stichting toegezonden de facturen van respectievelijk de 19e termijn en de slottermijn ten bedrage van respectievelijk € 46.500,00 inclusief BTW en € 51.198,00 inclusief BTW (bij elkaar opgeteld: € 97.698,00). Deze facturen zijn door de Stichting onbetaald gelaten.
2.20.
Naar aanleiding van een (vierde) werkoverleg op 20 maart 2023 tussen de Stichting, HTO en [A] heeft HTO in haar (niet door partijen ondertekende) verslaglegging geschreven onder meer, voor zover hier relevant:
“ASM geeft aan dat het gebouw volgens hun mening afwijkt van het ontwerp en toont dit aan d.m.v. een impressie. Deze impressie blijkt een oude uitwerking welke op aangeven van de Gemeente Assen is gewijzigd omdat op dit ontwerp geen vergunning verleend zou worden. De wijzigingen zijn verwerkt op tekening waarop de vergunning is verleend, op basis van deze laatste tekeningen wordt het gebouw gerealiseerd met uitzondering van enkele bouwkundige wijzigingen welke in onderling overleg zijn doorgevoerd. Deze zijn doorgevoerd omdat enkel zaken bouwkundig niet mogelijk waren. Zowel HTO als [A] geven aan dat het gebouw gerealiseerd wordt op basis van gegevens waarop de bouwvergunning is verstrekt. De Gemeente houdt tevens toezicht dat dit ook daadwerkelijk gebeurd.(…)”
2.21.
De Stichting heeft zich nadien – onder meer nadat de steigers en steigernetten om het casco gebouw begin april 2023 zijn weggehaald – per e-mail van 12 april 2023 aanvullend beklaagd over onder meer:
  • de verhoogde staalprijs die HTO in de eerdergenoemde meerwerknota heeft doorberekend;
  • de kleur van de windverbanden;
  • het gevelaanzicht/de gevelkozijnen;
  • een dunnere spouwmuurisolatie (Kingspan Kooltherm), althans betreft dit volgens haar minderwerk.
2.22.
Op 13 april 2023 heeft de gemeente het werk beoordeeld. Haar bevindingen tot dan toe verwoordt zij per e-mailbericht van 14 april 2023 van de [naam 2] (toezichthouder) aan de Stichting als volgt:
“Naar aanleiding van mijn bezoek op 13-4-2023 aan de as-soennah moskee te Assen hierbij mijn bevindingen tot nu toe:
• Het toepassen van een dunnere Kooltherm Kingspan isolatie (80 mm) is voor de gemeente alleen akkoord als hiermee de, in de vergunning aangegeven, totale RC-waarde van de spouwmuur van 4,6 Kw/m2 wordt gehaald. Dit dient door de aannemer aangetoond en aangeleverd te worden.
• Het toepassen van een andere dakisolatie is voor de gemeente ook alleen akkoord als hiermee de, in de vergunning aangegeven, RC-waarde van 6,55 Kw/m2 wordt gehaald. Dit dient door de aannemer aangetoond en aangeleverd te worden.
• De minaret is niet uitgevoerd/opgebouwd volgens de omgevingsvergunning. Graag ontvangen (ter beoordeling) een gewijzigde detailtekening van de minaret.
• De wijziging van de gevelkozijnen was/is niet bekend bij de gemeente Assen. Een dergelijke wijziging van het gevelbeeld (kozijnen) dient voor de uitvoering van de
werkzaamheden ter goedkeuring te worden aangeleverd bij de gemeente Assen. U heeft
voor deze wijziging een aantal mogelijkheden. U dient een aanvraag in voor een wijziging
van de reeds verleende omgevingsvergunning. Hierbij dient u gewijzigde tekeningen (met
eventueel foto’s) of een alternatieve oplossing qua uiterlijk in. De wijziging zal dan worden beoordeeld. Als de gemeente niet akkoord gaat met de wijziging, zullen de kozijnen (incl. gekleurd glas) uitgevoerd moeten worden volgens omgevingsvergunning 02022-0084. De andere mogelijkheid is om de gevels/kozijnen aan te laten passen en uit te voeren volgens omgevingsvergunning 02022-0084.
• De wijze van afvoeren van het hemelwater van het dak dient mede beoordeeld te worden door de constructeur. Dit heeft te maken met een eventuele waterberging die kan ontstaan op het dak. Verder kunnen er in het besluit van de riool aansluit vergunning ook nog voorwaarden worden opgenomen met betrekking tot het systeem dat wordt gebruikt.(…)”
2.23.
Op 14 april 2023 heeft HTO samen met [A] een vooroplevering van het werk gedaan. De Stichting was hiervoor eveneens uitgenodigd maar niet aanwezig. Op 17 april 2023 heeft HTO een ‘vooropleverlijst’/vooropleverrapport en een planning van resterende werkzaamheden met De Stichting en [A] gedeeld. Op 19 april 2023 heeft De Stichting de hiervoor genoemde bevindingen van de gemeente met HTO en [A] gedeeld. HTO heeft daarop laten weten dat de isolatiewaarden gehaald worden en dat de overige vragen door haar samen met [A] beantwoord zullen worden. Vervolgens stelt HTO op 24 april 2023 een aantal data voor ten behoeve van een eindoplevering na de laatste werkzaamheden. De Stichting heeft laten weten daar niet mee in te kunnen stemmen omdat pas kan worden opgeleverd als er conform de vergunningen en de overeenkomst is gebouwd.
2.24.
Op 26 april 2023 worden partijen het eens om een gezamenlijke deskundige in te schakelen die het werk zal beoordelen. Die hebben zij gevonden in de persoon van ing. [naam 4] . Tussen partijen is daarna wel discussie ontstaan welke stukken onderdeel uit moeten maken van het onderzoek. De Stichting heeft vervolgens besloten zelf de opdracht aan [naam 4] door te zetten en heeft daarbij naast de tekeningen en berekeningen behorende bij de omgevingsvergunning (ook) de tekeningen die volgens HTO leidend zijn aan de deskundige verzonden.
2.25.
Op 1 en 5 mei heeft HTO richting de gemeente op diens bevindingen gereageerd. Kort samengevat stelt zij daarin met berekeningen – onder andere met een dakinspectierapport van 5 april 2023 van inspecteur [naam 7] – dat aan de gevraagde isolatiewaardes wordt voldaan, dat alleen de buitenlaag van de minaret is gewijzigd (EPS in plaats van Cempanel), dat het beoogde gevelkozijn niet kon worden gerealiseerd vanwege constructieve obstakels en dat het werk is gerealiseerd conform de omgevingsvergunning en dat knelpunten in overleg zijn aangepast met als gevolg dat deze aanpassingen verbeteringen zijn in/aan het ontwerp.
2.26.
Op 10 mei 2023 heeft de gemeente per e-mailbericht laten weten eerst nog even niets te doen (mede) omdat het gebouw nog niet helemaal klaar is. Zij wijst de Stichting op de mogelijkheid een civiele zaak te beginnen om het gebouw alsnog aan te laten passen volgens de opdracht/omgevingsvergunning.
2.27.
Op 12 juni 2023 heeft [naam 4] het pand in aanwezigheid van partijen bezichtigd en partijen over de bouw bevraagd.
2.28.
Op 27 juni 2023 heeft HTO aangekondigd de resterende werkzaamheden (betreffende o.m. het plaatsen van resterende glas en een te vervangen kozijn) afgerond te hebben en dat het opgedragen werk daarmee klaar is.
2.29.
Op 26 juli 2023 heeft [naam 4] zijn rapport inclusief foto’s uitgebracht. Dit rapport heeft hij op 31 augustus 2023 aangevuld. [naam 4] rapporteert onder meer – voor zover hier relevant – dat:
  • er niet slecht is gebouwd;
  • de gevelkozijnen (die gehalveerd zijn), minaret en de windverbanden niet zijn uitgevoerd conform de vergunningstekening;
  • bij de opbouw van de gevel anders dan in de detailtekening CEMPANEL niet is toegepast. Door HTO dient daarom aangetoond te worden dat aan de eisen uit de vergunning, waaronder de Rc-waarde, wordt voldaan. [naam 4] gaat niet mee in de redenering van HTO dat dit nodig was om scheurvorming te voorkomen omdat dit opgelost kan worden met het aanbrengen van glasvlies. Het niet toepassen van CEMPANEL levert een besparing op, maar CEMPANEL is niet in de begroting opgenomen. Verder is in plaats van korrel 1,5 mm een toplaag van 3 mm aangebracht waarvoor een minderprijs afgegeven dient te worden. De afdekking van de minaret is volgens [naam 4] niet duurzaam;
  • op de begane grond ter plaatse van de sanitaire ruimtes ondoorzichtig glas dient te worden geplaatst
  • een panieksluiting ontbreekt zoals in het Bouwbesluit 2012 voorgeschreven is bij de onderhavige bezettingsgraad van de moskee;
  • er weliswaar conform de begroting van HTO sandwichpanelen zijn toegepast maar op de vergunningstekening staat dat er COLORBEL® geleverd dient te worden, hetgeen alsnog zal moeten gebeuren;
  • er in plaats van een pluvia-systeem buitenom HWA’s geplaatst zijn zonder dat dit in de begroting is verrekend. De gemeente heeft nog geen herbeoordeling kunnen maken (o.m. voor de constructie en ten opzichte van de rioolaansluitvergunning). Daarnaast is de Stichting niet tevreden over de toegepaste bevestigingsbeugels, zodat HTO een andere montage dient voor te stellen. De HWA bij de minaret ontbreekt nog.
