ECLI:NL:RBNNE:2024:5134

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
10915530 BU VERZ 24-204
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke sanctie wegens doorrijden bij werkend rood knipperlicht op spoorwegovergang

In deze zaak is betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde M.J.M. Bergers van Boete.nu, in beroep gegaan tegen een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De sanctie betreft een boete van € 259,00 voor het doorrijden bij een werkend rood knipperlicht op een spoorwegovergang op 7 februari 2023. De officier van justitie had het administratief beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 26 september 2024 was de gemachtigde aanwezig, maar betrokkene zelf niet. De vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. S. Bayram, was ook aanwezig.

De gemachtigde betwist de gedraging en stelt dat de verbalisant geen direct zicht had op het licht en dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De kantonrechter oordeelt echter dat de gedraging kan worden vastgesteld, omdat de verbalisant de lichten kon zien en er geen reden is om aan zijn verklaring te twijfelen. De kantonrechter concludeert dat artikel 5 van de Wahv niet is geschonden, omdat de verbalisant niet in staat was om betrokkene staande te houden. De hoorplicht is ook niet geschonden, aangezien betrokkene de mogelijkheid om gehoord te worden heeft gehad, maar hier geen gebruik van heeft gemaakt. De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 255877598
zaaknummer: 10915530 BU VERZ 24-204
uitspraak van de kantonrechter van 26 september 2024
inzake
[betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: M.J.M. Bergers, Boete.nu

1.Procesverloop

1.1.
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. De officier van justitie heeft het administratieve beroep ongegrond verklaard. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 26 september 2024.
1.2.
Betrokkene zelf is niet ter zitting verschenen. De gemachtigde is ter zitting vertegenwoordigd door mr. F.P.B. Waals. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. S. Bayram (hierna: de vertegenwoordiger).
1.3.
De verweten gedraging betreft ‘R608 - doorrijden bij werkend rood knipperlicht bij weg over het spoor’, verricht op 7 februari 2023, om 18:42 uur, op de Boslaan in Emmen, met een personenauto, met kenteken [kenteken]. De opgelegde sanctie bedraagt € 259,00 (inclusief administratiekosten).

2.Overwegingen

2.1.
Gemachtigde betwist de gedraging en stelt, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat de gedraging niet kan worden vastgesteld, omdat de verbalisant geen direct zicht had op het licht en de verbalisant van de andere kant van het spoor, niet heeft kunnen zien of het licht aan de zijde van betrokkene knipperde. Verder voert de gemachtigde aan dat de sanctie in strijd met artikel 5 van de Wahv is opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder. Ook stelt gemachtigde dat het aanvullend proces-verbaal onduidelijkheden bevat over de reden van niet-staande houden, het voertuig van betrokkene en de waarneming van de verbalisant. Ten slotte zegt gemachtigde dat de hoorplicht is geschonden door de officier van justitie.
2.2.
De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat de sanctie terecht is opgelegd. Volgens haar is niet in strijd met artikel 5 van de Wahv gehandeld, omdat de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal laat zien dat geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Zij ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant over het voertuig. Volgens de vertegenwoordiger branden de lichten bij een spoorwegovergang gelijktijdig aan beide kanten, dus kan in haar ogen worden vastgesteld dat betrokkene de lichten negeerde.
2.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Vaststellen van de gedraging
2.4.
De gemachtigde heeft aangegeven dat de verbalisant schrijft te reageren op een verzoek van 7 februari 2023, terwijl dat de datum is waarop de gedraging zou zijn verricht. Volgens de gemachtigde zorgt (onder andere) deze fout voor twijfel aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter volgt de gemachtigde hierin niet. Hij oordeelt dat het hier gaat om een kennelijke schrijffout. Dit leidt niet tot twijfel aan de verklaring van de verbalisant.
2.5.
In het zaakoverzicht staat het door verbalisant ingevoerde kenteken, dat hoort bij een [auto], en in het aanvullend proces-verbaal verklaart de ambtenaar, op ambtsbelofte, nogmaals welke auto hij heeft zien rijden. De interne strijdigheid van het zaakoverzicht en het proces-verbaal, die de gemachtigde aanvoert, ziet de kantonrechter niet. De gemachtigde suggereert ook dat sprake kan zijn van een verschrijving, omdat in de RDW Kentekencheck aan weerszijden van het kenteken meerdere soorten [auto] te vinden zijn. De kantonrechter acht dit onaannemelijk. Daarom overweegt de kantonrechter dat de verbalisant de auto van betrokkene heeft zien rijden.
2.6.
De gemachtigde voert aan dat de opgegeven locatie van de verbalisant niet klopt. In het proces-verbaal noemt de verbalisant de Boslaan, terwijl de plek waar hij stond het Stationsplein is. De kantonrechter oordeelt dat uit de illustratie bij het proces-verbaal, voldoende duidelijk blijkt waar de verbalisant stond. Vanaf deze positie kon de verbalisant de spoorwegovergang duidelijk zien. Een fout in de opgegeven locatie, leidt daarom niet tot twijfel aan de verklaring van de verbalisant.
2.7.
Over het zicht op de lichten heeft de verbalisant verklaard, dat hij kon zien dat het voertuig de rode overweglichten negeerde, doordat het voertuig de verbalisant tegemoet kwam rijden over de overweg, nadat de trein al gepasseerd was en terwijl de lichten nog knipperden aan de zijde van de verbalisant. Daarover overweegt de kantonrechter dat het algemeen bekend is dat de lichten bij een spoorwegovergang aan beide kanten tegelijk branden. De verbalisant heeft dus aan de hand van de lichten, waar hij zicht op had, kunnen zien dat betrokkene doorreed terwijl de lichten aan die zijde knipperden.
2.8.
Omdat de verbalisant de auto van betrokkene heeft zien rijden, de verbalisant heeft kunnen zien dat de lichten knipperden en er geen reden bestaat om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen, oordeelt de kantonrechter dat de gedraging kan worden vastgesteld.
Artikel 5 van de Wahv
2.9.
Door de gemachtigde wordt gesteld dat in strijd met artikel 5 van de Wahv is bekeurd op kenteken, omdat de verbalisant door de wijze van handhaven op voorhand ervoor heeft gekozen dat vermeende overtreders niet staande gehouden konden worden. Volgens de gemachtigde is niet gebleken dat de verbalisant een poging heeft gedaan om een staandehouding uit te voeren. Gemachtigde voert aan dat volgens Google de dienstvoertuigen allemaal herkenbaar zijn vanwege geelrode stickers.
2.10.
De kantonrechter oordeelt dat artikel 5 van de Wahv niet is geschonden. Daartoe overweegt hij dat uit het zaakoverzicht blijkt, dat het voertuig van de verbalisant niet was uitgerust met een stoptransparant of andere stopmiddelen. Ook blijkt voldoende aannemelijk dat de situatie het verbalisant onmogelijk maakte om te volgen en betrokkene staande te houden. Ten slotte overweegt de kantonrechter dat de gemachtigde niet kan weten of de auto van de verbalisant ook een herkenbare auto met bestickering was en dat zelfs als dat het geval was, de situatie het volgen en staande houden nog moest toelaten, wat niet het geval was volgens de verbalisant. De sanctie is daarom terecht opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder.
Redenen tot matiging of het achterwege laten van de sanctie
2.11.
De kantonrechter is niet gebleken van feiten en omstandigheden die moeten leiden tot het matigen of achterwege laten van de sanctie.
Hoorplicht
2.12.
Volgens de gemachtigde is de hoorplicht geschonden. De vertegenwoordiger betwist dit en stelt dat, gezien de datum op de inleidende beschikking een vermelding van het recht om te worden gehoord heeft gestaan. Betrokkene en gemachtigde hebben daar geen gebruik van gemaakt, volgens de vertegenwoordiger.
2.13.
De kantonrechter overweegt dat de inleidende beschikkingen sinds 22 december 2022 weer een vermelding van het recht om te worden gehoord bevatten. [1] De inleidende beschikking is in dit geval verstuurd op 28 februari 2023 en daarom is betrokkene de mogelijkheid om te worden gehoord geboden. Dat betrokkene en de gemachtigde hier geen gebruik van hebben gemaakt, leidt niet tot een schending van de hoorplicht door de officier van justitie. De kantonrechter oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden.
Proceskostenvergoeding
2.14.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, bestaat geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

3.Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.
griffier, kantonrechter,
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 15 juli 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4649.