ECLI:NL:RBNNE:2024:3660

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
11078860 BU VERZ 24-905
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie opgelegd aan bestuurder van een speedpedelec wegens onduidelijke verkeersborden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een sanctie opgelegd aan een bestuurder van een speedpedelec. De betrokkene had een sanctie ontvangen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) omdat hij op een speedpedelec op een fietspad reed, terwijl hij volgens de verkeersregels op de rijbaan had moeten rijden. De betrokkene betwistte de sanctie niet, maar voerde aan dat de bebording onduidelijk was en dat hij zich onveilig voelde op de rijbaan door het gedrag van automobilisten. Hij had al jaren contact met de wegbeheerder over de onduidelijke situatie, maar zonder resultaat.

Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 werd de zaak behandeld, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie de gedraging als verboden beschouwde, maar ook erkende dat de bebording onduidelijk was. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de betrokkene de verkeersregels had overtreden, de onduidelijkheid van de bebording en de jarenlange communicatie met de wegbeheerder meebrachten dat het niet billijk was om een sanctie op te leggen. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en stelde het sanctiebedrag op nihil. Tevens werd opgemerkt dat de hoorplicht was geschonden en dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, maar deze schendingen hadden geen gevolgen voor de sanctie, aangezien deze al op nihil was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 250949827
zaaknummer: 11078860 BU VERZ 24-905
uitspraak van de kantonrechter van 19 september 2024
inzake
[betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [woonplaats].

1.Procesverloop

1.1.
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. De officier van justitie heeft het administratieve beroep ongegrond verklaard. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 27 augustus 2024.
1.2.
Betrokkene is op de zitting verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (hierna: de vertegenwoordiger).
1.3.
De verweten gedraging betreft ‘R311 – als bromfietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fiets/bromfietspad aanwezig is (bord G12a)’, verricht op 15 juli 2022, om 20:53 uur, op de Woldweg te Kropswolde, gemeente Midden-Groningen, met een tweewielige bromfiets, met kenteken [kenteken]. De opgelegde sanctie bedraagt € 109,00 (inclusief administratiekosten).

2.Overwegingen

2.1.
Betrokkene betwist niet dat hij heeft gefietst waar dat niet mocht. Betrokkene rijdt regelmatig op zijn speedpedelec van Assen naar Kolham en terug. Eerst moest hij het gehele traject op de rijbaan rijden. Op de rijbaan voelde hij zich onveilig door het gedrag van automobilisten en vrachtwagenchauffeurs, die zich agressief opstelden of hem in gevaar brachten. Daarom schreef hij de wegbeheerders (gemeenten, provincies) aan om toestemming te krijgen om op het fietspad te rijden. Na lange tijd is op delen van het traject bebording geplaatst, waardoor hij hier en daar op het fietspad mag rijden. Deze bebording is volgens betrokkene onduidelijk en onvolledig. Zo staat de bebording op hetzelfde stuk wel aan de ene kant van de weg, maar niet aan de andere kant en is het voor betrokkene onduidelijk waarom hij tot een bepaald punt wel op het fietspad mag rijden en daarna niet meer. Omfietsen via het Zuidlaardermeer is geen optie voor betrokkene, aangezien de afstand dan verdubbelt en de situatie in Glimmen volgens hem nog onveiliger is. Daarom kiest hij ervoor om op het fietspad te rijden, of het mag of niet. Dit heeft hij ook tegen de verbalisant gezegd, die hem op een ander moment voor hetzelfde feit op dezelfde weg een tweede sanctie heeft opgelegd. De situatie frustreert betrokkene enorm. Betrokkene onderbouwt zijn betoog tijdens de zitting met foto’s en illustraties.
2.2.
De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat een verboden gedraging is verricht. Doordat speedpedelecs zoveel sneller zijn dan gewone fietsers, brengen deze fietsers in gevaar op fietspaden. Daarom moeten speedpedelecs op de rijbaan rijden en zijn deze gekeurd als tweewielige bromfietsen. In een drukke stad met veel verkeer op smalle fietspaden vindt zij dat begrijpelijk, maar in dit geval kan zij betrokkene ook begrijpen, gelet op het betoog over de onduidelijke bebording en het feit dat betrokkene al jaren in contact is met de wegbeheerders. Aan de hand van de door betrokkene overgelegde foto’s stelt zij dat betrokkene op het fietspad mag rijden waar de maximumsnelheid op de rijbaan 60 kilometer per uur of hoger is en op de rijbaan moet rijden waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur of lager is. De wegbeheerder heeft een keuze gemaakt uit veiligheidsoogpunt, maar de vertegenwoordiger zegt dat de bebording inderdaad onduidelijk is. Daarom ziet zij aanleiding tot matiging van het sanctiebedrag met 25%. Omdat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden, dient dit bedrag nogmaals met 25% te worden gematigd volgens de vertegenwoordiger. Ten slotte geeft zij betrokkene mee dat hij opnieuw de wegbeheerders moet aanschrijven over de onduidelijke situatie.
2.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
2.4.
Betrokkene betwist de gedraging niet; hij geeft zelfs aan dat hij bewust fietst waar dat niet mag en dat ook zal blijven doen. Er kan daarom worden vastgesteld dat er een verboden gedraging is verricht. Het is de vraag of daaraan, gelet op de omstandigheden, een sanctie verbonden moet worden.
2.5.
Vooropgesteld is het niet aan betrokkene om naar eigen inzicht af te wijken van de geldende verkeersregels. De wegbeheerder maakt de veiligheidsafwegingen en zorgt (in beginsel) voor een deugdelijke weginrichting. Betrokkene mag dus niet naar gelang zijn voorkeur kiezen voor het rijden op de rijbaan of op het fietspad.
2.6.
De kantonrechter is het echter met betrokkene en de vertegenwoordiger eens dat de bebording op het traject onduidelijk is of zelfs gebrekkig is. Op bepaalde delen van de route mag, volgens de afbeeldingen van betrokkene, een speedpedelec niet eens aan beide kanten van dezelfde weg op het fietspad rijden. De door de wegbeheerders gecreëerde onduidelijkheid en het feit dat betrokkene al jaren met hen in gesprek om een veilige situatie voor zichzelf te creëren, maakt dat de kantonrechter het in dit geval niet billijk acht om een sanctie op te leggen. Hij zal het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het sanctiebedrag op nihil stellen.
2.7.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden, door betrokkene in de administratief beroepsfase niet uit te nodigen voor een hoorzitting. Daarnaast is de redelijke termijn van berechting geschonden. Deze bedraagt twee jaren vanaf het moment dat vanuit het bestuursorgaan een handeling wordt verricht tegenover betrokkene, waaruit deze kan begrijpen dat aan hem een sanctie wordt opgelegd. De staandehouding heeft plaatsgevonden op 15 juli 2022, terwijl deze uitspraak is gedaan op 10 september 2024. Dit betekent dat de termijn van twee jaar is overschreden.
2.8.
Aangezien de kantonrechter het sanctiebedrag vanwege de omstandigheden al op nihil stelt, blijven de schendingen van de hoorplicht en de redelijke termijn zonder gevolgen voor de sanctie.

3.Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de inleidende beschikking en stelt het sanctiebedrag op nihil;
  • bepaalt dat betrokkene de zekerheidstelling terugbetaald moet krijgen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2024.
griffier, kantonrechter,
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: