Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, met in achtneming van de tenlastegelegde subvarianten 1, 4, 6 en 9 van artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Zij heeft daarbij aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer] (hierna: aangeefster) met toepassing van de dwangmiddelen misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van een kwetsbare positie en dwang er toe is gebracht om seksuele diensten te verrichten, hetgeen verdachte financieel voordeel heeft opgeleverd.
Ten aanzien van de feiten 2 primair en 3 primair heeft de officier van justitie eveneens veroordeling gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat dezelfde feiten en omstandigheden die maken dat sprake is van misleiding, waar het gaat om mensenhandel, ook het samenweefsel van verdichtsels vormen waardoor verdachte aangeefster heeft bewogen tot afgifte van al haar spaargeld ter hoogte van ongeveer 9.500,voor traden, een veelvoud daarvan aan geldbedragen voor een sneaker- en sushibedrijf en het aangaan van een schuld van 12.650- ten behoeve van een sneakerbedrijf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte (integraal) moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte aangeefster nimmer heeft gedwongen om seksuele handelingen te verrichten. Al hetgeen hem is ten laste gelegd is met wederzijdse toestemming gebeurd en er kan geen enkel dwangmiddel worden ontwaard uit het strafdossier. Aangeefster is een people pleaser en zij was blind van verliefdheid. Daarom heeft zij vrijwillig geld en cadeaus aan verdachte geschonken. Dit maakt niet dat sprake is van seksuele uitbuiting. Aangeefster is een vrijgevig persoon. Van zulke mensen maken andere mensen vaak gebruik. Gebruik is echter iets anders dan misbruik en al helemaal iets anders dan strafrechtelijke uitbuiting.
Met betrekking tot de feiten 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er geen enkele sprake is van oplichting en/of verduistering. Verdachte was wel degelijk bezig met het investeren in en het opzetten van een gezamenlijk sushibedrijf. Dat dit bedrijf niet van de grond is gekomen, maakt niet dat sprake is geweest van oplichting of verduistering. Er is eveneens geïnvesteerd in sneakers, deze zijn verkocht en aangeefster beaamt dit ook. Verdachte heeft zich het geld dat hij van aangeefster heeft ontvangen niet toegeëigend. Dat verdachte heeft verzwegen dat hij (in werkelijkheid) het van aangeefster verkregen geld voor een groot deel zou hebben besteed aan goederen en/of andere uitgaven voor zichzelf of anderen kan niet worden bewezen. Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode namelijk ook meer dan 21.000,- ontvangen van zijn pleegvader en bepaalde uitgaven kunnen evengoed bekostigd zijn van dat geld.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Juridisch kader mensenhandel
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel staat in titel XVIII, de titel die ziet op de misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Het belang van het individu staat voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke of geestelijke integriteit en vrijheid. De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die deel uitmaken van artikel 273f Sr.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de artikel 273f, eerste lid, Sr), is niet in algemene termen te beantwoorden, maar sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door verdachte wordt behaald.1
Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant, indien één van de in art 273f Sr genoemde dwangmiddelen is gebruikt.2
Ten aanzien van het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht overweegt de rechtbank dat dit veelal uit de omstandigheden kan worden afgeleid. In de wetsgeschiedenis wordt hierbij de vergelijking gemaakt met de mogelijkheid zich op te stellen als een mondige Nederlandse prostitué(e). Met een kwetsbare positie wordt onder andere bedoeld een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Aan het begrip misbruik van een kwetsbare positie komt mede feitelijke betekenis toe.
Verdachte moet zich wel bewust zijn van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel van de kwetsbare positie van het slachtoffer, in die zin dat ten minste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden en/of kwetsbare positie bij hem aanwezig moet zijn.
De rechtbank zal aan de hand van het zojuist geschetste kader beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van aangeefster.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van het strafdossier3 de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Aangeefster en verdachte zijn in mei 2020 online met elkaar in contact gekomen.
Via een chatfunctie nam aangeefster verdachte al snel in vertrouwen en deelde ze haar (belaste) voorgeschiedenis met hem. Aangeefster werd dolverliefd op verdachte en al snel werd afgesproken in een hotel in Zaandam. Verdachte hield aangeefster voor dat zij een relatie hadden en dat er geld nodig was om te investeren in een gezamenlijke toekomst. Aangeefster werd overgehaald om verdachte 4.000 euro te lenen.
In juni/juli 2020 heeft verdachte aan aangeefster verteld dat hij zich bezig hield met traden. Verdachte deed dit voor zichzelf, maar ook voor anderen en hij kon haar geld verdubbelen. Hij liet aangeefster ook een schermafbeelding zien dat hij een keer zijn inleg verdubbeld had.4
In zijn verhoor bij de politie geeft verdachte evenwel toe dat hij naar aangeefster een demo-account heeft gestuurd en dat hij deze verdiensten niet zelf had gemaakt.5 Aangeefster heeft uiteindelijk in de periode juni/juli 2020 al haar spaargeld aan hem gegeven, een bedrag van 9500 euro.6 Verdachte is vervolgens al haar geld verloren, zo vertelde hij haar.
Verdachte wilde ook samen met aangeefster een sneaker- en een sushibedrijf opstarten. Daar moest aangeefster volgens haar verklaring maar een lening voor afsluiten7, wat verdachte ook heeft bevestigd.8
Aangeefster heeft vervolgens een bedrag van 12.650 geleend en daarvan 12.000 aan verdachte gegeven.9
Toen aangeefster vroeg waar het geld was gebleven, was verdachtes antwoord dat hij een deel op de bankrekening had gezet die was bevroren in verband met een rechtszaak.10 Dit betrof een leugen, zoals verdachte zelf ook heeft toegegeven ter terechtzitting. Van het opstarten van een sneakerbedrijf is het, los van het af en toe verkopen van een enkel paar sneakers via Vinted, nooit gekomen. Voor het opstarten van een sushibedrijf maakte aangeefster elke maand, vlak na haar salarisuitbetaling, het geld dat ze van haar loon kon missen naar verdachte over.11 Dit was zon 1200 euro. Later maakte ze wekelijks een bedrag over van 300 euro. Dit beaamt verdachte ook ter terechtzitting.
Het was voor verdachte echter niet genoeg dat aangeefster een deel van haar loon aan hem afstond. Er moest meer en sneller geld binnenkomen voor het sushibedrijf.12 Verdachte stelde vanaf april 2021 voor dat aangeefster wel seksfotos en videos kon verkopen, eerst via Telegram en Snapchat en later via de site F2F, en drong hier bij aangeefster voortdurend op aan.13 Hoewel zij eerst niet wilde, is zij toch voor het hogere doel, het opzetten van een sushibedrijf waardoor een gezamenlijke toekomst mogelijk werd, overstag gegaan.14 Verdachte promootte op Telegram haar snapchatprofiel met seksuele content, instrueerde haar hoe seksueel beeldmateriaal te maken en dwong haar op gebiedende toon om fotos en videos te posten.15 Aangeefster verklaart dat het geld dat voor haar fotos en videos werd betaald, nagenoeg allemaal naar verdachte ging.16 Dit wordt bevestigd door haar bankgegevens.17 Op een gegeven moment heeft verdachte zonder dat aangeefster het wist een seksadvertentie gemaakt en gedeeld waarin aangeefster zich aanbood voor seksdates.18
In maart en juni 2022 hebben vervolgens drie seksdates plaatsgevonden.19 Het eerste contact met de mannen verliep via verdachte. Hij maakte de afspraken. Het met de seksdates verdiende geld, is met uitzondering van één keer benzinegeld, naar verdachte gegaan.20 Verdachte heeft aangeefster overgehaald door haar voor te houden dat deze verdiensten voor hun gezamenlijke toekomst waren21. Aangeefster verklaart dat zij zich erg onder druk gezet voelde door verdachte. Dat ze altijd maar geld moest zoeken voor het sushibedrijf en dat zij daarin voor haar gevoel geen keuze had.22 Uit het strafdossier is overigens niet gebleken van enige concrete stappen tot het opzetten van een sushibedrijf. Verdachte zelf verklaart ook dat het sushibedrijf niet is doorgegaan en dat het geld is opgegaan aan traden en zijn levensonderhoud.
