Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in oppositie
- de conclusie van repliek in oppositie.
2.De feiten
€ 26.585,65 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank heeft uit het dossier afgeleid dat [gedaagde] in totaal € 21.000,00 aan [eiser] heeft betaald, en dat de eerste € 11.000,00 van dat bedrag is betaald voor de opdracht tot moord, inclusief de aanschaf van een wapen. De rechtbank was van oordeel dat deze laatste betaling niet voortvloeide uit een van de bewezenverklaarde feiten. Daarom is [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard voor dit deel van haar vordering. Naar het oordeel van de rechtbank was voldoende aannemelijk dat [gedaagde] € 10.000,00 (= € 21.000,00 - € 11.000,00) aan materiële schade had geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Dit bedrag is daarom toegewezen. Daarnaast is ook de vordering tot betaling van € 1.000,00 aan immateriële schade toegewezen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 21.000,00 aan [eiser] heeft betaald. Dit blijkt namelijk niet uit de door haar overgelegde bankafschriften. Het door [gedaagde] gevorderde meerdere bedrag van € 3.000,00 zal dan ook worden afgewezen.