  • De (4) windverbanden bij de hoofdingang een niet op te heffen koudebrug van formaat zijn (en kunnen water/condens naar binnen doorlaten) en een aantal andere windverbanden voor de kozijnen in de gevels staat, terwijl die ook bij blinde stukken gevel geplaatst konden worden. HTO dient naar oplossingen te zoeken die door de constructeur en de gemeente gedragen worden, onder meer door het toepassen van twee (extra) kolommen in de ritmiek van de kozijnen voor wat betreft de constructie bij de hoofdingang. De gemeente dient ook gevraagd te worden of de gehanteerde afwijkende kleur (bruin ten opzichte van wit) toegestaan kan worden;
  • op het dak EPS is toegepast in plaats van PIR hetgeen niet conform de overeenkomst is maar wel goedkoper in aanschaf. HTO dient aan te tonen dat de vereiste Rc-waarde gehaald wordt. Doordat EPS dikker moet zijn, is de dakopstand te klein geworden;
  • in de gevels EPS is toegepast in plaats van glaswol hetgeen niet conform de overeenkomst en vergunning is maar wel goedkoper. Ook hier dient HTO aan te tonen dat de vereiste Rc-waardes gehaald worden en dient zij een voorstel tot verrekening aan de Stichting af te geven. [naam 4] noemt tevens (bij 5.4.3) dat in het metselwerk van bouwlaag 01 ander isolatiemateriaal is toegepast dan op de vergunningstekening beschreven staat
  • er geen afrekening heeft plaatsgevonden met betrekking tot een richtprijs van € 35.000,00 (bij 22 funderingspalen) ten behoeve van de (19 toegepaste) funderingspalen, de richtprijs voor de staalconstructie die 8 maanden eerder besteld zou worden en waarbij onderdelen dubbel in rekening worden gebracht;
  • een vereiste valbeveiliging op het dak ontbreekt alsmede een veilige toegang van binnenuit naar het (7 meter hoge) dak;
  • er bij HTO navraag is gedaan naar onder meer de isolatiewaarden van het toegepaste materiaal maar dat de beantwoording van HTO niet voldoende is.
  • er (een) onduidelijke stelpost(en) in de begroting van HTO zit ten bedrage van € 8.023,50;
  • er aanpassingen moeten worden verricht wat betreft een koof tussen de gevelkozijnen en de vloer, de draaikiepramen slechts 10 centimeter in de draaistand open mogen (kiepstand wel zoals gebruikelijk), er ventilatieroosters in de kozijnen ontbreken, er nog een vluchttrap ontbreekt (€ 0,00 in de begroting).
[naam 4] raamt herstel/aanpassing op een totaalbedrag uit van € 335.833,- inclusief BTW. Dit bedrag bestaat uit:
  • Herstelkosten € 133.184,00
  • Minderprijzen € 101.500,00
  • Pluvia i.p.v. HWA € 2.500,00
  • Nog uit te voeren (trappen en HWA minaret): € 4.163,00
  • Staartkosten € 36.202,00
  • BTW € 58.285,00.
2.30.
Op 27 juli 2023 heeft de Stichting per brief HTO in gebreke gesteld naar aanleiding van de conclusies die [naam 4] in zijn rapport heeft getrokken. HTO wordt in de brief verzocht om binnen drie weken schriftelijk te bevestigen dat zij het werk binnen twee maanden uitvoert, herstelt en oplevert conform het deskundigenrapport en dus ook de vergunning van de gemeente, bij gebreke waarvan de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden wordt en de Stichting een derde zal inschakelen om het werk af te maken. Zij stelt HTO aansprakelijk voor alle geleden en te lijden schade. De Stichting geeft ook aan ter afwikkeling van de kwestie akkoord te kunnen gaan met een vergoeding voor de vervangende en aanvullende schade ad € 238.833,00 indien HTO binnen zeven dagen schriftelijk eveneens hiermee akkoord gaat.
2.31.
Op 28 augustus 2023 heeft HTO per e-mailbericht aan de Stichting aangegeven zich niet in de bevindingen van de deskundige te kunnen vinden mede omdat HTO bij [naam 4] diverse gegevens heeft aangeleverd die niet in het rapport zijn verwerkt. HTO kondigt tevens een contra-expertise aan.
2.32.
Op 7 september 2023 heeft de Stichting de overeenkomst ontbonden en vervangende en aanvullende schadevergoeding alsmede deels een terugbetaling gevorderd.
2.33.
Op 12 september 2023 heeft HTO buitengerechtelijk verweer gevoerd en opnieuw een contra-expertise aangekondigd.
2.34.
Op 10 oktober 2023 heeft de Stichting beslag laten leggen op de bankrekeningen van HTO. HTO heeft daarna getracht door middel van een kort geding procedure bij de voorzieningenrechter het beslag eraf te krijgen, maar de voorzieningenrechter is daarin niet meegegaan.
2.35.
Op 17 oktober 2023 reageert [A] per brief op een schrijven van de Stichting van 11 oktober 2023. [6] [A] geeft daarin onder meer – voor zover hier relevant – aan:
“In bovengenoemde brief stelt u dat wij aanwezig zijn geweest bij meerdere overleggen met
de aannemer en het bestuur en wij in nauw overleg zouden staan met de aannemer. Wij
hebben in eerste instantie uitsluitend de werkzaamheden verricht zoals aangeboden en in
opdracht genomen zoals omschreven in onze offerte van 11 februari 2021. Wij hebben geen
aanbieding gedaan voor, directievoering, bouwbegeleiding, bouwvergaderingen, oplevering
of kostenbewaking. Dat wij in de genoemde fase bij de gesprekken aanwezig waren was
voor ons van belang omdat wij nog in het vergunningstraject zaten. In deze fase waren wij
voor het ontvankelijk maken van de vergunningsaanvraag nog enkele gegevens nodig.
Doordat de aannemer opdrachtgever was van de constructeur werden ons via de aannemer
nog gegevens aangereikt zoals tekeningen van derden, constructiegegevens en
kwaliteitsverklaringen. Ook bleef het bestuur van de stichting maar wijzigingen doorvoeren
welke wij steeds maar weer hebben gemuteerd op de tekeningen. In deze fase is door
aannemer HTO een begroting opgesteld en zat er nog een groot gat tussen de begroting en
het beschikbaar budget. Wij hebben in het tot stand komen van de begroting noch in de
overeenkomsten, bezuinigingen en afspraken geen primaire rol gehad. Voor ons was het
zaak om de aanvraag volledig en ontvankelijk te krijgen. Dat wij na het verlenen van de
vergunning af en toe zijn aangeschoven deden wij puur uit coulance voor de stichting. Dit
kwam mede omdat wij de voorbereiding in goede harmonie hebben uitgevoerd en trots
waren op het ontwerp welke wij tot stand hebben gebracht. Deze trots getuigt mede uit het
feit dat wij belangeloos zelfs een presentatie hebben gehouden op één van de benefietavonden van de Stichting As- Soennah Moskee.
U geeft aan dat de aannemer in april 2023 wilde opleveren maar dat de opdrachtgever dit
heeft geweigerd omdat dat de gemeente van mening is dat er niet volgens de vergunning is
gebouwd. Hierover is, omdat het uitvoering betreft, mailcontact geweest tussen de
aannemer en de toezichthouder van de gemeente waarbij door de aannemer de benodigde
en gevraagde informatie aan de gemeente is verstrekt. Ter kennisneming zijn wij in de cc
meegenomen, maar dit betrof in hoofdzaak technische uitvoeringszaken. Voor zover ons
bekend zijn deze aanpassingen daarmee gepareerd en gelijkwaardig uitgevoerd en waren
bekend bij de opdrachtgever. Wij hebben geen rechtstreekse correspondentie van de
gemeente ontvangen waaruit blijkt dat er een aanvraag omgevingsvergunning ingediend zou
moeten worden voor “het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan”. Ook hebben wij hierover
geen overleg gevoerd met de gemeente. In OLO zijn wij nog steeds gemachtigd en zouden
in het kader van de Omgevingsvergunning rechtstreeks bericht moeten ontvangen.
Dit in tegenstelling tot wat u stelt dat er "een gewijzigde vergunning aangevraagd dient te
worden" Deze wijzigingen zijn wat ons betreft als ontwerper van het gebouw voor de
uitstraling van ondergeschikt belang en hebben een technisch oorzakelijk verband wat voor
kan komen wanneer er een deel van het gebouw bestaand blijft. Wij vinden nog steeds het
gebouw de uitstraling hebben zoals wij dit hebben bedoeld. Afwijkende zaken welke u
opsomt alsmede verrekening van meer- en minderwerk zal er mee te maken hebben dat
uitvoering, volgens overeenkomst, in fasen wordt gedaan. Daarbij is het gebouw nog niet
afgebouwd en is deze fasering een afspraak tussen aannemer en opdrachtgever.
Zoals al aangegeven valt bouwbegeleiding buiten onze opdracht evenals een beoordeling
dan wel bewaking van kosten. Wel hadden wij natuurlijk graag gezien dat het gebouw al was afgebouwd, ingericht en in gebruik genomen.
Op uw vraag hoe u mijn opmerking moet opvatten waarbij ik heb aangegeven dat
doorgevoerde wijzigingen van ondergeschikt belang zijn kan ik u het volgende toelichten.
Deze opmerking komt uit een mailwisseling welke ik heb gevoerd met de heer [naam 4] ,
welke blijkbaar als deskundige is ingehuurd voor het ontstane conflict. Deze opmerking is
gemaakt op een concrete vraag over de Minaret (zie bijgevoegd mailcontact). Samenvattend
is de afwijking op dit onderdeel naar mijn mening ondergeschikt omdat,
• De uiterlijke verschijningsvorm in hoofdopzet hetzelfde blijft,
• De afmeting, hoogte en breedte niet wijzigen. Dit is ook een pré omdat voor de hoogte een vrijstellingsprocedure van het bestemmingsplan is doorgevoerd;
• De kleurstelling en figuratie niet is gewijzigd,
• Dit onderdeel niet Bouwbesluit toetsbaar is dus eventuele afwijkingen niet afwijken van het Bouwbesluit;
• De hoofdconstructie niet is gewijzigd.
Bovengenoemde motivatie is behoudens de afwerking, bekroning, van de bovenkant. Dit
zouden wij nog graag uitgevoerd zien zoals door ons is voorgesteld, omdat dit een
essentieel onderdeel is van het ontwerp. Dit heb ik ook aan de heer [naam 4] aangegeven.
Mocht dit door de Stichting toch op een andere wijze worden ingevuld worden wij als
ontwerper hier graag in gekend. De vraag of er in overleg met mij afwijkend is gebouwd, is
aangaande het ontwerp correct. Dit betreffen ontwerptechnisch voor ons geen ernstige
afwijkingen welke het ontwerp teniet doen en hebben een technische onderbouwing welke
door de aannemer is besproken met de opdrachtgever. Wij vinden dit geen aantasting van
het Octrooirecht welke wij op het ontwerp hebben en kunnen dan ook met deze wijzigingen
akkoord gaan. Wij zien gelet op bovenstaande uitleg niet in waarom wij medeaansprakelijk
zouden zijn voor het ontstane conflict.(…)”
2.36.
Op 9 oktober 2023 heeft (ing. [naam 5] , schade-expert, van) [G] (hierna: [G] ) een inspectie van het werk uitgevoerd. Op 21 december 2023 heeft [G] een rapport uitgebracht. Blijkens dat rapport was de Stichting bij de inspectie eveneens vertegenwoordigd, alsmede was [naam 4] aanwezig. [G] rapporteert onder meer – voor zover hier relevant:
  • dat er geen bouwtechnische gebreken zijn;
  • dat [naam 4] niet de antwoorden die HTO op vragen heeft gegeven in zijn rapport heeft verwerkt;
  • dat de gevelkozijnen weliswaar afwijken van de tekeningen bij de vergunning, maar dat vooralsnog van een afwijzing van de gemeente niet gebleken is. De reden van afwijking was bouwtechnisch. Het in de vergunningstekening getekende (niet geïsoleerde) paneel sloot aan tegen de verdiepingsvloer en een stalen ligger, dat zou leiden tot koudebruggen. Ook was er geen constructieve ondersteuning te creëren voor het profiel van de panelen.
  • dat hetzelfde geldt voor de opbouw van de minaret daar waar geen CEMPANEL is toegepast. Reden voor de wijziging hier was dat er een kans op scheurvorming zou zijn. Op advies van STO (leverancier gevelstucwerk) is in plaats daarvan EPS gebruikt. Uit de berekening die HTO (ook bij [naam 4] ) heeft overgelegd blijkt dat de totale gevelconstructie aan de vereiste isolatiewaarde voldoet;
  • dat de windverbanden op de positie zijn aangebracht conform de vergunningstekening dan wel constructief noodzakelijk zijn. Slechts de kleur daarvan wijkt af van de vergunning in overleg met onder meer de afdeling Welstand van de gemeente. Er is geen informatie voorhanden dat de gemeente dit afkeurt. De windverbanden aan de voorzijde leveren inderdaad koudebruggen op, maar geen strijd met de vereiste isolatiewaarde, en HTO heeft daarvoor al een voorstel gedaan om dit met PUR te verhelpen;
  • dat extra panieksluitingen, een valbeveiliging en veilige toegang tot het dak meerwerk zou opleveren;
  • dat HTO met een berekening van de constructeur heeft aangetoond dat het HWA systeem voldoet. Dit is door de gemeente niet afgewezen. De toegepaste beugels zijn bouwtechnisch deugdelijk;
  • dat HTO met berekeningen heeft aangetoond dat de dakisolatie aan de vereiste Rc-waarde voldoet. Het EPS hoeft niet dikker te zijn zoals [naam 4] stelt en een hogere dakopstand is daarom niet nodig;
  • dat zonder destructief onderzoek niet vastgesteld kan worden dat in de spouw van de gevels geen glaswol is toegepast hetgeen volgens HTO wel is gedaan.
  • dat [naam 4] niet heeft toegelicht waaruit blijkt dat onderdelen van de staalconstructie dubbel in rekening zijn gebracht hetgeen [G] zelf niet vast heeft kunnen stellen. Ten tijde van de overeenkomst was bekend dat de werkelijke staalprijs bij bestelling kan afwijken.
  • dat in bepaalde (niet nader aangeduide) gevallen andere materialen zijn toegepast door HTO dan in de begroting omschreven dat verrekend zou moeten worden.
2.37.
Op 23 oktober 2023 heeft de Stichting de onderhavige dagvaarding uit laten brengen.
2.38.
Op 10 juni 2024 heeft [naam 4] in een (aanvullend) rapport op de bevindingen van [G] gereageerd. Kort samengevat handhaaft hij zijn bevinden. Uit de reactie blijkt dat [naam 4] niet bekend is met de e-mails die HTO op 1 en 5 mei 2023 aan de gemeente heeft toegezonden. Hij benoemt dat het ontbreken van een schriftelijke afwijzing nog niet betekent dat de gemeente het werk goedkeurt. Verder geeft hij aan geen destructief onderzoek te hebben gedaan maar ter zake zijn uitspraak te baseren op aangeleverd fotomateriaal. [7] Voorts licht hij toe dat de twee “bijgekomen” staalkolommen reeds in de offerte van HTO zijn meegenomen en dus – zo begrijpt de rechtbank – met de meerwerknota dubbel berekend zijn.
2.39.
Op 13 juni 2024 heeft de gemeente desgevraagd per e-mailbericht gereageerd op toelichtingen van HTO. De heer [naam 2] van de gemeente schrijft onder meer – voor zover hier relevant – het volgende:
“U vraagt ons om een bevestiging en een akkoord te geven op de ingeleverde stukken (bijlages) behorende bij de mail van 01-05-2023 van [naam 6] van HTO. Wij hebben destijds intern besloten en ook aangegeven dat wij niet zouden reageren op mails etc.
i.v.m. de (civiel-/privaatrechtelijke) rechtszaak tussen HTO en de Moskee, totdat de rechtszaak is afgerond. Om voortgang te houden in het proces (rechtszaak) hebben wij besloten om alleen een reactie te geven op.de volgende bijlages:
Berekening RC-waarde Spouwmuur:In de berekening wordt aangetoond dat er een Rc-waarde wordt gehaald van 4,65 m2 K/W. Het is voor ons aannemelijk dat minimale Rc-waarde van 4,6 m2 K/W volgens de omgevingsvergunning wordt behaald.
Bouwfysische berekening Dakopbouw 27-02-23:In de samenvatting wordt aangegeven dat er gedurende het jaar geen oppervlaktecondensatie voorkomt aan de binnenzijde van de constructie. Er is wel sprake is condensatie in de constructie. Deze is vastgesteld op de laagovergang tussen laag 2 (IKO-base 460P60) en laag 3 (Enertherm ALU dakisolatie). Hierbij is het oordeel van de hoeveelheid condensatie: Goed en het oordeel van de drogingscapaciteit: Goed (er is een drogingscapaciteit van 32.9 g/m2. In de berekening is een eventuele condensatie tussen laag 3 (Enertherm ALU dakisolatie) en laag 4 (EPS 100) niet meegenomen. Om condensatievorming in de isolatielaag te voorkomen is het verstandig om de meest dampopen isolatie (in dit geval EPS) aan de buitenzijde te plaatsen. Bij het plaatsen van de meest dampopen isolatie aan de binnenzijde wordt in de regel vaak aangegeven dat dan de R-waarde van het buitenste isolatiemateriaal dan minstens 1,5 x groter moet zijn het binnenste isolatiemateriaal. Dit is nu niet het geval. Voor een goede beoordeling ontvangen wij graag een aangepaste condensberekening waarin een eventuele
condensatie tussen laag 3 (Enertherm ALU dakisolatie) en laag 4 (EPS 100) in mee is genomen.
RC-Berekening [D] HSB Moskee:In de berekening wordt aangegeven dat er Glaswol Sys. 400 van 170 mm is toegepast in de HSB-wand. In de rapportage van de bouwtechnische controle door de dhr. [naam 4] op 2023-06-12 wordt onder punt 5.4.2
wordt aangegeven dat in de gevels geen glaswol is toegepast, maar EPS. Op dit moment is het ons niet helemaal duidelijk wat voor isolatie er is toegepast in de HSB-wand en kunnen wij de berekening niet beoordelen. Is er bij het wijzigen van de wandopbouw ook gekeken naar eventuele vorming van condensatie (dauwpunt) aan de binnenkant van de 60 mm PS-isolatie en kan dit aangetoond worden d.m.v. een berekening?
Wij hebben de overige mails en aangeleverde gegevens (nog) niet beoordeeld, omdat voor sommige wijzigingen een omgevingsvergunning of rioolaansluitvergunning noodzakelijk is. Deze aanvragen hebben wij nog niet ontvangen en eventuele opgenomen voorwaarden in deze (nog niet verleende) omgevingsvergunningen kunnen van invloed zijn op de beoordeling hiervan.”

3.De vordering en het verweer

in conventie
3.1.
Na vermeerdering van eis vordert de Stichting dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat HTO tekortgeschoten is in de nakoming van de met de Stichting gesloten overeenkomst;
II voor recht verklaart dat de overeenkomst met HTO rechtsgeldig is ontbonden;
III
Primair
HTO veroordeelt binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de Stichting te betalen een bedrag van € 238.135,15 (€ 335.833 – € 97.697,85) ter zake van het herstel van de gebreken en besparingen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus 2023;
Subsidiairindien de in de vergunning opgenomen isolatiewaardes niet gehaald worden en de gemeente niet instemt met de huidige opbouw van minaret, de gevel en het dak:
HTO veroordeelt binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de Stichting te betalen een bedrag van € 238.135,15 ter zake van het herstel van de gebreken en besparingen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus en HTO voorts veroordeelt tot de betaling van de kosten van vervanging van de gebruikte bouwmaterialen (EPS) door in de vergunning voorgeschreven bouwmaterialen (PIR) die wel aan de voorgeschreven isolatiewaarden voldoen, vast te stellen door een door de rechtbank te benoemen deskundige dan wel op te maken en te vereffenen volgens de wet;
IV HTO veroordeelt binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis de aanvullende schade aan de Stichting te betalen, te weten de kosten van vervangende huisvesting ten bedrage van € 71.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen deze termijn uitblijft;
V HTO veroordeelt tot betaling van het bedrag waarmee de kosten van de afbouw van de moskee na het voltooien van de oorspronkelijk met HTO overeengekomen werkzaamheden sinds april 2023 zijn gestegen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VI HTO veroordeelt binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis te betalen een bedrag van € 12.859,28 inclusief BTW ter zake van de deskundige kosten te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen deze termijn uitblijft;
VII HTO veroordeelt binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis te betalen een bedrag van € 44.104,78 inclusief BTW ter zake van de buitengerechtelijke kosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen deze termijn uitblijft;
VIII HTO te veroordelen in de kosten van deze procedure, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2.
De Stichting legt aan haar vordering ten grondslag dat HTO tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. Onderdeel van de aannemingsovereenkomst (productie 1 dagvaarding) zijn volgens haar de nadien gemaakte afspraken die geformaliseerd zijn door middel van de door de gemeente verstrekte omgevingsvergunning(en) en de daarbij horende (detail)tekeningen. Zij mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat HTO conform de vergunning zou bouwen. Zou dat laatste niet opgaan dan was HTO gehouden de Stichting voor afwijkingen ten opzichte van de vergunning te waarschuwen. HTO schiet tekort door een bouwwerk tot stand te brengen dat:
- niet voldoet aan de omgevingsvergunning;
- op onderdelen niet voldoet aan het Bouwbesluit en daardoor gebrekkig is;
- gebrekkig is ten aanzien van de windverbanden;
- thans nog steeds niet is opgeleverd terwijl de oplevering in april 2023 gepland stond.
HTO is daarbij volgens de Stichting in verzuim komen te verkeren omdat:
- het bouwwerk ondanks de geplande oplevering verre van gereed is;
- HTO haar onwil heeft geuit met haar gedrag en haar mededelingen, onder meer door thans alle verantwoordelijkheid omtrent de vergunning te ontkennen;
- zij geen gevolg heeft gegeven aan de ingebrekestelling van de Stichting van 27 juli 2023 nadat de Stichting vanaf februari 2023 al tevergeefs de klachten bij HTO kenbaar heeft gemaakt.
De Stichting heeft de klachten aan het bouwwerk onderbouwd met het deskundigenrapport van [naam 4] en de beoordeling van de gemeente.
Omdat HTO toerekenbaar tekortschiet stelt de Stichting gerechtigd te zijn de overeenkomst (de rechtbank begrijpt ter zitting: gedeeltelijk) te ontbinden en een (eveneens gedeeltelijke) vervangende alsmede aanvullende schadevergoeding te vorderen. HTO dient goedkeuring van de gemeente te verkrijgen voor het gebruiken van goedkopere materialen in strijd met de omgevingsvergunning met vermindering van de aanneemsom met de besparingen die dat HTO oplevert. Bij gebreke van een dergelijke goedkeuring dient HTO te worden veroordeeld in het alsnog juist toepassen van de voorgeschreven materialen, aldus de Stichting. De Stichting stelt verder dat er van HTO een onduidelijke meerwerknota is en dat de stelposten niet zijn gespecificeerd. De totale kosten worden door [naam 4] geraamd op een bedrag van € 335.833,00 inclusief BTW. [8]
De verdere schade bestaat naar eigen zeggen uit:
- de kosten van vervangende huisvesting van haar moskee vanaf april 2023 tot het moment dat haar moskee daadwerkelijk gereed is;
- de stijging van de bouwprijzen ter zake van de afbouw ten opzichte van het prijspeil daarvan in april 2023;
- de kosten van haar ingeschakelde deskundige ter vaststelling van haar schade en de buitengerechtelijke incassokosten van haar advocaat.
3.3.
HTO concludeert – samengevat – tot afwijzing van de vordering met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de Stichting in de kosten van deze procedure.
HTO voert aan dat de overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat het werk voor oplevering aangeboden is. Onder verwijzing naar het rapport van [G] voert zij aan dat het werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Het rapport weerlegt de bevindingen van [naam 4] waar het gaat om zijn bevindingen dat het werk op een aantal punten niet zou voldoen aan de eisen uit de omgevingsvergunning, aldus HTO. Zij schort haar (resterende) werkzaamheden op zolang de Stichting de laatste twee facturen ad (in totaal) € 97.698,00 onbetaald laat. Volgens HTO maken de voorwaarden in de omgevingsvergunning en de bijbehorende vergunningstekeningen en berekening van [A] geen onderdeel uit van de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk. Zij betwist dat zij ter zake een waarschuwingsplicht had en voert aan dat van haar niet kon worden verwacht de inhoud van de vergunningstukken te kennen of dat zij de afwijkingen had moeten opmerken en moeten melden bij de Stichting. Voor zover zij al waarschuwingsplichtig was doet zij met betrekking tot de gevelkozijnen een beroep op eigen schuld aan de zijde van de Stichting. [9] De door de Stichting ingeschakelde architect, [A] , heeft immers een ontwerp/tekening gemaakt die niet uitvoerbaar bleek, terwijl de Stichting pas na de volledige uitvoering (van de kozijnen) heeft geklaagd. Dat maakt dat de Stichting voor het overgrote deel heeft bijgedragen aan de schade zodat zij die zelf moet dragen, aldus HTO.
Voorts stelt HTO aangetoond te hebben aan de door de gemeente genoemde punten te hebben voldaan en dat eventuele wijzigingen tijdig met de Stichting zijn besproken en aan de gemeente zijn doorgegeven. HTO is naar eigen zeggen niet in verzuim komen te verkeren en aan de zijde van de Stichting is sprake van schuldeisersverzuim. Het werk is nog niet opgeleverd en er is nog geen overeengekomen fatale datum van oplevering verstreken. Haar prestaties zijn daarom nog niet opeisbaar. HTO moet naar eigen zeggen zo nodig nog in de gelegenheid worden gesteld na te komen en op te leveren. Maar nakoming houdt uitdrukkelijk niet in dat zij dan het hele werk opnieuw zou moeten uitvoeren hetgeen disproportioneel zou zijn. De ingebrekestelling die de Stichting op 27 juli 2023 heeft verzonden sorteert geen effect, omdat de daarin gegeven termijn mede gelet op de bouwvak onredelijke kort was. Er is dus geen verzuim en de ontbinding is daarom niet rechtsgeldig en moet als een opzegging worden beschouwd. HTO heeft dan recht op een afrekening ex artikel 7:764 (lid 2) BW. De vordering tot vervangende schadevergoeding strandt ook bij gebrek aan verzuim en is volgens HTO in ieder geval te hoog vastgesteld. HTO betwist de hoogte van de schade die de Stichting stelt te lijden.
in reconventie
3.4.
HTO vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Stichting veroordeelt tot betaling aan HTO:
I een bedrag van € 97.698,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente hierover (primair) vanaf 1 april 2023 dan wel (subsidiair) vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
II een bedrag van € 1.751,98 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
III een schadevergoeding van € 3.859,90 ter zake gemaakte deskundigenkosten te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
IV met veroordeling van de Stichting in de (na)kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.5.
HTO legt aan haar vordering nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk ten grondslag alsmede het overige dat zij in conventie heeft aangevoerd. De Stichting heeft nog niet volledig aan haar betalingsverplichting uit hoofde van die overeenkomst voldaan. De laatste twee door HTO verzonden facturen (zie overweging 2.19) ten bedrage van € 97.698,00 heeft de Stichting onbetaald gelaten. De Stichting verkeert ter zake sinds 1 april 2023 in verzuim, omdat de betalingstermijnen inmiddels ruimschoots zijn verstreken. HTO is nog bezig met het opstellen van de eindafrekening (verrekening meer- en minderwerk en stelposten). De Stichting is daarnaast buitengerechtelijke kosten verschuldigd alsmede de kosten van de contra-expertise die HTO heeft moeten maken, aldus HTO.
3.6.
De Stichting concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van HTO in de kosten van deze procedure.
Zij legt aan haar verweer ten grondslag hetgeen zij in conventie heeft gesteld. De onbetaald gelaten facturen waren nog niet opeisbaar, omdat het werk nog lang niet voor oplevering gereed was en er nog voor een fors bedrag aan werk uitgevoerd en hersteld moest worden. Zij hoeft bovendien niet meer te betalen doordat zij de overeenkomst gedeeltelijk heeft ontbonden zoals in conventie toegelicht en bovendien dient rekening te worden gehouden met de kosten die HTO moet betalen om de gebreken te herstellen.
De Stichting betwist te laat over het gebouwde te hebben geklaagd en dat er sprake zou zijn van eigen schuld. HTO heeft zich gecommitteerd een bouwwerk te bouwen conform de details en materialen van de omgevingsvergunning. De toepassing van (bijvoorbeeld) CEMPANEL en PIR stonden op de ontwerptekening die HTO bij zijn begroting heeft betrokken. De Stichting heeft niet ingestemd met wijzigingen die strijdigheid opleveren met de omgevingsvergunning.
De Stichting betwist dat HTO kosten voor de contra-deskundige en buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Zij is hiervoor verzekerd, aldus de Stichting.
zowel in conventie als in reconventie
3.7.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang daartussen zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
De Stichting heeft bezwaar gemaakt tegen de indiening van een akte uitlating van HTO met productie 53 op de rolzitting van 4 september 2024. Volgens de Stichting betreft deze productie in feite een nadere reactie op het rapport van [naam 4] , althans een aanvulling op de conclusie van antwoord die reeds bij die conclusie gegeven had kunnen worden. De rechtbank is van oordeel dat inderdaad sprake is van een stuk dat het bestek van een akte te buiten gaat en heeft de akte daarom geweigerd.
4.3.
De rechtbank overweegt voorts dat vast staat dat partijen een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten waarin HTO zich heeft verplicht een casco moskee te bouwen en de Stichting zich heeft verplicht om een aanneemsom van € 769.560,00 inclusief BTW te betalen. In dat opzicht is ook niet in geschil dat in ieder geval bij een deugdelijke oplevering de Stichting de nog openstaande facturen van HTO ad € 97.698,00 dient te betalen, zij het dat er volgens de Stichting nog een verrekening van meer-/minderwerk dient plaats te vinden. Ter zake heeft HTO aangegeven dat nog een eindafrekening zal moeten worden opgesteld. HTO heeft aangegeven dat het werk gereed is om opgeleverd te worden. Eventuele resterende werkzaamheden schort HTO op totdat de facturen zijn betaald. De Stichting werkt niet mee aan oplevering omdat zij stelt dat het werk nog niet gereed is. Tot die tijd zijn de facturen van HTO volgens de Stichting nog niet opeisbaar.
4.4.
Partijen twisten over de exacte inhoud van de overeenkomst en of dienovereenkomstig is gepresteerd. Partijen houdt onder meer verdeeld de vraag of de (stukken bij de) omgevingsvergunning onderdeel van de overeenkomst uitmaakt in die zin dat HTO gehouden is het werk op te leveren conform de vergunning. Volgens de Stichting is dat het geval dan wel had HTO haar moeten waarschuwen voor discrepanties in de overeenkomst en de omgevingsvergunning. HTO betwist dat.
4.5.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat vast staat dat HTO niet verantwoordelijk is voor de aanvraag van de omgevingsvergunning. Daarvoor heeft de Stichting [A] ingeschakeld. [A] heeft de aanvraag met bijbehorende stukken in twee fasen ingediend en daarop is de omgevingsvergunning door de gemeente – eveneens in twee fasen – verleend. In de opdrachtbevestiging van 16 december 2021 en/of in de begroting van HTO staat niet als zodanig expliciet genoemd dat de omgevingsvergunning (inclusief stukken) onderdeel van de overeenkomst uitmaakt. De rechtbank stelt echter vast dat de tekeningen (blad 01 t/m 07) die [A] aanvankelijk (ten behoeve van de omgevingsvergunning fase 1) heeft gemaakt wel expliciet onderdeel zijn van de (begroting bij de) overeenkomst. De rechtbank stelt verder vast dat de Stichting, HTO en [A] voorafgaand aan de opdrachtverlening en ook daarna veelvuldig met elkaar hebben gecorrespondeerd en samen (in welke hoedanigheid dan ook) betrokken zijn geweest in aanloop naar de aanvraag en verlening van de omgevingsvergunning (in twee fasen). Daarbij heeft HTO de constructietekening/-berekening op laten stellen (al dan niet op kosten van de Stichting). Hoe de onderlinge rolverdeling (bouwteam of volgens het zogenoemde ‘traditionele model’) ook moet worden gekwalificeerd, partijen hadden (uiteraard) de bedoeling dat HTO conform de vergunning zou gaan bouwen. Dat onderkent HTO in zoverre overigens ook.
4.6.
HTO heeft nog aangevoerd dat zij niet wist dat [A] andere stukken bij de aanvraag heeft ingediend dan die tussen partijen waren afgesproken. Zij stelt enkel de vergunningsbeschikking en niet ook de bijbehorende tekeningen te hebben gekregen. De rechtbank gaat daarin niet mee. De Stichting heeft als productie 49 overgelegd een tekening van [A] van 24 januari 2022 (zonder windverbanden bij de voorgevel, wel bij achter- en zijgevels) die door HTO is ondertekend en gestempeld op 2 mei 2022. De Stichting heeft verder ter zitting onweersproken en onder verwijzing naar productie 15 bij de dagvaarding naar voren gebracht dat HTO zelf in een e-mailbericht de nieuwe tekeningen heeft bijgevoegd. De rechtbank ziet dat in de genoemde productie terug in het e-mailbericht van HTO aan de Stichting van 9 februari 2023. HTO verwijst ook naar die tekeningen daar waar zij zegt dat (in plaats van een pluviasysteem) het HWA systeem is ingetekend. Daar wordt ook in de werkoverleggen tussen HTO, de Stichting en [A] aan gerefereerd, het derde werkoverleg in het bijzonder. Bij het vierde werkoverleg van 20 maart 2023 wordt expliciet genoemd dat de tekeningen in de tussentijd zijn gewijzigd en dat er gebouwd wordt op basis van de gegevens waarop de bouwvergunning is verstrekt. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat HTO de beschikking had over de andere tekeningen die [A] heeft gemaakt, zodat de rechtbank dat als uitgangspunt neemt bij haar verdere beoordeling.
4.7.
Dat betekent dat de Stichting er op mocht vertrouwen dat de uitvoering van de begrote werkzaamheden niet in strijd zouden zijn met de vergunningstekeningen tot dan toe (dat wil zeggen inclusief de tekeningen van na 12 augustus 2021 waarin de windverbanden bij de voorgevel reeds vervallen waren), alsmede dat zij door HTO gewaarschuwd zou worden indien de tekeningen van nadien een onverkorte uitvoering van de begrote werkzaamheden in de weg zou staan voor zover zij deze gewijzigde tekeningen kende of behoorde te kennen.
4.8.
Het voorgaande betekent echter niet dat de Stichting er zonder meer op mocht vertrouwen dat aanpassingen in de vergunningstekeningen ná de geaccepteerde begroting automatisch tot aanpassing van de overeenkomst zou leiden zonder dat daarover tussen partijen (een nadere) wilsovereenstemming was bereikt. De Stichting mocht naar het oordeel van de rechtbank dus niet verwachten dat onderdelen die niet in de begroting zijn meegenomen, maar die wel onderdeel uitmaken van de bouwvergunning, door HTO zouden worden verricht (zonder een prijsvermeerdering).
De windverbanden voorgevel
4.9.
Volgens de Stichting heeft HTO in strijd met de vergunning bij de voorgevel vier windverbanden (links en rechts van de hoofdentree, buiten en binnen) toegepast. Zij wijst erop dat in overleg met de commissie Welstand van de gemeente in plaats van die windverbanden er twee extra staalkolommen in het ontwerp zijn opgenomen en ook daadwerkelijk zijn geplaatst. De Stichting snapt niet waarom HTO én de windverbanden én de twee extra staalkolommen heeft geplaatst. Volgens [G] zouden de windverbanden zijn geplaatst conform de tekeningen van [D] Prefab van 14 september 2022, maar die stukken zijn niet ingebracht en horen volgens de Stichting ook niet bij de vergunning. De windverbanden moeten volgens [naam 4] worden verwijderd mede omdat deze koudebruggen vormen en vochtproblemen kunnen veroorzaken, aldus de Stichting. De begrote herstelkosten ten aanzien van de staalconstructie bedragen volgens de Stichting € 48.200,00 (exclusief staartkosten en BTW). Het herstelbedrag van de windverbanden ziet volgens de Stichting op het verplaatsen (zijgevel, waarover hierna meer) en verwijderen (voorgevel) van de windverbanden. [10]
4.10.
HTO betwist dat gekozen is voor twee extra stalen kolommen
in plaats vanwindverbanden. HTO kreeg daartoe naar eigen zeggen
aanvullendde opdracht. De windverbanden zijn conform de tekeningen die volgens haar onderdeel uitmaken van de overeenkomst van partijen. Indien het bij de voorgevel een gebrek betreft dient HTO naar eigen zeggen in de gelegenheid te worden gesteld het gebrek te herstellen waaronder het vullen van de koudebruggen met pur (indien sprake is van een koudebrug) en/of het overschilderen van de windverbanden in een andere kleur (indien Welstandscommissie niet akkoord zou gaan). Volgens HTO is een bedrag van € 40.000,00 of € 48.200,00 voor het verplaatsen/verhelpen van de windverbanden volledig uit de lucht gegrepen en buitengewoon ruw geschat.
4.11.
De rechtbank overweegt dat de windverbanden bij de voorgevel ten tijde van de opdracht van 16 december 2021 reeds in de toenmalige tekening(en) van [A] waren vervallen (anders dan de tekeningen die in de begroting zijn opgenomen). HTO heeft deze echter wel ten behoeve van de constructie laten doorrekenen en aangebracht. Zoals hiervoor overwogen wist of had HTO behoren te weten dat de windverbanden waren vervallen, zodat zij in zoverre niet overeenkomstig de opdracht en de verstrekte bouwvergunning heeft gebouwd. Dat er thans sprake is van een gebrek die verholpen moet worden staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende vast. HTO is ter zake ook in verzuim geraakt door geen gevolg te geven aan de ingebrekestelling van de zijde van de Stichting en schiet aldus tekort in de nakoming van haar verplichting uit de overeenkomst. In hoeverre echter dit gebrek leidt tot de gestelde schade is alleen op dit moment onvoldoende duidelijk.
4.12.
Om te beginnen is vooralsnog niet duidelijk of de twee extra staalkolommen de geplaatste windverbanden inderdaad overbodig (kunnen) maken. [naam 4] geeft zelf aan dat HTO deze (of een gewijzigde) bouwwijze aan de constructeur en de gemeente zal moeten voorleggen. Bovendien lijkt de vordering van de Stichting ervan uit te gaan dat de windverbanden allemaal verwijderd moeten worden en het wijzigen van de voorgevel, met verwijzing naar het rapport van [naam 4] . De rechtbank constateert echter dat de gemeente vooralsnog geen enkel bezwaar (kenbaar) heeft gemaakt tegen de huidige aanwezigheid van deze windverbanden en dat de Stichting – behalve de kleur – niet voorafgaand aan het rapport van [naam 4] over deze windverbanden richting HTO heeft geklaagd. De rechtbank is derhalve vooralsnog onvoldoende gebleken dat het verwijderen van alle windverbanden noodzakelijk is en dus dat de kosten tot verwijderen van de windverbanden toewijsbaar zijn. Wel duidelijk is dat de windverbanden hebben geleid tot koudebruggen, ten aanzien waarvan de schade op dit moment aannemelijk voorkomt.
4.13.
Tegen deze achtergrond stelt de rechtbank vast dat [naam 4] in zijn rapport een bedrag van € 40.000,00 begroot voor het verplaatsen van al deze windverbanden (inclusief die van linkerzijgevel, waarover hierna meer) maar ook voor het “wijzigen” van de voorgevel. Voor het vormen van een koudebrug en het niet waterdicht zijn begroot [naam 4] een bedrag aan herstelkosten van (1.200 + 7.000 =) € 8.200,00 (exclusief staartkosten en BTW). Vooralsnog ziet de rechtbank gelet op het voorgaande de noodzaak voor het verplaatsen van de windverbanden aan de voorzijde dus niet in, bij welke stand van zaken slechts het begrote bedrag van € 8.200,00 bij een eindvonnis toewijsbaar is. Tegen dat bedrag als zodanig heeft HTO geen zelfstandig verweer gevoerd. Partijen mogen zich over het voorgaande nog uitlaten.
Windverbanden zijgevel (en achtergevel)
4.14.
Volgens de Stichting heeft HTO verder in strijd met de vergunning bij de linkerzijgevel een windverband voor een kozijn toegepast. Deze moet volgens [naam 4] worden verplaatst (naar een ‘blind’ stuk gevel) en in een ander kleur (wit in plaats van bruin) worden uitgevoerd, aldus de Stichting. Voor wat betreft het windverband bij de linkerzijgevel overweegt de rechtbank dat HTO deze in strijd heeft gebouwd met zowel de aanvankelijke tekeningen (bij de begroting) als die van nadien. HTO heeft dit punt verder onweersproken gelaten. Derhalve staat wel vast dat HTO hier tekortgeschoten is (en in verzuim geraakt is). Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming ten aanzien van het windverband dat bij de achtergevel voor een kozijn is geplaatst. Dat is overeenkomstig de vergunningstekening.