Verdachte onderschrijft grotendeels de verklaringen van aangeefster. Hij erkent - onder meer - dat hij meermalen (forse) geldbedragen van haar heeft ontvangen die afkomstig waren van aangeefster zelf, van een door aangeefster afgesloten lening bij de bank en uiteindelijk van aangeefsters inkomsten uit het delen/verkopen van seksfotos en -videos en het door haar verrichte sekswerk. Verdachte is echter van mening dat dit giften waren, in plaats van leningen (zoals aangeefster stelt), en geeft aan dat hij met het geld ging traden. Door middel van het traden probeerde hij het geld te verdubbelen, zodat er sneller geld geïnvesteerd kon worden in een sneaker- en sushibedrijf. Verdachte is - zo stelt hij - echter al het geld kwijtgeraakt met het traden. Verdachte ontkent dat sprake was van dwang(middelen). Hij verklaart dat hij alles in onderling overleg met aangeefster heeft besproken en dat hij geen oogmerk van uitbuiting had.23 De rechtbank komt op basis van het navolgende echter tot een andere conclusie.
Kwetsbaarheid aangeefster
Aangeefster heeft een belaste voorgeschiedenis en was in de jaren voordat zij verdachte leerde kennen eenzaam. Haar opa overleed, haar ouders gingen scheiden, het contact met haar moeder verliep moeizaam, ze had een problematische relatie achter de rug en ze kreeg te maken met een darmziekte.24 In 2019 is zij onder behandeling geweest bij InterPsy in Groningen. Uit het behandelrapport blijkt van haar lichamelijke en mentale klachten, van haar belaste voorgeschiedenis en van haar lage zelfbeeld en gebrek aan zelfvertrouwen.25
Aangeefster heeft verdachte vlak na hun kennismaking al snel in vertrouwen genomen en haar verleden met hem gedeeld.26 Verdachte bevestigt ter terechtzitting dat hij bekend was met haar medische problematiek en thuissituatie en was zich dan ook van haar kwetsbaarheid bewust. Bovendien blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de diverse chatgesprekken tussen beiden dat aangeefster niet goed voor zichzelf kon opkomen en dat sprake was van een ongelijkwaardige verhouding.27 Het was voor aangeefster niet mogelijk om zich ten overstaan van verdachte op te stellen als een mondige prostituee.
Relatie tussen verdachte en aangeefster
Aangeefster en verdachte hadden vooral online contact. Zij zagen elkaar maar weinig28, soms zelfs maanden niet29. Het was ook verdachte die bepaalde wanneer ze elkaar zagen.
Zij spraken meestal af in een hotel en dan nagenoeg altijd op kosten van aangeefster.
Verdachte bleef dan, ondanks toezeggingen vooraf, vaak niet slapen, maar vertrok direct weer na de seks. Voorts blijkt uit diverse Telegram en WhatsApp chats tussen verdachte en aangeefster, die zijn aangetroffen op de telefoon van aangeefster, dat verdachte ook niet heel geïnteresseerd was in het wel en wee van aangeefster.30 Op berichten van aangeefster over persoonlijke zaken, gevoelens of gezondheidsklachten, reageerde verdachte meestal kort en weinig invoelend. Aangeefster kocht grote cadeaus voor verdachte, maar kreeg zelf niets.
Verdachte heeft aangeefster zelfs bewogen om voor zijn verjaardag een auto voor hem te kopen, zodat ze elkaar vaker zouden zien.31 Later heeft aangeefster ook nog een vervangende auto voor verdachte gekocht. Van elkaar vaker zien is nooit iets terecht gekomen. Verdachte heeft de familie en vrienden van aangeefster nooit ontmoet en zij mocht zijn kinderen en andere familie ook niet ontmoeten.32 Bovendien onderhield verdachte gedurende zijn omgang met aangeefster, in de periode van mei 2020 tot en met november 2022, ook relaties met diverse andere vrouwen, waarmee hij ook naar het buitenland op vakantie is geweest. Bij één van hen, [naam] , heeft hij in dezelfde periode zelfs een kind verwekt. Zij is ook nu nog de partner van verdachte.33 Verdachte bekent ter terechtzitting dat [naam] zijn vriendin is en dat hij een relatie met haar heeft gekregen tijdens zijn contact met aangeefster. Aangeefster heeft hij hierover niets verteld. Voorts zegt verdachte in een chatgesprek op zijn telefoon met de man die hij zijn vader noemt, ook letterlijk dat aangeefster een hoertjee was, die voor hem werkte en hem betaalde.34
Uit diverse WhatsApp chats blijkt ook dat elke keer als aangeefster wel weerstand probeerde te bieden, verdachte haar loyaliteit en een gezamenlijke toekomst ter discussie stelde.35
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien dat er vanuit het perspectief van verdachte - anders dan hij aangeefster voorspiegelde - geen sprake was van een oprechte liefdesrelatie met aangeefster op basis van gelijkwaardigheid en wederkerigheid.
