ECLI:NL:RBNNE:2024:4823

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
LEE 23/2963
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van een planschadeverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Coevorden

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een eigenaar van een agrarische bedrijfswoning, en het college van burgemeester en wethouders van Coevorden. Eiseres had beroep aangetekend tegen de afwijzing van haar verzoek om vergoeding van planschade, dat was ingediend naar aanleiding van een omgevingsvergunning die in 2014 was verleend voor de bouw van een woning nabij haar eigendom. Het college had het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) gevolgd, dat stelde dat er weliswaar sprake was van een niet-voorzienbare waardevermindering van € 10.000, maar dat deze onder het normaal maatschappelijk risico viel en daarom niet voor vergoeding in aanmerking kwam. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet had aangetoond dat het college het advies van SAOZ niet mocht volgen. De rechtbank oordeelde dat het college op juiste wijze had gehandeld door het advies van SAOZ te volgen en dat er geen sprake was van ongelijke dossierinformatie. Eiseres had ook geen concrete aanknopingspunten aangedragen om te twijfelen aan de juistheid van het advies van SAOZ. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het planschadeverzoek terecht was en dat eiseres geen recht had op schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2963

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Coevorden, het college

(gemachtigde: mr. P.C.T. Bijveld).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit [plaats] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om vergoeding van planschade. [1] Eiseres is eigenaar van de (agrarische bedrijfs-)woning op het adres [adres 1] in [plaats]. In 2014 is een omgevingsvergunning [2] verleend om ten zuidoosten van de bedrijfswoning van eiseres een woning te bouwen. Volgens eiseres is haar onroerende zaak daardoor minder waard geworden.
1.1.
Het college heeft de aanvraag met het besluit van 28 oktober 2022 afgewezen. Het college heeft aan dit besluit een advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) van september 2022 ten grondslag gelegd. Volgens het college is wel sprake van een niet-voorzienbare waardevermindering van € 10.000,-, maar dit bedrag blijft onder het normaal maatschappelijk risico van 4 procent van de waarde van de onroerende zaak. De schade komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking, aldus het college.
1.2.
Met het bestreden besluit van 31 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het college heeft daarbij het advies van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Coevorden (de commissie) gevolgd.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J. oude Egbrink, namens het college, bijgestaan door mr. P.C.T. Bijveld en mr. B.S. ten Kate, alsmede de derde-partij. De gemachtigde van eiseres was zonder kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de schadevergoeding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet heeft de wetgever regels van overgangsrecht gegeven voor een verzoek om vergoeding van schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, b, e of f, van de Wro. In het derde lid is bepaald dat het oude recht van toepassing blijft op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Eiseres heeft het planschadeverzoek ingediend voor 1 januari 2024. Dit betekent dat het oude recht van toepassing blijft.
Is er sprake van ongelijke dossierinformatie?
4.1.
Eiseres voert aan dat er geen sprake is van gelijke dossierinformatie ten opzichte van de gemeente Coevorden. In het pro forma beroepschrift heeft zij gesteld dat zij nog wacht op informatie van de gemeente op basis van een lopend Woo-verzoek, [3] die mogelijk relevant is.
4.2.
Het college heeft ter zitting verklaard dat er geen lopende Woo-procedures van eiseres meer zijn. Op eerdere verzoeken om informatie van eiseres is beslist. Dit punt is volgens het college ook aan de orde geweest in de bezwaarprocedure. De commissie heeft hierover in haar advies overwogen dat zonder nadere motivering niet valt in te zien wat de relevantie is van de gevraagde informatie.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van ongelijke dossierinformatie. Eiseres heeft in haar beroepschrift niet nader toegelicht welke informatie volgens haar nog van belang is om haar zaak goed te kunnen (laten) beoordelen. Het is niet duidelijk geworden welke informatie eiseres precies mist. Eiseres heeft in bezwaar wel gewezen op bepaalde informatie. Hieruit is de rechtbank echter niet gebleken waarom eiseres die informatie in het kader van de beoordeling van haar verzoek om planschadevergoeding relevant acht. Zonder nadere toelichting in beroep, die ontbreekt, ziet de rechtbank in de door eiseres aangevoerde beroepsgrond geen aanknopingspunt voor het oordeel dat eiseres niet beschikt over de voor de beoordeling van haar verzoek relevante informatie. De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht het college uitgaan van het advies van SAOZ?
5. Eiseres voert aan dat het college van B&W zich niet heeft kunnen en mogen baseren op het planschadeadvies van SAOZ. Volgens eiseres is het advies onzorgvuldig tot stand gekomen. Het advies is onjuist wat betreft de beleidsdocumenten en beschikbare informatie over ruimtelijke ontwikkelingen in [plaats]. Verder is de planologische vergelijking niet juist uitgevoerd en weergegeven, het geadviseerde percentage normaal maatschappelijk risico onjuist en de voorzienbaarheid onjuist beoordeeld, aldus eiseres. Tot slot is het taxatierapport onjuist, onvolledig en voldoet niet aan de eisen en richtlijnen van de NRVT, aldus eiseres. Het taxatierapport moet daarom volgens eiser geheel buiten beschouwing blijven.
