ECLI:NL:RBNNE:2024:5136

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
11033545 BU VERZ 24-626
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake proceskostenvergoeding en tariefbepaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de proceskostenvergoeding. De officier van justitie had eerder een beschikking genomen op 16 januari 2024, waarin een proceskostenvergoeding van € 447,75 werd toegekend, gebaseerd op een tarief van 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat het tarief van 2024 van toepassing zou moeten zijn. Tijdens de openbare zitting op 12 november 2024 zijn de betrokkene en zijn gemachtigde niet verschenen, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. S. Bayram, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de officier van justitie ten onrechte het tarief van 2023 had toegepast. Volgens de wet dient het tarief van het jaar waarin de beslissing is genomen, in dit geval 2024, te worden gehanteerd. De kantonrechter heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 489,88, rekening houdend met de juiste tarieven en wegingsfactoren. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het toepassen van de juiste tarieven in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze regels. De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, verwijzend naar een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 254540201
zaaknummer: 11033545 BU VERZ 24-626

uitspraak van de kantonrechter van 5 december 2024

inzake

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara.

Inleiding

1. De officier van justitie heeft de inleidende beschikking in deze zaak vernietigd. Bij besluit van 16 januari 2024 is. proceskostenvergoeding ten bedrage van € 447,75 toegekend. De officier heeft daarbij de volgende berekening gehanteerd: 1,5 (punten) x
€ 597,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor). Tegen deze beslissing heeft gemachtigde namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
2. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 12 november 2024. Betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. S. Bayram (hierna: de vertegenwoordiger).

Beoordeling door de kantonrechter

3. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de door gemachtigde namens betrokkene aangevoerde beroepsgronden.
4. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de kantonrechter uit, hoe hij tot zijn oordeel komt.
Het te hanteren tarief
5. Gemachtigde voert aan dat de officier van justitie een waarde per punt van € 597,00 heeft gehanteerd. Dit is echter het tarief van 2023. Nu het besluit van de officier van justitie in 2024 is genomen, dient het tarief van 2024 toegepast te worden.
6. De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat het verkeerde tarief is gehanteerd en verzoekt de kantonrechter om dit te herstellen.
7. De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte het tarief van 2023 heeft toegepast. Volgens artikel 2 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) is het moment van de beslissing het moment waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. De beslissing is na 1 januari 2024 genomen, waardoor het ingevolge het Bpb geldende bedrag uit 2024 van toepassing is.

Conclusie en gevolgen

8. Het voorgaande brengt met zich mee dat de beslissing van de officier van justitie niet in stand kan blijven, voor wat betreft deze zaak. De kantonrechter zal dan ook overgaan tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. Gelet daarop ziet de kantonrechter aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de kantonrechter de hoogte van de proceskostenvergoeding zal vaststellen. Doordat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond wordt verklaard, komen ook de proceskosten in de gerechtelijke fase voor vergoeding in aanmerking.
9. De kantonrechter constateert dat de officier van justitie een halve punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting. Hoewel hiervoor geen grond bestaat in het Bpb, zal de kantonrechter de onverplicht door de officier van justitie toegekende proceskostenvergoeding voor het telefonisch horen volgen.
10. Ingevolge artikel 1, sub a, juncto artikel 2, lid 1, sub a, van het Bpb, komt in deze zaak voor vergoeding in aanmerking:
  • het indienen van het administratief beroepschrift (1 punt ad € 624,00);
  • het bijwonen van een (telefonische) hoorzitting (0,5 punt ad € 624,00); en
  • het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter (1 punt ad € 875,00).
11. Voor de anderhalve punt in administratief beroep, hanteert de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (zaakgewicht: licht). Voor het punt in de fase bij de kantonrechter, hanteert de kantonrechter de wegingsfactor 0,25, doordat het beroep enkel is gericht tegen de proceskostenvergoeding.
12. Met ingang van 1 januari 2024 geldt op grond van artikel 13a, tweede lid, van de Wahv, dat de proceskostenvergoeding moet worden vermenigvuldigd met een factor van ofwel 0,25 (sub a) of 0,1 (sub b), tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het Bpb. Toepassing van dit wetsartikel zou er echter toe leiden, dat betrokkene door in beroep te gaan tegen de beslissing van de officier van justitie, in een slechtere positie zal geraken dan wanneer hij niet in beroep was gegaan. Dit is in strijd met het verbod op reformatio in peius. Daarom zal de kantonrechter de proceskostenvergoeding, voor wat betreft het administratief beroep, conform tarief van 2024 toekennen zónder de vermenigvuldigingsfactor van 0,1 toe te passen. Voor de fase bij de kantonrechter, zal de kantonrechter de vermenigvuldigingsfactor wél toepassen, nu dit betrokkene niet in een slechtere positie brengt dan wanneer hij geen beroep had ingesteld.
13. De proceskostenvergoeding wordt als volgt berekend. 1,5 (punten) x € 624,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) = € 468,00 voor het administratief beroep. 1 (punt) x € 875,00 (tarief) x 0,25 (wegingsfactor, zeer licht) x 0,1 (vermenigvuldigingsfactor) = € 21,88 voor de fase bij de kantonrechter. € 468,00 + € 21,88 = € 489,88 tezamen.
14. De officier van justitie heeft een bedrag van € 447,75 gereserveerd. In het dossier zit een afdruk van een betalingsopdracht. Voor zover dit bedrag reeds is uitbetaald, strekt dit in mindering op de vastgestelde proceskostenvergoeding.
15. Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet, uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om zich uit te laten over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024. [1]

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten, begroot op € 489,88;
  • bepaalt dat hierop een bedrag van € 447,75 in mindering strekt, indien dat bedrag reeds is uitbetaald door de officier van justitie;
  • verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024.
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.