ECLI:NL:RBNNE:2024:4895

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
23/2789
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor cameratoezicht masten bij zonnepark

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, eigenaren van een vakantiewoning in Appelscha, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf. De zaak betreft een omgevingsvergunning die is verleend voor de bouw van zes cameramasten van 6 meter hoog voor een zonnepark. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen deze beslissing beoordeeld.

Eisers stellen dat de cameramasten een grote impact hebben op hun privacy en woonomgeving, vooral omdat de masten dichterbij staan dan een oude mast die eerder was verwijderd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eisers geen persoonlijk belang hebben bij het besluit, omdat de gevolgen van de cameramasten voor hun woon- of leefsituatie als dermate gering worden beschouwd. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de afstand van de masten tot het perceel van eisers en de beperkte zichtbaarheid van de camera's.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat eisers geen belanghebbenden zijn en dat hun beroep ongegrond is. De uitspraak bevestigt dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eisers het griffierecht niet terugkrijgen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eisers], uit Huizen, eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf,hierna te noemen het college
(gemachtigde: mr. P. Stevens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het bestreden besluit waarin een omgevingsvergunning is verleend voor masten (bedoeld voor cameratoezicht) van 6 meter hoog voor zonnepark Appelscha en het daartegen door eisers gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 15 augustus 2022 verleend. Met het bestreden besluit van 16 mei 2023 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers zijn eigenaar van een vakantiewoning aan de [adres] [nummer] in Appelscha.
2.1.
Op 23 mei 2022 heeft GroenLeven een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor (onder andere) zes cameramasten.
2.2.
In het besluit van 15 augustus 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening’.
2.3.
De commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna: commissie) heeft in haar advies aan het college geadviseerd om het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk te verklaren, omdat een persoonlijk belang ontbreekt. Eisers zijn daarom geen belanghebbenden.
2.4.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
3. Eisers hebben beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of eisers belanghebbenden zijn bij het besluit waarin een omgevingsvergunning is verleend voor zes masten, waarop camera’s worden geplaatst. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kunnen eisers als belanghebbenden worden aangemerkt?
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat de impact die de cameramasten met zich meebrengen veel groter is dan waar het college in het bestreden besluit vanuit is gegaan. Eisers konden een oude mast met daarop een camera, die op ca. 480 meter afstand van de vakantiewoning stond en die ondertussen is verwijderd, goed zien. De in geding zijnde masten staan veel dichterbij en deze kunnen zij daarom een stuk beter zien. Verder stellen eisers zich op het standpunt dat de geplande groenstrook tussen de golfbaan en het zonnepark niet is gerealiseerd, wat de impact nog groter maakt. Ook is de privacy van eisers door de masten met camera’s in het geding. Eisers hebben daarom naar hun mening een voldoende persoonlijk belang en zijn naar hun mening ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het college in het bestreden besluit terecht tot de conclusie gekomen dat een persoonlijk belang ontbreekt en dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
6.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij het dat besluit. [1] Het criterium gevolgen van enige betekenis dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van enige betekenis dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen van die activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo in onderlinge samenhang worden bezien. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de afstand vanaf het perceel van eisers tot aan de posities waar de masten zijn geplaatst respectievelijk 180 meter (camera 4 en 5) en 320 (camera 2) meter bedraagt. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers de camera’s kunnen zien. De rechtbank constateert op basis van de tekeningen dat de cameramasten 6 meter hoog zijn, aan de onderkant een omhulsel hebben van 15 bij 10 centimeter en vanaf circa vier meter aan de bovenkant een smallere vorm hebben. Gelet op de smalle vormen van de masten, in het bijzonder de slankere vorm aan de bovenkant daarvan, de geringe maximale hoogte van de masten in combinatie met de afstand van de masten tot het perceel van eisers, concludeert de rechtbank dat de gevolgen van de activiteit voor de woon- of leefsituatie van eisers dermate gering zijn, dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. [2] Het college is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat een persoonlijk belang bij eisers ontbreekt en dat zij geen belanghebbenden zijn.
6.4.
Dat eisers betogen dat hun privacy wordt geschonden, zorgt niet voor een ander oordeel. De door eisers gevreesde schending van privacy is niet aan te merken als een gevolg van een activiteit die de omgevingsvergunning toestaat. De rechtbank acht in dat kader relevant te benoemen dat het college ter zitting heeft toegelicht en ook nader heeft onderbouwd met een kaartje hoe de (zicht)stand van de camera’s zich verhoudt tot de locatie van het perceel van eisers. Daaruit is voor de rechtbank vast komen te staan dat het zichtveld van de camera’s beperkt is tot de randen van het zonnepark en niet zover reikt tot (de grens van) het perceel van eisers. Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, r.o. 3.2.
2.ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3323, r.o. 2.3 en ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:4454, r.o. 4.2.