ECLI:NL:RBNNE:2024:631

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
LEE 23/2524, 23/2525, 23/2526, 23/2527
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen herziening definitieve berekeningen en terugvorderingen van zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 16 februari 2024, zijn de beroepen van twee eisers tegen de herziening van hun definitieve berekeningen en terugvorderingen van zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget over de jaren 2020 en 2021 aan de orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terugvorderingen niet onrechtmatig zijn en dat de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de eisers de teveel ontvangen toeslagen moeten terugbetalen. De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante wet- en regelgeving, zoals de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), in acht genomen. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht de herzieningen heeft doorgevoerd op basis van gewijzigde inkomensgegevens die zijn ontvangen uit de Basisregistratie Inkomen (BRI). De eisers hebben aangevoerd dat zij niet op de hoogte waren van de wijzigingen in hun inkomensgegevens en dat de terugvorderingen hen in een financiële moeilijkheid hebben gebracht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eisers zelf verantwoordelijk zijn voor het controleren van hun inkomensgegevens en dat de terugvorderingen gerechtvaardigd zijn. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot matiging van de terugvorderingen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/2524, 23/2525 (eiser) en LEE 23/2526, 23/2527 (eiseres)

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2024 in de zaken tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser en [eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigden: A.G. Oudman en N. Akka).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de (herziening) definitieve berekeningen en terugvorderingen van de zorgtoeslag, huurtoeslag en het kindgebonden budget, over de jaren 2020 en 2021.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 1 mei 2023 op de bezwaren van eisers is verweerder bij die besluiten gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, tevens de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

Eiser
2.1.
Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft verweerder de definitieve berekening van de huurtoeslag van eiser over 2020 herzien en vastgesteld op € 1.191,-. Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 2.335,- wordt teruggevorderd.
2.2.
Bij besluit van 2 september 2022 heeft verweerder de zorgtoeslag van eiser over 2021 definitief berekend en vastgesteld op € 0,- Daarbij is bepaald dat het ontvangen voorschot, ten bedrage van € 1.232,- wordt teruggevorderd.
2.3.
Daarnaast heeft verweerder de huurtoeslag over 2021 definitief berekend en vastgesteld op € 1.335,-. Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 2.563,- wordt teruggevorderd.
Eiseres
3.1.
Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft verweerder de definitieve berekening van de zorgtoeslag van eiseres over 2020 herzien en vastgesteld op € 73,-. Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 691,- wordt teruggevorderd.
3.2.
Daarnaast heeft verweerder de definitieve berekening van de huurtoeslag over 2020 herzien en vastgesteld op € 1.566,-. Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 1.360,- wordt teruggevorderd.
3.3.
Verder heeft verweerder de definitieve berekening van het kindgebonden budget over 2020 herzien en vastgesteld op € 3.476,-. Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 397,- wordt teruggevorderd.
3.4.
Bij besluit van 2 september 2022 heeft verweerder de zorgtoeslag van eiseres over 2021 definitief berekend en vastgesteld op € 218,- Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 1.047,- wordt teruggevorderd.
3.5.
Daarnaast heeft verweerder de huurtoeslag over 2021 definitief berekend en vastgesteld op € 2.025,-. Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 1.922,- wordt teruggevorderd.
3.6.
Verder heeft verweerder het kindgebonden budget over 2021 definitief berekend en vastgesteld op € 3.915,-. Daarbij is bepaald dat het deel aan toeslag dat teveel als voorschot is ontvangen, ten bedrage van € 519,- wordt teruggevorderd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de definitieve berekeningen, de herzieningen en de terugvorderingen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
6. De hoogte van de toeslagen wordt berekend aan de hand van de draagkracht van een belanghebbende. De draagkracht bestaat uit het (verzamel)inkomen en het vermogen van een belanghebbende. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat verweerder het inkomen en vermogen in aanmerking dient te nemen zoals dat volgt uit de aanslag inkomstenbelasting. Dit is het inkomensgegeven zoals vastgelegd in de basisregistratie inkomen (BRI). Artikel 20 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) bepaalt dat wanneer later blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, verweerder binnen acht weken een nieuwe berekening doet en de tegemoetkoming ook binnen die acht weken dient te herzien. Artikel 26 Awir bepaalt dat indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag, dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd.
Heeft verweerder terecht besloten om de definitieve berekeningen te herzien en/of de toeslagen terug te vorderen van eisers?
7.1.
Eisers voeren aan dat zij indertijd inkomensgegevens hebben ingevuld en op basis daarvan de toeslagen voor 2020 en 2021 hebben aangevraagd. Vervolgens heeft verweerder de inkomensgegevens van eisers naar beneden bijgesteld, waardoor zij meer toeslagen kregen uitgekeerd. Eisers waren erg blij met deze financiële meevaller. Er was voor eisers dan ook geen aanleiding om de berekeningen nader te controleren. Eisers staan dan ook perplex dat verweerder nu alsnog geldsommen van hen terugvordert.
7.2.
De rechtbank overweegt allereerst dat uit de wet en vaste jurisprudentie volgt dat verweerder in beginsel het inkomensgegeven zoals vastgelegd in de BRI aan zijn besluitvorming ten grondslag dient te leggen, ook als hierin wijzigingen worden aangebracht. Verweerder heeft geen zelfstandige invloed op de inkomensgegevens zoals die uit de BRI (voorlopig) volgen. Eisers hebben die in belangrijke mate wel, nu aan de gegevens hun (voorlopige) aangifte inkomstenbelasting ten grondslag ligt en zij steeds controle kunnen uitoefenen op de door de belastingdienst (voorlopig) vastgestelde inkomensgegevens en de schattingen die hieraan eventueel vooraf gaan. Een en ander brengt mee dat eisers ook een inschatting kunnen maken van de gevolgen die (wijzigingen in hun) inkomensgegevens hebben voor hun recht op toeslagen.
Eiser
7.3.
De rechtbank overweegt dat verweerder op 31 augustus 2022 een melding uit de BRI heeft ontvangen, dat het geregistreerd verzamelinkomen van eiser voor het jaar 2020 is vastgesteld op € 31.726,- en dat dit hoger is dan het eerder vastgestelde inkomen van
€ 22.168,-. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht en ook binnen acht weken, de definitieve berekening voor het jaar 2020 heeft herzien. De terugvordering is daarom niet onrechtmatig.
7.4.
De rechtbank overweegt dat verweerder op 27 juli 2022 een melding uit de BRI heeft ontvangen, dat het geregistreerd verzamelinkomen van eiser voor het jaar 2021 is vastgesteld op € 32.336,- en dat dit hoger is dan het vooraf geschatte inkomen van
€ 22.300,-. De rechtbank is van oordeel dat de terugvorderingen daarom niet onrechtmatig zijn.
Eiseres
7.5.
De rechtbank overweegt dat verweerder op 31 augustus 2022 een melding uit de BRI heeft ontvangen, dat het geregistreerd verzamelinkomen van eiseres voor het jaar 2020 is vastgesteld op € 30.068,- en dat dit hoger is dan het vooraf geschatte inkomen van
€ 24.767,-. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht en ook binnen acht weken, de definitieve berekening voor het jaar 2020 heeft herzien. De terugvorderingen zijn daarom niet onrechtmatig.
7.6.
De rechtbank overweegt dat verweerder op 27 juli 2022 een melding uit de BRI heeft ontvangen, dat het geregistreerd verzamelinkomen van eiseres voor het jaar 2021 is vastgesteld op € 29.706,- en dat dit hoger is dan het vooraf geschatte inkomen van
€ 22.050,-. De rechtbank is van oordeel dat de terugvorderingen daarom niet onrechtmatig zijn.
Zijn de besluiten in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
8.1.
Eisers voeren aan dat als gevolg van eerdere berekeningen over de jaren 2020 en 2021, door verweerder bedragen aan hun zijn uitgekeerd. Deze geldsommen hadden eisers al uitgegeven, toen de besluiten op 1 mei 2023 werden genomen. Door de terugvorderingen die daaruit zijn ontstaan, zijn eisers nu financieel in een moeilijke situatie beland. Verweerder heeft hiervoor geen excuses aangeboden en lijkt ook geen verantwoording te willen afleggen voor deze omstandigheden.
8.2.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 13b, tweede lid, van de Awir, de nadelige gevolgen van het terugvorderingsbesluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
In het Verzamelbesluit Toeslagen is bepaald dat alleen in bijzondere omstandigheden de terugvordering kan worden gematigd of geheel van terugvordering kan worden afgezien. Daarbij is in paragraaf 2.1 uitdrukkelijk vermeld dat van bijzondere omstandigheden geen sprake is als de terugvordering het gevolg is van een afwijking van daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomens. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarom terecht op het standpunt mogen stellen dat er geen aanleiding bestaat tot het matigen of geheel afzien van de terugvorderingen. De besluiten zijn niet onevenredig.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers de teveel ontvangen toeslagen over de jaren 2020 en 2021 zullen moeten terugbetalen. Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart alle beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (oud)
Artikel 13b. Belangenafweging en evenredigheidsbeginsel
1. Bij het vaststellen van een beschikking op grond van deze wet, de daarop berustende bepalingen of een inkomensafhankelijke regeling weegt de Belastingdienst/Toeslagen de rechtstreeks betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2 De voor een belanghebbende nadelige gevolgen van een beschikking als bedoeld in het eerste lid mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen.
Artikel 20. Herziening tegemoetkoming wegens alsnog beschikbaar komen of wijziging fiscale gegevens na toekenning
1. Indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een eerste vaststelling, eerste bepaling of wijziging van een inkomensgegeven, niet in Nederland belastbaar inkomen of de bij toepassing van artikel 7, derde of vierde lid, relevante rendementsgrondslag blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, herziet de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming met inachtneming van die eerste vaststelling, eerste bepaling of wijziging.
2 De herziening geschiedt binnen acht weken na het tijdstip waarop het voor het eerst vastgestelde, voor het eerst bepaalde of gewijzigde inkomensgegeven of de bij toepassing van artikel 7, derde of vierde lid, voor het eerst vastgestelde of gewijzigde rendementsgrondslag aan de Belastingdienst/Toeslagen bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het eerste lid bedoelde vaststelling, bepaling of wijziging onherroepelijk is geworden.
3 Een herziening op grond van dit artikel kan leiden tot een uit te betalen bedrag doch ook tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 26. Terugvordering is verschuldigd door belanghebbende
1. Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
Verzamelbesluit Toeslagen
2.1.
Matiging van de terugvordering van toeslagen
Indien sprake is van een bijzondere omstandigheid beoordeelt de Belastingdienst/Toeslagen door middel van een individuele belangenafweging of de nadelige gevolgen van de terugvorderingsbeschikking in het specifieke geval niet onevenredig zijn voor de belanghebbende in verhouding tot de met de terugvorderingsbeschikking te dienen doelen.
Overigens zullen de financiële situatie of financiële problemen van belanghebbende die terugbetaling van toeslagen verhinderen, in het algemeen niet leiden tot een matiging van de terugvordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling.

Voetnoten

1.Zoals bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:2396