Handelingen
De rechtbank acht gelet op het vorenoverwogene de feitelijke gedragingen zoals ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen.
Sub leden 1, 4, 6 en 9
De rechtbank leidt uit deze bewezenverklaarde feitelijke gedragingen af dat sprake is geweest van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr, waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie is gehandeld ten opzichte van aangeefster. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Dwangmiddelen
Misleiding
Verdachte heeft aangeefster misleid door haar te doen geloven dat zij een relatie hadden die toekomstbestendig was en dat er (veel) geld nodig was om te investeren in die gezamenlijke toekomst. Op deze wijze heeft verdachte aangeefster uiteindelijk ook bewogen tot het maken en verkopen van naaktfotos en -videos, alsmede het verrichten van sekswerk, en haar inkomsten hieruit aan hem af te staan.
Verdachte heeft aangeefster ook misleid en voorgelogen, door haar voor te houden dat hij het door haar verdiende geld zou verdubbelen middels traden en investeren in een sneaker- en sushibedrijf. Dit, terwijl hij haar geld in werkelijkheid gebruikte voor zijn eigen levensonderhoud en andere zaken. Uit het strafdossier is op geen enkele wijze gebleken dat verdachte het door hem van aangeefster ontvangen geld op enig moment daadwerkelijk heeft ingezet en/of geïnvesteerd in het traden of een sushibedrijf dan wel heeft bewaard en/of aangewend ten behoeve van een gezamenlijke toekomst met aangeefster.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en een kwetsbare positie
Verdachte diende zich bij aangeefster aan in een fase van eenzaamheid en met een sterke behoefte aan bescherming en liefde. Aangeefster nam verdachte vervolgens al snel in vertrouwen en vertelde haar over (belaste) voorgeschiedenis en omstandigheden.
Verdachte was zich dan ook zeer bewust van haar kwetsbaarheid en heeft misbruik gemaakt van haar verliefdheid en loyaliteit. Hij wist dat aangeefster alles over had voor een toekomst met hem samen. Hierdoor liet hij aangeefster haar spaargeld, haar inkomsten en door haar geleend geld afstaan en bewoog hij haar uiteindelijk zelfs tot het delen en verkopen van seksfotos en -videos en het verrichten van sekswerk, hetgeen hem financieel voordeel opleverde.
Oogmerk uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat aangeefster met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte is gedwongen tot het maken/delen en verkopen van seksfotos en -videos, alsmede het verrichten van sekswerk én verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, te weten het overgrote deel van de opbrengsten uit deze werkzaamheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte haar heeft uitgebuit.
Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds ten aanzien van de dwangmiddelen is overwogen.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
Periode
Op grond van de verklaringen van aangeefster over - onder meer - het verloop van de relatie tussen verdachte en aangeefster en op welk moment verdachte is begonnen met het bewegen van aangeefster tot het maken/delen en verkopen van seksfotos en -videos, eerst via Snapchat, Telegram en later via de site F2F, om genoeg geld te verdienen voor een toekomst samen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de (seksuele) uitbuiting plaatsvond in de periode van 1 april 2021 tot en met 22 november 2022.
