In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eisers tegen een omgevingsvergunning. De vergunning, die op 16 juni 2023 was verleend, betrof de uitbreiding van een supermarkt en de bouw van appartementen in de gemeente Hoogeveen. De bezwaartermijn eindigde op 28 juli 2023, maar eisers hebben hun bezwaar pas op 6 september 2023 per e-mail en op 8 september 2023 per post ingediend, wat te laat is. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien de vergunning op de juiste wijze was gepubliceerd en eisers geen argumenten hebben aangedragen die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen.
De rechtbank behandelt ook de beroepsgrond van eisers dat de bezwaartermijn niet meer van openbare orde zou zijn en dat de bestuursrechter deze termijn niet ambtshalve zou toetsen. De rechtbank wijst deze argumenten af, omdat ze niet relevant zijn voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De rechtbank stelt vast dat de bezwaartermijn een dwingendrechtelijke bepaling is en dat het bestuursorgaan verplicht is om de tijdigheid van het rechtsmiddel te beoordelen. Het college heeft in dit geval terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast wordt het beroep op het evenredigheidsbeginsel verworpen, omdat de toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht een gebonden bevoegdheid betreft, waarbij geen aanvullende belangenafweging mogelijk is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.