Uitspraak
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Daarnaast heeft het college een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan verleend voor de sanitair units en de ontvangstunit met behulp van de kruimelregeling uit artikel 4, eerste lid van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Op grond van artikel 1, eerste lid, van Bijlage II bij het Bor werd onder bijbehorend bouwwerk verstaan: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Onder hoofdgebouw werd verstaan: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Uit de nota van toelichting en vaste rechtspraak [1] volgt dat met functionele verbondenheid, als bedoeld in de definitie van bijbehorend bouwwerk, wordt bedoeld dat sprake moet zijn van een gebruik van het bijbehorende bouwwerk dat in planologisch opzicht is gerelateerd aan het gebruik van het zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw.
Het enige hoofdgebouw op de betrokken percelen is een woning. De ontvangstunit ligt op hetzelfde kadastrale perceel als de woning, perceel 376. Dat perceel heeft deels een agrarische bestemming en deels een woon-bestemming. De ontvangstunit is voorzien in de agrarische bestemming. De sanitaire units liggen op kadastraal perceel 1183. Op dat kadastrale perceel is geen bebouwing aanwezig.
Uitde door vergunninghouder ingediende aanvraag volgt niet dat er sprake is van een functionele verbinding of een planologische relatie tussen de units en de woning. Dat, zoals het college op de zitting heeft gesteld, de eigenaar en bewoner van de woning ook de beheerder van de camping is, maakt niet dat de units functioneel verbonden zijn met de woning. De units staan immers niet ten dienste aan het woongenot van de beheerder, maar worden gebruikt voor het beheer van de camping. Het feit dat de beheerder van de camping in de woning woont is wellicht handig voor de bedrijfsvoering, maar dat maakt niet dat een bouwwerk ten behoeve van een camperplaats, functioneel verbonden is aan een woning. Verder is van belang dat de camperplaatsen en de daarbij behorende bouwwerken zelfstandig, ongeacht de aanwezigheid van de woning, kunnen worden gebruikt.
Uit de tekst van artikel 3.5.1 onder a van het bestemmingsplan volgt echter niet dat het maximum aantal van 6, zich beperkt tot nieuwe kampeerterreinen op gronden met de bestemming agrarisch. Uit de tekst van dit artikel volgt dat ook nieuwe kleinschalige kampeerterreinen op andere bestemmingen dan agrarisch, meetellen bij de beoordeling of aan de toepassingsvoorwaarde is voldaan. Nu het kampeerterrein aan de [adres 1], het 7e nieuwe terrein voor kleinschalig kamperen is, wordt niet voldaan aan toepassingsvoorwaarde 3 en was het college niet bevoegd om binnenplans af te wijken van het bestemmingsplan.
Deze beroepsgrond slaagt niet.