In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een administratief beroep van een betrokkene die een sanctie had gekregen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, die met een speed pedelec op een fietspad fietste, had een boete gekregen omdat hij volgens de verkeersregels de rijbaan had moeten gebruiken. De betrokkene voerde aan dat hij zich onveilig voelde op de rijbaan en dat de wegbeheerder een verwarrende situatie had gecreëerd door inconsistentie in de bebording. Tijdens de zitting op 10 september 2024 werd de zaak behandeld, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie de gedraging erkende, maar verzocht om matiging van de boete vanwege de omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat, gezien de eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak, het niet billijk was om een sanctie op te leggen. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en stelde het sanctiebedrag op nul. De uitspraak benadrukt de rol van de wegbeheerder in het creëren van een veilige verkeerssituatie en de noodzaak van duidelijke verkeersborden.