Feiten 2 primair en 3 primair
De rechtbank stelt op grond hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van feit 1 vast dat de onder feiten 2 primair en 3 primair ten laste gelegde oplichting eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank dat dezelfde feiten en omstandigheden die maken dat ten aanzien van de gepleegde mensenhandel sprake was van misleiding, eveneens de listige kunstgrepen en het samenweefsel van verdichtsels vormen die aangeefster heeft bewogen tot afgifte van al haar spaargeld ter hoogte van 9.500,- voor traden, een veelvoud daarvan aan geldbedragen voor een sneaker- en sushibedrijf en het aangaan van een schuld van 12.650,-.
Dat verdachte het spaargeld van aangeefster daadwerkelijk heeft gebruikt voor traden leidt de rechtbank niet af uit de inhoud van het strafdossier. Immers, uit het onderzoek naar de telefoongegevens en bankgegevens van verdachte in de ten laste gelegde periode is niet gebleken van traden (het aan- en verkopen van financiële instrumenten als bitcoins of cryptos).36 Er zijn door verdachte ook geen geldstromen in die richting inzichtelijk gemaakt. Verdachte heeft nagelaten om hier nader uitleg over te geven, dan wel deze stelling nader te onderbouwen middels aanvullende stukken. Bovendien heeft verdachte ook bekend dat hij naar aangeefster een demo-account heeft gestuurd, waaruit zou moeten blijken dat hij een keer geld had verdubbeld, maar dat hij deze verdiensten niet zelf had gemaakt.37
Dat verdachte daadwerkelijk bezig was met het investeren en het opzetten van een gezamenlijk sneakeren sushibedrijf is uit de inhoud van het strafdossier evenmin gebleken.
Op de bankrekening van verdachte zijn wel enkele mutaties terug te zien die verband zouden kunnen houden met de aan- en verkoop van sneakers, maar structureel en bedrijfsmatig is het niet.38 Ook is op de bankrekening van verdachte geen enkele transactie terug te vinden die gekwalificeerd zou kunnen worden als een investering in of anderszins betrokkenheid bij een sushibedrijf.39 Uit nader onderzoek door de politie is ook op geen enkele wijze gebleken dat verdachte daadwerkelijk ook maar enige concrete stappen heeft ondernomen tot het opzetten daarvan.40
Voorts had verdachte het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen. Immers, de door aangeefster afgegeven geldbedragen zijn niet gebruikt voor het traden ten behoeve van aangeefster, dan wel als investering in of het opzetten van een sneaker- en sushibedrijf. Evenmin is gebleken dat het geld anderszins is geïnvesteerd in een gezamenlijke toekomst met aangeefster. Verdachte heeft tijdens het verhoor bij de politie erkend dat aangeefster hem supportte41 en dat hij met dit geld in zijn levensonderhoud heeft voorzien.42 Dat verdachte aangeefster slechts twee keer heeft gevraagd om geld, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, acht de rechtbank gelet op de overige inhoud van de bewijsmiddelen niet aannemelijk. Voorts blijkt uit onderzoek naar de bankgegevens van verdachte dat hij meermalen, zonder dat aangeefster dit wist, met andere vrouwen op vakantie geweest43, hij luxe kleding en andere goederen heeft gekocht en dat hij zijn
(ex-)vrouw en kinderen financieel heeft ondersteund.44 Verdachte had in de ten laste gelegde periode zelf geen of nauwelijks inkomen45. De door verdachte eerst ter terechtzitting naar voren gebrachte -niet onderbouwde- stelling dat hij in de ten laste gelegde periode ook schilderwerk verrichtte en hiervoor betaald werd, acht de rechtbank niet aannemelijk. Voor zover verdachte heeft beoogd te betogen dat hij in de ten laste gelegde periode ook meer dan 21.000,- heeft ontvangen van zijn pleegvader en bepaalde uitgaven aldus evengoed bekostigd kunnen zijn van dat geld, overweegt de rechtbank dat de door aangeefster op de rekening van verdachte gestorte bedragen vaak op dezelfde dag of kort hierna door verdachte worden overgeboekt naar (ex-)vriendinnen en worden uitgegeven bij o.a. Louis Vuitton in Antwerpen.46 Naar het oordeel van de rechtbank kan dit bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat verdachte het door hem van aangeefster ontvangen geld uitgaf. Dat bij die uitgaven mogelijk ook geld uit andere bronnen werd gebruikt, maakt dit niet anders.
De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair en 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: