Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
"Franekeradeel-Harlingen"en vastgesteld door:
Rechtbank Noord-Nederland
In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 6 december 2024, wordt het bezwaar van [A] tegen de indeling in de verkavelingsklasse van de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR) behandeld. [A], verzoeker en eigenaar van een melkveebedrijf, heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de LGR door Gedeputeerde Staten van Fryslân. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 8 november 2024, waarbij zowel [A] als vertegenwoordigers van Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie aanwezig waren. De rechtbank heeft de processtukken en de ingediende zienswijzen beoordeeld, evenals de relevante wetgeving, waaronder de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) en de Omgevingswet.
De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van [A] met betrekking tot de waterhuishouding en schade door bodemdaling niet gegrond zijn. De rechtbank stelt vast dat de door [A] gestelde schade niet het gevolg is van de landinrichting, maar eerder van de bodemdaling door gas- en zoutwinning. De rechtbank concludeert dat de maatregelen die zijn getroffen om de waterhuishouding te verbeteren, effectief zijn geweest en dat de indeling van [A] in verkavelingsklasse 3 niet gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat de indeling in klasse 2, die een beperkte tot matige vergroting van de oppervlakte bij de gebouwen en een redelijke afstandsverkorting inhoudt, meer op zijn plaats is.
De rechtbank verklaart het bezwaar van [A] tegen de verkavelingsklasse-indeling gegrond, maar wijst de overige bezwaren af. Gedeputeerde Staten wordt veroordeeld in de proceskosten van [A]. De beschikking biedt inzicht in de afwegingen van de rechtbank en de toepassing van de relevante wetgeving in het kader van landinrichting en waterhuishouding.