5.1.
Indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, mag dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. [4]
De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond hieronder onder per deelonderwerp, te weten: totstandkoming, voorzienbaarheid, planologische vergelijking, taxatie en normaal maatschappelijk risico.
Totstandkoming, beleidsdocumenten en beschikbare informatie
6. Eiseres heeft in beroep niet nader toegelicht waaruit volgt dat het advies van SAOZ onzorgvuldig tot stand is gekomen. Ook heeft eiseres niet aangegeven wat er mis is met ‘de beleidsdocumenten en beschikbare informatie’ in het advies van SAOZ of wat volgens eiseres ontbreekt. Voor zover eiseres bedoelt dat niet alle relevante informatie aan haar of aan SAOZ is verstrekt, verwijst de rechtbank naar wat zij hierboven over de ‘gelijke dossierinformatie’ heeft overwogen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Voorzienbaarheid
7. SAOZ heeft aangegeven dat woningbouw op de locatie op het moment van aankoop niet voorzienbaar was. Wel heeft SAOZ aangegeven dat er ten tijde van de aankoop van het perceel door eiseres rekening gehouden moest worden met de bouw van silo’s en teeltondersteunende voorzieningen op de locatie waar nu de nieuwe woning is gesitueerd. SAOZ heeft hiermee rekening gehouden bij de beoordeling van de (niet-voorzienbare) waardevermindering.
7.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij een andere mening dan SAOZ is toegedaan wat betreft de beoordeling van de voorzienbaarheid. Dit heeft zij in deze beroepsprocedure niet nader toegelicht. De rechtbank overweegt dat eiseres met het door haar in bezwaar overgelegde advies van Haarsma Rentmeesters ook niet heeft aangegeven waarom de beoordeling van de voorzienbaarheid door SAOZ niet juist zou zijn. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college het advies van SAOZ niet heeft mogen volgen.
Planologische vergelijking
8. Eiseres heeft ook haar stelling dat de planologische vergelijking in het SAOZ advies niet juist is, in deze beroepsprocedure niet nader onderbouwd. SAOZ heeft in hoofdstuk 7 van haar advies een planologische vergelijking gemaakt. SAOZ heeft geconcludeerd dat sprake is van een planologische verslechtering. Aan de hand van een beoordeling van de aspecten uitzicht, schaduw, karakter van de bestemming, privacy en hinder, waaronder verkeer, heeft SAOZ die verslechtering gekwalificeerd als een beperkte verslechtering.
8.1.
In de bezwaarprocedure heeft eiseres een advies van Haarsma Rentmeesters overgelegd. De commissie heeft in haar advies gemotiveerd overwogen dat het advies van Haarsma Rentmeesters niet afdoet aan het advies van SAOZ. En dat het advies van Haarsma Rentmeesters bovendien uitgaat van een aantal onjuiste uitgangspunten. Eiseres heeft dit advies van de commissie, dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, niet gemotiveerd bestreden. De rechtbank ziet in de beroepsgronden van eiseres geen aanknopingspunten om te oordelen dat de planologische vergelijking onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.
Taxatie
9. Eiseres heeft haar stelling dat het taxatierapport van SAOZ niet voldoet aan de eisen en richtlijnen die het NRVT hieraan stelt, niet nader onderbouwd.
9.1.
De bestuursrechter kan een taxatie slechts terughoudend toetsen. Daarbij is van belang dat de waardering van onroerende zaken niet slechts door het toepassen van een taxatiemethode plaatsvindt, maar daarbij ook de kennis, ervaring en intuïtie van de desbetreffende deskundige een rol spelen. [5]
9.2.
Voor zover eiseres stelt dat de taxatie niet voldoet aan de eisen die de NRVT daaraan stelt, constateert de rechtbank dat uit het procesdossier blijkt dat eiseres een tuchtklacht heeft ingediend bij het Tuchtcollege van de NRVT. Deze tuchtklacht is ongegrond verklaard. De rechtbank stelt verder vast dat de taxateur van SAOZ de woning niet heeft mogen betreden en heeft moeten volstaan met een ‘geveltaxatie’. SAOZ heeft dat in paragraaf 1.3 van het advies toegelicht. In het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende advies van de commissie heeft de commissie gemotiveerd waarom de commissie vindt dat het college het advies van SAOZ heeft kunnen volgen, ook voor wat betreft de wijze van taxeren. De rechtbank ziet in wat eiseres in deze beroepsprocedure heeft aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college op dit punt het bestreden besluit niet heeft mogen baseren op het advies van de commissie. De beroepsgrond slaagt niet.
