ECLI:NL:RBNNE:2024:5200

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
18.930001.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in grootschalige witwaszaak na procesafspraken tussen openbaar ministerie en verdediging

In de zaak met parketnummer 18/930001-21, behandeld door de Noordelijke Fraudekamer van de Rechtbank Noord-Nederland, is op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van grootschalig witwassen. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. L. de Leon. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mrs. G. Wilbrink en J. Houwink. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er procesafspraken waren gemaakt tussen het openbaar ministerie en de verdediging, waarin werd voorgesteld om de verdachte vrij te spreken. Deze afspraken waren vastgelegd in een overeenkomst die op 7 december 2024 was ondertekend door alle betrokken partijen.

De rechtbank heeft de procesafspraken beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie had ingestemd met deze afspraken. De rechtbank benadrukte dat zij geen partij is bij de overeenkomst en dat zij haar eigen verantwoordelijkheid heeft om de zaak te beoordelen volgens de wettelijke bepalingen. Na zorgvuldige overweging kwam de rechtbank tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend was bewezen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. J. van Bruggen en de rechters mr. W.S. Sikkema en mr. H. Brouwer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/930001-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 9 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1968 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mrs. G. Wilbrink en
J. Houwink.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 23 maart 2017 in [plaats] en/of [plaats] en/of Emmen, in elk geval in Nederland en/of in Suriname en/of St. Maarten en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van een voorwerp, te weten een lading schroot, de herkomst heeft verhuld en/of van een voorwerp, te weten van een geldbedrag van 892.500 euro, of een deel daarvan, de werkelijke aard heeft verhuld en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was
immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, doen voorkomen dat de lading schroot afkomstig was van het bedrijf [bedrijf] en/of dat het geldbedrag (of een deel daarvan) uitgekeerd moest worden aan dat bedrijf, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dat die/dat voorwerp(en) (telkens) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

De procesafspraken

Deze strafzaak kenmerkt zich doordat het openbaar ministerie en de verdediging zogeheten procesafspraken hebben gemaakt over wat volgens hen een passende uitkomst van de strafzaak zou zijn. Deze procesafspraken hebben zij opgenomen in een overeenkomst, ondertekend op 7 december 2024, die zij voorafgaand aan de inhoudelijke zitting, en voorzien van de handtekeningen van zowel de officier van justitie als die van verdachte en zijn raadsman, hebben overgelegd aan de rechtbank. Het openbaar ministerie en de verdediging hebben de rechtbank daarmee een gezamenlijk voorstel gedaan over de wijze van afdoening van de zaak.
De procesafspraken houden in dat:
  • het openbaar ministerie zal rekwireren tot een vrijspraak en afzien van een vordering wijziging tenlastelegging;
  • door de verdediging wordt afgezien van verdere procedures als gesteld
(derde-)belanghebbende over een op 23 maart 2017 in Spanje in beslag genomen geldbedrag onder [medeverdachte] ter hoogte van 496.852,24 euro nu verdachte over dat bedrag en zijn gestelde aanspraak daarop afspraken heeft gemaakt met medeverdachte [medeverdachte] ;
- in het Betalingsvoorstel [medeverdachte] en [medeverdachte] inzake herfinanciering onroerend goed ten bate van de betaling van de ontnemingsvordering dat als bijlage bij de procesovereenkomsten inzake [medeverdachte] en [medeverdachte] is gevoegd, wordt verwezen naar voornoemde afspraken.

Beoordeling van de procesafspraken door de rechtbank

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen het openbaar ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. Bij de beoordeling zijn voor de rechtbank leidend geweest de uitgangspunten zoals verwoord door de Hoge Raad in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de totstandkoming van de procesafspraken is bijgestaan door zijn raadsman. Verdachte is ook samen met zijn raadsman aanwezig geweest op de openbare terechtzitting van 9 december 2024, alwaar de procesafspraken zijn besproken.
De rechtbank heeft ter zitting benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de overeenkomst en dat de rechtbank daaraan niet gebonden is. De rechtbank houdt immers een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De officieren van justitie, de raadsman en verdachte hebben ter zitting allen bevestigd achter de procesafspraken te staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de procesafspraken met zijn raadsman heeft besproken, dat de inhoud van die afspraken duidelijk voor hem is en dat hij achter de gemaakte afspraken staat.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen doet geen afbreuk aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de inhoud van de procesafspraken niet bij haar oordeel te betrekken.

Vrijspraak

Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2024.