4.15.
Het ontbreekt de rechtbank aan (gespecificeerde) gegevens om de schade te kunnen begroten voor het verplaatsen van enkel het windverband van de linkerzijgevel. [naam 4] heeft ter zake namelijk aangegeven dat ook hier een wijziging in overleg met de constructeur en de gemeente plaats zal moeten vinden. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten.
De gevelkozijnen en glazen
4.16.
De rechtbank overweegt dat vast staat dat de gevelkozijnen (en het bijbehorende glaswerk) anders zijn uitgevoerd dan op zowel de aanvankelijke als de latere vergunningstekeningen is ingetekend. Vast staat ook dat de gemeente heeft aangegeven vooralsnog niet akkoord te zijn voor wat betreft de huidige (gehalveerde) gevelkozijnen zonder een gewijzigde vergunningsaanvraag. De onderste panelen van de kozijnen op de verdieping zijn vervangen door gevelstucwerk dat gesausd is in een poging om aan het vereiste gevelaanzicht te voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank beantwoordt dat gelet op de uitlating van de gemeente niet aan de vergunning en ook esthetisch hoeft de Stichting dat niet te accepteren. HTO zal zoals zij stelt aan moeten tonen dat deze wijziging met de Stichting is overeengekomen. Ter zake heeft zij gesteld dat er sprake was van een fout in het ontwerp zoals [A] dat had aangeleverd waarvoor niet HTO maar de Stichting zelf verantwoordelijk is. Toen HTO tijdens de bouw deze fout ontdekt heeft, heeft zij naar eigen zeggen met de vertegenwoordigers van de Stichting en van [A] (en de leveranciers van de kozijnen en het stucwerk, [E] respectievelijk STO ) deze noodzakelijke wijziging besproken en ook afgesproken. Zij biedt daarvan bewijs aan. De Stichting betwist dit. HTO draagt de bewijslast en het bewijsrisico conform de hoofdregel van artikel 150 Rv. [11] Aan HTO zal daarom bewijs worden opgedragen dat de Stichting de onderhavige wijziging heeft aanvaard. Als HTO dit bewijs levert, is de conclusie dat de werkzaamheden van HTO wel aan de overeenkomst hebben beantwoord en ligt de verantwoordelijkheid voor (de uitvoering conform) een juiste vergunning in de onderhavige kwestie bij de Stichting. Slaagt HTO daarin niet dan is de conclusie dat zij een werkwijze heeft toegepast die niet aan de overeenkomst beantwoordt en is zij ter zake in verzuim geraakt. Het eigen schuld verweer van HTO gaat in dat geval naar het oordeel van de rechtbank ook niet op. Overigens heeft HTO met enkel de inhoud van de niet ondertekende bouwverslagen of de verklaring van [A] [12] het bewijs niet geleverd, alleen al omdat de Stichting de juistheid daarvan heeft betwist.
4.17.
Uit proceseconomische overwegingen gaat de rechtbank alvast in op de kosten die volgens de Stichting voor herstel van de gevelkozijnen nodig zijn. Volgens de Stichting gaat dat om een bedrag van € 37.359,00 (exclusief staartkosten en BTW). In het rapport van [naam 4] wordt uitgegaan van een bedrag van € 31.359,00 (exclusief staartkosten en BTW). Het verschil ad € 6.000,00 ziet op het toepassen van een (renolit)folie aan de buitenzijde van de kozijnen, maar daar heeft de Stichting zelf niets over gesteld. HTO heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in het door [naam 4] begrote bedrag van € 31.359,00 voor het geheel moeten vervangen van de kozijnen. Zij geeft aan dat enkel het onderste paneel (de rechtbank begrijpt: het huidige gesausde gevelstucwerk) in de kozijnen vervangen zou kunnen/moeten worden. Daar heeft de Stichting niet meer op gereageerd. De rechtbank begrijpt dat de kosten dan lager zouden moeten uitvallen. De rechtbank zal partijen ook op dit punt in de gelegenheid stellen zich daarover uit te laten.
4.18.
De rechtbank overweegt verder dat vast staat dat een deel van de glazen anders is uitgevoerd dan zowel op de aanvankelijke als latere vergunningstekeningen is ingetekend. HTO wijst er echter terecht op dat in haar begroting expliciet in plaats van colorbel glazen (de rechtbank begrijpt de onderste panelen op de begane grond) sandwichpanelen zijn begroot in afwijking van de toenmalige tekeningen. Daar heeft de Stichting haar akkoord op gegeven. HTO heeft onweersproken aangevoerd dat hier budgettaire redenen aan ten grondslag liggen. Zonder nadere toelichting vanuit de Stichting, die ontbreekt, kan de rechtbank daarom het standpunt van HTO volgen dat in dit geval de Stichting (of [A] namens haar) nagelaten heeft de tekeningen hierop ten behoeve van de vergunning aan te passen (dat wil zeggen: mét sandwichpanelen in plaats van colorbel glazen). Het enkele feit dat de uiteindelijke vergunningstekening is uitgegaan van colorbel glazen in plaats van sandwichpanelen brengt nog niet dat hierop de overeenkomst tussen partijen eveneens is aangepast en de Stichting op die manier zonder (de bespaarde) extra kosten alsnog colorbel glazen kan realiseren. Dit deel van de vordering zal dan ook bij eindvonnis worden afgewezen.
4.19.
Verder heeft HTO onweersproken aangevoerd dat in de begroting geen
ondoorzichtig glas is opgenomen ter plaatse van de sanitaire ruimtes op de begane grond. De ramen kunnen alsnog (in de huidige dan wel afbouwfase) met folie worden afgeplakt, maar dat betreft naar het oordeel van de rechtbank dan meerwerk. Ook dit deel van de vordering zal bij eindvonnis dus worden afgewezen.
De spouwisolatie
4.20.
Vast staat dat HTO een dunnere spouwisolatie heeft gehanteerd dan in haar begroting vermeld staat. Vast staat ook dat de Stichting – uiteindelijk – heeft kunnen instemmen met dunnere isolatie mits daarmee voldaan wordt aan de vereiste isolatiewaarden. Dat de dunnere spouwisolatie tot een te lage isolatiewaarde heeft geleid is door de Stichting naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd mede gelet op het verweer van HTO die naar een berekening ter zake verwijst waaruit volgt dat de vereiste isolatiewaarde gehaald wordt. [naam 4] stelt in ieder geval niet vast dat de vereiste isolatiewaarde niet gehaald wordt en heeft ook niet gereageerd op de genoemde berekening van HTO. De gemeente lijkt in haar e-mailbericht van 13 juni 2024 er ook van uit te gaan dat de vereiste isolatiewaarde wordt gehaald. De rechtbank gaat daarom aan dit onderdeel voorbij en dit deel van de vordering zal dan ook bij eindvonnis worden afgewezen.
Goedkoper materiaal dakisolatie en minaret/gevelopbouw
4.21.
De rechtbank stelt vast dat HTO anders dan in de tekening (ook die van 12 augustus 2021 bij fase 1, zoals HTO onderkent [13] ) met name EPS als dakisolatie heeft toegepast in plaats van enkel PIR isolatie. Dat is volgens de Stichting een goedkoper materiaal. Echter vast staat dat HTO in haar begroting reeds van EPS in plaats van PIR is uitgegaan. Indien het gebruik van EPS volstaat, levert dat naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen tekortkoming op noch een besparing (minderwerk).
De Stichting mocht wel verwachten dat de toegepaste dakisolatie zou voldoen aan de daaraan te stellen eisen in de vergunning (de isolatiewaarde). In dat verband is weliswaar gebleken dat na overleg met de Stichting HTO een 30 mm PIR isolatie laag boven op de EPS heeft geplaatst vanwege eventuele zonnepanelen in de toekomst. Daarmee is alleen nog niet gezegd dat de Stichting deze dakopbouw onvoorwaardelijk zou hebben geaccepteerd, zoals HTO nog stelt en de Stichting heeft betwist. HTO stelt dat deze instemming volgt uit het bouwverslag van de bespreking op (6 of) 20 februari 2023, maar de rechtbank leest dat daarin niet terug. Zie in dat verband ook het verslag dat de Stichting heeft opgesteld naar aanleiding van de bespreking van 6 februari 2023. [14] De rechtbank haalt uit de verslagen niet meer dan dat de Stichting met de huidige uitvoering van de dakisolatie akkoord kan gaan mits dit de goedkeuring van de gemeente krijgt. Ook in de onderhavige procedure heeft de Stichting aangegeven daarmee akkoord te kunnen gaan. Zonder deze goedkeuring is dus sprake van een toerekenbare tekortkoming van HTO waarvoor zij ook in verzuim is geraakt.
4.22.
Omdat zonder toestemming van de gemeente sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van HTO, ligt de bewijslast en het bewijsrisico dat aan de vereisten voldaan wordt bij HTO. Vast staat dat de gemeente reeds in haar e-mailbericht van 13 april 2023 [15] heeft laten weten akkoord te kunnen gaan indien de vereiste isolatiewaarde (6,55 Kw/m2) behaald wordt. De rechtbank stelt vast dat HTO zowel richting de gemeente als richting [naam 4] met het genoemde dakinspectierapport een berekening van de isolatiewaarde heeft overhandigd waaruit volgt dat ruimschoots hieraan wordt voldaan (7,51 Kw/m2), maar zowel de gemeente als [naam 4] hebben zich hierover (nog) niet uitgelaten. In dat verband blijkt uit de reactie van de gemeente van 13 juni 2024 [16] dat in de huidige berekeningen nog geen rekening gehouden is met – kort gezegd – de condensatieffecten tussen de lagen van de dakisolatie. Bij deze stand van zaken is het aan HTO om aan te tonen dat voldaan wordt aan de vereiste isolatiewaarde. Daarom zal aan HTO bewijs worden opgedragen.
4.23.