Normaal maatschappelijk risico
10. Eiseres heeft haar standpunt dat de hoogte van het percentage normaal maatschappelijk risico niet juist is, in deze beroepsprocedure niet nader onderbouwd.
10.1.
Voor het antwoord op de vraag of schade binnen het normaal maatschappelijk risico valt, is volgens de rechtspraak onder meer van belang of de desbetreffende planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd, waarmee de aanvrager rekening had kunnen houden in die zin dat die ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag. Bij de beantwoording van die vraag komt in ieder geval betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang vinnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid past. [6] De vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico is in de eerste plaats aan het bestuursorgaan, dat daarbij beoordelingsruimte toekomt. [7] Het bestuursorgaan dient deze vaststelling naar behoren te motiveren.
10.2.
In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college niet begrijpelijk heeft gemotiveerd waarom het tot een normaal maatschappelijk risico van 4 procent is gekomen. Het college heeft aan haar besluitvorming het advies van SAOZ ten grondslag gelegd. De beoordeling van het normaal maatschappelijk risico heeft SAOZ opgenomen in hoofdstuk 9 van het advies. Het college heeft, in navolging van het advies van SAOZ, betrokken hoe de vergunde ontwikkeling past binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het langjarig gevoerde beleid. In de rechtspraak is geoordeeld dat in het geval indien voor één van die indicatoren (ruimtelijke structuur en langjarig beleid) maar voor een deel wordt voldaan, het hanteren van een drempel van 4 procent in beginsel is aangewezen. [8] De enkele stelling van eiseres in de beroepsprocedure dat het normaal maatschappelijk risico daarmee niet juist is vastgesteld, geeft voor de rechtbank onvoldoende aanleiding om de motivering niet te kunnen volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Moest het college met eiser in overleg treden over het conceptadvies van SAOZ?
11. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meerdere keren bij het college kenbaar heeft gemaakt dat het concept planschadeadvies onjuist is en dat zij in overleg wil treden. Het college heeft hierop niet gereageerd, aldus eiseres. Daarom is zij genoodzaakt juridische stappen te zetten.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de gelegenheid is gesteld te reageren op het concept planschadeadvies. De rechtbank overweegt verder dat er geen wettelijke plicht is om in overleg te treden over het concept planschadeadvies. Voor zover eiser met dit standpunt wil betogen dat er onvoldoende inhoudelijk op haar standpunten is ingegaan, stelt de rechtbank vast dat SAOZ in het definitieve advies is ingegaan op de reactie van eiseres op het concept planschade advies. Het college heeft dit definitieve advies overgenomen in het primaire besluit. Ook heeft het college inhoudelijk gereageerd op de standpunten van eiser in de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie, en heeft SAOZ gereageerd op het advies van Haarsma Rentmeesters. De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in dit standpunt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het advies van de bezwaarschriftencommissie gebrekkig?
12. Eiseres heeft aangevoerd dat de inhoudelijke beoordeling door de bezwaarschriftencommissie onjuist en onvolledig is. Eiseres heeft deze stelling niet verder toegelicht. De beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
Is de pleitnotitie van Nysingh onjuist?
13. Eiseres voert aan dat de pleitnota van Nysingh integraal onjuist is. Bij de processtukken bevindt zich een pleitnotitie van mr. P.C.T. Bijveld ten behoeve van de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Coevorden. De rechtbank stelt vast dat deze notitie geen deel uitmaakt van het bestreden besluit. Eiseres heeft niet toegelicht waarom de inhoud niet juist is en wat vervolgens volgens haar de gevolgen zijn van de vermeende onjuistheid van deze notitie. De rechtbank ziet in deze enkele stellingname van eiseres geen aanknopingspunten om het beroep gegrond te achten. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen planschadevergoeding krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet ruimtelijke ordening
Artikel 6.1
1. Burgemeester en wethouders kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
[…]
Artikel 6.2
1. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager.
2. In ieder geval blijft voor rekening van de aanvrager:
[…]
b. van schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade, tenzij de vermindering het gevolg is:
1°.van de bestemming van de tot de onroerende zaak behorende grond, of
2°.van op de onroerende zaak betrekking hebbende regels als bedoeld in artikel 3.1.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
2.Het gaat om een combinatie van een vrijstelling op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een omgevingsvergunning tweede fase op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.De rechtbank begrijpt: een verzoek op grond van artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2582 (overzichtsuitspraak).
5.Uitspraak van de Afdeling van 6 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2939.
6.Uitspraak van de Afdeling van 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2402.
7.Uitspraak van de Afdeling van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4668.
8.Zie de in voetnoot 10 genoemde uitspraak van de Afdeling.