ECLI:NL:RBNNE:2024:932
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van de kinderopvangtoeslag en de toepassing van het evenredigheidsbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2022 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen, die deze had vastgesteld op € 1.970,00 voor het jaar 2022. Eiser stelde dat hij de brief waarin de stopzetting van de kinderopvangtoeslag werd medegedeeld, niet had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 12 januari 2022 als een besluit kan worden aangemerkt, waartegen eiser geen bezwaar heeft gemaakt. Hierdoor staat het besluit in rechte vast.
De rechtbank heeft de verzendadministratie van de Belastingdienst beoordeeld en geconcludeerd dat deze aannemelijk maakt dat de brief aan eiser is verzonden. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij de brief niet heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de kinderopvangtoeslag slechts met drie maanden terugwerkende kracht kan worden toegekend, conform artikel 1.3, tweede lid, van de Wet kinderopvang (Wko). Eiser heeft aangevoerd dat hij pas aan het eind van het jaar het exacte aantal afgenomen uren kinderopvang heeft opgegeven, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere ingangsdatum rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.