Op 17 december 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. I.M. Dölle, de rechter die betrokken was bij een echtscheidingszaak met nevenverzoeken. De verzoeker, vertegenwoordigd door raadsman mr. H. Loonstein, stelde dat de rechter partijdig was omdat deze had besloten de mondelinge behandeling op 19 november 2024 in zijn geheel te laten plaatsvinden, ondanks een verzoek om de behandeling te beperken tot een bevoegdheidsverweer. De verzoeker vreesde dat de rechter al een oordeel had gevormd over het bevoegdheidsverweer, wat de schijn van partijdigheid zou wekken.
De rechter heeft echter aangegeven dat het aan hem is om te bepalen hoe de zitting wordt geleid en dat het niet honoreren van het uitstelverzoek geen indicatie van partijdigheid is. De wrakingskamer oordeelde dat een procesbeslissing in beginsel geen grond voor wraking kan vormen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker geen concrete omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen en dat de procedure in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. De rechtbank benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed en dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter in deze zaak vooringenomen was. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.