Met betrekking tot het weglaten van CEMPANEL in de gevelopbouw en/of minaret overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt ook hier vast dat CEMPANEL in de aanvankelijke en latere vergunningstekeningen is opgenomen, maar dat HTO daar geen gebruik van heeft gemaakt. HTO heeft CEMPANEL echter niet in haar begroting meegenomen, zodat het ontbreken daarvan geen besparing kan opleveren. Volgens HTO is in overleg met de Stichting – om budgettaire redenen – in plaats van CEMPANEL in de begroting onder paragraaf 24.02 opgenomen het gebruik van “osb 18 mm” [17] en/of glaswol en/of is er EPS gebruikt. De Stichting betwist dat niet. HTO heeft verder met betrekking tot de minaret aangegeven dat deze met EPS zou worden opgedikt. Dat blijkt volgens HTO uit de “toeslag brede band bovenzijde” en/of “toeslag brede minoret” zoals in de begroting genoemd (40.03 buiten gevelafwerking). Verder wijst HTO erop dat in de begroting is opgenomen dat voor de minaret spachtelputz stucwerk gebruikt zou worden. De rechtbank constateert dat de Stichting niet weerspreekt dat hiermee ook akkoord is gegaan en nog steeds akkoord is zolang de gemeente het goedkeurt. Dat betekent dat ook op dit punt HTO ander isolatiemateriaal heeft toegepast dan door [A] was ingetekend en de Stichting zoals eerdergenoemd erop mocht vertrouwen dat het bouwwerk aan de vergunningseisen voldoet. De bewijslast en het bewijsrisico dat aan de vereiste isolatiewaarde voldaan wordt ligt bij HTO. In dat verband geldt het volgende.
4.24.
Volgens de Stichting moet ter zake door HTO nog aangetoond worden dat hier de vereiste isolatiewaarde van 4.6 KW/M2 behaald wordt zolang de gemeente nog geen definitieve andersluidende beslissing over het gebruikte materiaal heeft genomen. De Stichting bestrijdt daarbij dat glaswol is toegepast met verwijzing naar het rapport van [naam 4] . Gevraagd (door [G] ) naar hoe [naam 4] dit zonder destructief onderzoek heeft kunnen constateren heeft [naam 4] aangegeven zich op foto’s te baseren, maar deze foto’s zijn niet in zijn rapport of in deze procedure ingebracht. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding te twijfelen dat HTO glaswol in de gevel heeft toegepast. HTO heeft ook hier aan [naam 4] en de gemeente een berekening doen toekomen waaruit volgt dat de vereiste isolatiewaarde voor de totale gevelconstructie wordt behaald (productie 43 bij de conclusie van antwoord, de berekening van [D] prefab conform NTA 8800, waaruit een isolatiewaarde volgt van 5,5). [naam 4] en de gemeente zijn hier (nog) niet op ingegaan. Gelet op deze onderbouwing van HTO acht de rechtbank het bewijs voorshands door HTO geleverd. De Stichting zal in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren.
Ontbrekende zaken (al dan niet in strijd met het Bouwbesluit)
4.25.
Vast staat dat er geen ventilatieroosters in de ramen van de moskee zijn aangebracht. Volgens de Stichting moeten deze worden toegepast omdat dit op de vergunningstekeningen staat en voorgeschreven is in het Bouwbesluit. HTO wijst er echter terecht op dat de ventilatieroosters niet in de begroting zijn opgenomen. HTO is daarom naar het oordeel van de rechtbank zonder een nadere opdracht/meerprijs niet gehouden de ventilatieroosters aan te brengen of de kosten daarvan te vergoeden. Hetzelfde geldt voor de vluchttrap, de valbeveiliging en/of veilige toegang tot het dak en de panieksluiting bij de deuren van de moskee. Als het Bouwbesluit bij een casco gebouw deze ontbrekende onderdelen voorschrijft dan zal de Stichting HTO (of een andere aannemer) moeten opdragen om deze zaken aan te brengen hetgeen kennelijk nog niet is gebeurd. Vast staat immers dat de moskee nog niet af(gebouwd) is. De vordering met betrekking tot deze onderdelen zullen daarom bij een eindvonnis worden afgewezen.
4.26.
Volgens de Stichting is de dakrand te laag en kost het herstel hiervan € 2.800,00 (exclusief staartkosten en BTW). Zij verwijst naar de bevinding van [naam 4] die aangeeft dat de dakopstand te klein geworden is omdat het toegepaste EPS dikker moet zijn en dat voor een verhoging van de dakrand de toestemming van de gemeente vereist is. De rechtbank constateert dat [naam 4] niet nader aanduidt hoeveel de dakrand te laag is. Verder leest de rechtbank in het door HTO overgelegde rapport van [G] dat EPS niet dikker hoeft te zijn om aan de isolatiewaarde te voldoen en dat een hogere dakopstand daarom niet nodig is. HTO heeft de bevinding van [naam 4] bovendien betwist met een verwijzing naar de antwoorden die zij op 29 juni 2023 op eerdere vragen van [naam 4] heeft gegeven en die niet in het rapport van [naam 4] zijn verwerkt (productie 29 dagvaarding). De rechtbank leest daarin terug dat [naam 4] vraagt (vraag 13) naar de daadwerkelijke hoogte van de dakrand ten opzichte van de dakbedekking. HTO geeft aan de hand van een tekening de maten aan en verwijst naar het eerdergenoemde dakinspectierapport waarin de dakrandafwerking is goedgekeurd. Van de Stichting had gelet op deze onderbouwde betwisting verlangd mogen worden dat zij haar vordering nader onderbouwd had. De rechtbank vindt op dit punt echter niets (concreet) terug in het rapport van [naam 4] . Bij deze gang van zaken is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende door de Stichting onderbouwd dat de dakrand te laag is. Dit deel van de vordering zal dan ook bij eindvonnis worden afgewezen.
De stelpost en de meerwerknota
4.27.
De rechtbank stelt vast dat de laatste pagina van de begroting een “totaal aan stelposten” noemt ten bedrage van € 8.023,50 zonder dat dit verder gespecificeerd is. Dat staat overigens pas genoemd onder de totale aanneemsom. Weliswaar heeft HTO niet kunnen ophelderen waar dit totaal aan stelposten op ziet, maar zij voert aan dat de Stichting niet onderbouwt wat het gevolg en de juridische grondslag daarvan is. De rechtbank gaat daarin mee omdat niet gesteld en ook niet gebleken is dat dit bedrag bij de Stichting in rekening is gebracht of dat dit bedrag betaald is. De rechtbank gaat daarom aan dit onderdeel voorbij en zal dit deel van de vordering bij een eindvonnis afwijzen.
4.28.
De Stichting stelt onder verwijzing naar het e-mailbericht van 17 december 2021 van HTO [18] ten onrechte de meerwerknota van 25 juli 2022 te hebben betaalt, nu de prijsverhogingen daarin gelet op de inhoud van het e-mailbericht voor rekening en risico dienen te komen van HTO. Bovendien wordt er dubbel gefactureerd met betrekking tot de extra twee staalkolommen waarmee in de begroting van HTO reeds rekening is gehouden, aldus de Stichting. HTO betwist dat.
De rechtbank leest in de meerwerknota terug dat het “meerwerk” is goedgekeurd in een bericht van 25 juli 2022. In de door de Stichting overgelegde WhatsApp correspondentie [19] van die dag leest de rechtbank terug dat de Stichting de staalprijs hoog vindt, maar dat zij – na een uitleg door HTO – schrijft dat het “zo dan maar moet”. De meerwerknota is ook door de Stichting betaald. HTO wijst er verder terecht op dat in de opdrachtbevestiging en/of begroting terug te lezen is dat zij gerechtigd is geweest om de prijsstijging van staal door te berekenen en dat dit kan afwijken van het offertebedrag. Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af het e-mailbericht van HTO van 17 december 2021 waar de Stichting een beroep op doet. Dat dit bericht ook betrekking heeft op staal is niet gebleken en wordt door HTO in ieder geval weersproken.
Met betrekking tot de twee extra staalkolommen (gevuld met beton) heeft HTO aangevoerd dat dit 2 extra bovenop de opdrachtbevestiging (17 in plaats van de 15 zoals in de begroting genoemd) zijn geweest hetgeen volgens haar ‘sowieso kosten’ betreft. De Stichting heeft daar naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende tegenin gebracht om anders te oordelen. Dat er dubbele kosten in rekening zijn gebracht is de rechtbank derhalve onvoldoende gebleken.
Bij deze stand van zaken oordeelt de rechtbank dat de Stichting de reeds betaalde meerwerknota verschuldigd is geweest. Dit deel van de vordering zal daarom bij een eindvonnis worden afgewezen.
Aantal funderingspalen
4.29.
Vast staat dat in plaats van de begrote 22 funderingspalen er uiteindelijk 19 palen zijn geleverd hetgeen volgens de Stichting HTO een besparing oplevert van € 4.773,00. HTO onderkent dat er sprake is van een minderwerkpost. [20] Zij zegt dat zij dit nog zal verrekenen in de eindafrekening. Naar het oordeel van de rechtbank is het genoemde bedrag derhalve bij een eindvonnis in conventie toewijsbaar of kan dit in mindering worden gebracht met een eventuele resterende betalingsverplichting van de Stichting in reconventie.
Het stucwerk
4.30.
Door een toplaag in korrel 1,5 mm in plaats van de overeengekomen 3 mm uit te voeren heeft HTO volgens de Stichting een besparing gerealiseerd van € 7.125,00. Volgens HTO blijkt uit niets dat bij de toplaag van de buitengevel met korrel 3 mm zou worden uitgevoerd (in plaats van 1,5 mm), zodat HTO de gehoudenheid hiertoe betwist. De Stichting laat na aan te wijzen waaruit blijkt dat partijen een toplaag met 3 mm korrels overeengekomen zijn. De rechtbank gaat daarom aan dit onderdeel voorbij en zal dit deel van de vordering bij een eindvonnis afwijzen.
HWA in plaats van pluvia systeem
4.31.
De rechtbank stelt vast dat de vergunningstekening uitgaat van het HWA systeem in plaats van een pluviasysteem. Dat heeft de gemeente goedgekeurd. Er zou nog een rioolaansluitvergunning nodig zijn die naar zeggen van de gemeente nog moet worden aangevraagd alsmede wil de gemeente een constructieve berekening van dit systeem zien. De bevindingen van de constructeur heeft HTO naar eigen zeggen met de gemeente gedeeld, maar daar is nog niet door de gemeente op gereageerd. In de dagvaarding geeft de Stichting thans slechts aan dat zij niet weet welke kosten zijn verbonden aan de wijziging van het pluviasysteem naar het HWA systeem en dat zij de bevestigingsbeugels niet mooi vindt. Het ligt op de weg van HTO om aan te tonen het systeem constructief voldoet aan de (vergunning)eisen. Daartoe is derhalve een goedkeuring van de gemeente vereist. Weliswaar stelt HTO dat dergelijke constructieberekeningen er zouden zijn en ook dat die naar de gemeente zouden zijn gestuurd, maar die stelling is niet nader onderbouwd, noch de stelling dat de gemeente de bouwwijze ook heeft goedgekeurd. Mocht die goedkeuring volgen, dan is – gelet op de stellingen van de Stichting – afdoende gebleken dat overeenkomstig de afspraken is gebouwd (immers volgens de vergunningstekening) en dient de Stichting de kosten van het systeem te voldoen. HTO wordt derhalve toegelaten met bewijs aan te tonen dat het HWA voldoet aan de daaraan te stellen constructieve eisen. De Stichting heeft overigens nog onweersproken gesteld dat op de minaret nog een HWA moet worden geplaatst ten bedrage van € 163,00 (exclusief staartkosten en BTW). Dat kan dus bij een eindvonnis worden toegewezen.
De ontbinding, vervangende en aanvullende schade
4.32.
Gelet op het voorgaande blijkt voorlopig dat HTO deels tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van partijen. Zij heeft de termijn(en) in de ingebrekestelling van de Stichting onbenut laten verstrijken en bovendien aangegeven dat wat haar betreft er deugdelijk is gepresteerd. Nu dat (gedeeltelijk) onjuist blijkt te zijn is HTO dan ook in verzuim geraakt. Omdat HTO het werk ter oplevering heeft aangeboden gaat de rechtbank niet mee in het argument van HTO dat de vordering tot nakoming nog niet opeisbaar zou zijn of dat er aan de zijde van de Stichting sprake is van schuldeisersverzuim. Het voorgaande betekent dat de Stichting vanaf het moment van verzuim in plaats van nakoming vervangende schadevergoeding kan vorderen ex artikel 6:87 BW, alsmede vertragingsschade ex artikel 6:74 jo. 6:85 BW. De rechtbank stelt het moment van verzuim vast op het verstrijken van de twee maanden termijn van de ingebrekestelling. De ingebrekestelling kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank tevens als de voor artikel 6:87 BW vereiste omzettingsverklaring. De toerekenbare tekortkomingen zijn ook grond om de overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden. Met betrekking tot dat laatste merkt de rechtbank op dat de Stichting dat bij dagvaarding ook vordert (met vervangende schadevergoeding), maar dat ter zitting is gebleken dat het om een gedeeltelijke ontbinding zou gaan. Voor de rechtbank is daarom niet inzichtelijk welk deel van de overeenkomst nog ontbonden wordt. Ook ter zake de nog openstaande facturen van HTO ziet de rechtbank dat de Stichting deze in haar petitum verrekend met hetgeen zij vordert. Partijen zullen zich ook op dit punt nader moeten uitlaten.
4.33.
Voor wat betreft de vertragingsschade vordert de Stichting onder meer huurkosten die zij moet betalen voor de vervangende huisvesting gedurende de bouw. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij daarvoor vanaf april 2023 maandelijks € 2.500,00 moet betalen en vanaf april 2024 € 2.750,00. De Stichting moest zich naar eigen zeggen verplichten tot een huurperiode tot en met 30 juni 2025. De totale kosten van de vervangende huisvesting bedragen daarmee volgens haar € 71.250,00. HTO doet ter zake een beroep op haar algemene voorwaarden AVA 2013 waarin volgens haar een bepaling is opgenomen waarin een gefixeerde schadevergoeding is overeengekomen. Hoewel dat op zichzelf door de Stichting niet weersproken wordt doet zij ter zitting een beroep op vernietiging van deze algemene voorwaarden omdat deze volgens haar nooit ter hand zijn gesteld. [21] Daar heeft HTO nog niet op gereageerd. In zijn reactie zal HTO specifieker moeten ingaan op welke bepaling zij zich beroept en daar mag de Stichting dan nog wat van vinden. Nog los van het voorgaande overweegt de rechtbank alvast dat zij nog niet inziet waarom HTO voor de volledige periode aansprakelijk kan worden gesteld, nu er immers nog een afbouwfase moet volgen terwijl de vaste huurperiode nog niet verstreken is. HTO is immers slechts vanaf het moment van verzuim vertragingsschade verschuldigd en in beginsel ook alleen over de maanden die de Stichting langer moet huren door een tekortkoming van HTO. Partijen zullen zich hierover dus nog uit moeten laten.
4.34.
Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van het voorgaande aangehouden. Dat gaat dan, in conventie, onder meer om de staartkosten, BTW, buitengerechtelijke kosten (waaronder de kosten voor het deskundigenonderzoek), de volgens de Stichting gestegen bouwprijzen voor de afbouw en, in reconventie, de facturen waarvan HTO betaling vordert, alsmede de andere kosten die HTO vordert.
Het verdere verloop van de procedure
4.35.
Resumerend ziet het vervolg van deze procedure er als volgt uit:
  • Partijen moeten zich nog uitlaten over de windverbanden zoals hiervoor bedoeld in de rechtsoverwegingen 4.13 en 4.15;
  • HTO dient te bewijzen dat partijen over de gewijzigde uitvoering van de gevelkozijnen overeenstemming hebben bereikt zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.16;
  • Partijen moeten zich nog uitlaten over de eventuele herstelkosten van de gevelkozijnen zoals hiervoor bedoeld in rechtsoverweging 4.17;
  • HTO dient te bewijzen dat voor wat betreft het dak voldaan wordt aan de vereiste isolatiewaarde zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.22;
  • De Stichting wordt in de gelegenheid gebracht om tegenbewijs te leveren voor wat betreft het voorshands geleverde bewijs omtrent de isolatiewaarde van de gevel zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.24;
  • HTO dient te bewijzen dat het HWA-systeem constructief voldoet aan de (vergunning)eisen zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.31;
  • Partijen moeten zich nog uitlaten over de vordering met betrekking tot de ontbinding van de overeenkomst zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.32;
  • Partijen moeten zich nog uitlaten over de vertragingsschade zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.33.
Ten behoeve van voorgaande punten zal de zaak worden verwezen naar de rol waarbij partijen gelijktijdig zich uit mogen laten. Daarna zullen zij een termijn krijgen om nog op elkaar te reageren.
4.36.
Uit het voorgaande blijkt dat er nog veel open eindes zijn en dat partijen bij verder procederen voorlopig nog niet klaar zijn. De kosten zullen aan beide kanten alleen maar verder toenemen. De rechtbank geeft partijen daarom wederom mee om met elkaar te praten om te bezien of zij de kwestie niet onderling, al dan niet samen met de gemeente, op kunnen lossen. Temeer omdat zij uit het voorgaande op kunnen maken dat zij financieel gezien misschien een stuk minder ver uit elkaar liggen dan het uitgangspunt ten tijde van de mondelinge behandeling is geweest.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank:
5.1.
stelt partijen in de gelegenheid zich op de rolzitting van
12 februari 2025uit te laten ten aanzien van hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.13, 4.15, 4.17, 4.32 en 4.33, waarna partijen de gelegenheid zullen krijgen om nog op elkaar te reageren;
5.2.
stelt de Stichting in de gelegenheid tegenbewijs te leveren zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.24;
5.3.
draagt HTO op te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat:
zij met de Stichting de huidige gewijzigde uitvoering van de gevelkozijnen is overeengekomen zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.16;
het dak voldoet aan de vereiste isolatiewaarde zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.22;
het HWA-systeem constructief voldoet aan de (vergunning)eisen zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.31;
5.4.
bepaalt dat partijen met betrekking tot het hiervoor bedoelde bewijs onder 5.2 en 5.3 zich op dezelfde rolzitting van
12 februari 2025uit kunnen laten of zij het bewijs willen leveren door het overleggen van stukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.5.
bepaalt dat, als een partij geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct op de rolzitting van
12 februari 2025in het geding moet brengen;
5.6.
bepaalt dat, als een partij
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
maart tot en met mei 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.7.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. S.B. van Baalen, in het gerechtsgebouw te Assen, Brinkstraat 4;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
c532/MS

Voetnoten

1.Door HTO bij conclusie van antwoord overgelegd als productie 3 t/m 11. De tekeningen die volgens de Stichting onderdeel van de vergunning uitmaken zijn bij dagvaarding overgelegd als productie 12.
2.Productie 23 bij dagvaarding.
3.Lees: de Stichting, toevoeging rechtbank.
4.De rechtbank begrijpt: in plaats van doorzichtig glas.
5.De rechtbank begrijpt dat dit ziet op een dunnere Kooltherm Kingspan (spouw)isolatie.
6.Productie 48 bij de conclusie van antwoord / Productie 42 conclusie van antwoord in het incident. De (inhoud van de) brief van de Stichting van 11 oktober 2023 waaraan wordt gerefereerd is de rechtbank niet bekend.
7.De rechtbank begrijpt ter zake de vraag of als isolatie glaswol in de gevel is toegepast. Het fotomateriaal waarnaar verwezen wordt ziet de rechtbank echter nergens terug.
8.Herstelkosten ad € 133.184,00, minderprijzen ad € 101.500,00, nog uit te voeren ad € 4.163,00 (trappen en HWA minaret), staartkosten ad € 36.202,00 en BTW ad € 58.285,00.
9.Artikel 6:101 BW. HTO wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad “KPI/Leba” (de rechtbank begrijpt met Ecli-nummer: ECLI:NL:HR:2002:AE8454).
10.Zie randnummer 8 in de pleitnota van de Stichting.
11.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
12.HTO verwijst naar de verklaring overgelegd bij conclusie van antwoord als productie 48, hiervoor geciteerd in overweging 2.35.
13.Zie randnummer 56 van de conclusie van antwoord in conventie.
14.Zie overweging 2.15.
15.Zie overweging 2.22.
16.Zie overweging 2.39.
17.De rechtbank begrijpt dat dit Oriented Strand Wood inhoudt, zoals [naam 4] in zijn rapport toelicht. HTO verwijst ter zake naar de begroting onder paragraaf 24.02.
18.Zie overweging 2.9.
19.Productie 10 bij dagvaarding.
20.Zie randnummer 110 van de conclusie van antwoord in conventie.
21.Randnummer 2 in de pleitnota van de Stichting.