ECLI:NL:RBNNE:2024:4754

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
18-317347-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en medeplichtigheid aan witwassen met aanzienlijke financiële gevolgen

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen en medeplichtigheid aan witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren voor het pinnen van geld van andermans rekening in de periode van 3 januari 2020 tot en met 8 april 2020, waarbij hij in totaal ongeveer 100.000 euro heeft gepind. Daarnaast heeft hij in de periode van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 zijn bankrekening en pincode ter beschikking gesteld aan een ander, waarmee hij als katvanger fungeerde en de feitelijke daders verhulde. De rechtbank benadrukte dat witwassen de integriteit van het financiële verkeer aantast en het vertrouwen van de burger in het digitale handelsverkeer ondermijnt. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers en heeft enkel gehandeld uit eigen financieel gewin.

Tijdens de zitting op 15 november 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot de taakstraf, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor de geleden materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen ter vergoeding van de schade aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/317347-21
Ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/317989-21, 18/027664-22, 18/068713-22 & 18/336724- 22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/317347-21
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 januari 2020 tot en met 8 april 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten
  • op of omstreeks 3 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 9430 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 6 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 9338 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 8 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 18.850 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 10 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 9940 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 18 maart 2020, een geldbedrag van in totaal 28.662 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 31 maart 2020, een geldbedrag van in totaal 4230 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 8 april 2020, een geldbedrag van in totaal 550 euro, althans een
geldbedrag en/of een aantal paysafe kaarten,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) en/of paysafe kaarten gebruik gemaakt, door (telkens), al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas (met bijbehorende pincode) aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te gebruiken om uit een geldautomaat meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen en/of om paysafe kaarten te kopen, en/of (aldus) opgenomen geld en/of paysafe kaarten (telkens) onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) en/of paysafe kaarten - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 januari 2020 tot en met 8 april 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een voorwerp(en), te weten
  • op of omstreeks 3 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 9430 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 6 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 9338 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 8 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 18.850 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 10 januari 2020, een geldbedrag van in totaal 9940 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 18 maart 2020, een geldbedrag van in totaal 28.662 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 31 maart 2020, een geldbedrag van in totaal 4230 euro, althans een geldbedrag, en/of
  • op of omstreeks 8 april 2020, een geldbedrag van in totaal 550 euro, althans een
geldbedrag en/of een aantal paysafe kaarten, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) en/of paysafe kaarten gebruik heeft gemaakt, door (telkens), al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas (met bijbehorende pincode) aan te nemen en/of onder zich te houden
en/of te gebruiken om uit een geldautomaat meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen en/of om paysafe kaarten te kopen, en/of (aldus) opgenomen geld en/of paysafe kaarten (telkens) onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) en/of paysafe kaarten
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/317989-21
hij op of omstreeks 24 maart 2020, in de gemeente(n) Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten
- 1490 euro,
in elk geval een geldbedrag, verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of van dat geldbedrag gebruik gemaakt, door, al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas (met bijbehorende pincode) aan te nemen en/of onder zich
te houden en/of te gebruiken om uit een geldautomaat geld op te nemen, en/of (aldus) dat opgenomen geldbedrag onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2020, in de gemeente(n) Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten
1490 euro, in elk geval een geldbedrag,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, door, al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas (met bijbehorende pincode) aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te gebruiken om uit een geldautomaat geld op te nemen, en/of (aldus) dat opgenomen geldbedrag onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/027664-22
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 25 maart 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten
  • 10 euro, en/of
  • 500 euro, en/of
  • 90 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1200 euro, en/of
  • 170 euro, en/of
  • 1200 euro, en/of
  • 1200 euro, en/of
  • 500 euro, en/of
- 1200 euro,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik gemaakt, door (telkens), al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te gebruiken om uit een geldautomaat meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen, en/of (aldus) opgenomen geld (telkens) onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dat dat/die
geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 25 maart 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een voorwerp(en), te weten
  • 10 euro, en/of
  • 500 euro, en/of
  • 90 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1200 euro, en/of
  • 170 euro, en/of
  • 1200 euro, en/of
  • 1200 euro, en/of
  • 500 euro, en/of
- 1200 euro,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, door (telkens), al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te gebruiken om uit een
geldautomaat meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen, en/of (aldus) opgenomen geld (telkens) onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/068713-22
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 20 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 320 euro,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik gemaakt, door (telkens), al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te gebruiken om uit een geldautomaat meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen, en/of
(aldus) opgenomen geld (telkens) onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dat dat/die
geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 20 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een voorwerp(en), te weten
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 1500 euro, en/of
  • 320 euro,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, door (telkens), al dan niet op verzoek van (een) mededader(s) of (een) ander(en), een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te gebruiken om uit een
geldautomaat meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen, en/of (aldus) dat opgenomen geld (telkens) onder zich te nemen en/of te houden en/of (vervolgens) af te geven aan een of meer mededader(s) of (een) ander(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/336724-22
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 in Groningen en/of Veenendaal en/of Weerd en/of Den Haag, in elk geval (elders) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meerdere voorwerpen,
te weten:
  • een geldbedrag van (in totaal) 1.000 (aangifte p. 367-369), en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 1.200 (aangifte p. 381-383), en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 1.112,71 (aangifte p. 388-390),
in elk geval een of meerdere geldbedragen, (a)
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was dan wel was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerpen(en) voorhanden had(den), en/of (b)
  • heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen dan wel dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer anderen, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 in Groningen en/of Veenendaal en/of Weerd
en/of Den Haag, in elk geval (elders) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meerdere voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van (in totaal) 1.000 (aangifte p. 367-369), en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 1.200 (aangifte p. 381-383), en/of
  • een geldbedrag van (in totaal) 1.112,71 (aangifte p. 388-390),
in elk geval een of meerdere geldbedragen, (a)
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was dan wel was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerpen(en) voorhanden had(den), en/of (b)
  • heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt,
terwijl die ander wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen dan wel dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig waren/was uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf hij, verdachte, in of
omstreeks de periode van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 te Groningen en/of Veenendaal en/of Weerd en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, een pinpas en/of de bijbehorende pincode ter beschikking gesteld aan die ander(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18/336724-22, aangezien de rol van de verdachte niet als medepleger gekwalificeerd kan worden. De verdachte is door het ter beschikking stellen van zijn bankpas en pincode medeplichtig geweest aan witwassen van meerdere geldbedragen, zodat het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft daarnaast telkens veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit in de zaken met de parketnummers 18/317347-21, 18/317989-21, 18/027664-22 en 18/068713-22. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er steeds sprake is geweest van medeplegen van gewoonte (opzet)witwassen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/317347-21, tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging, heeft hij opgemerkt dat onbekend is gebleven hoeveel geld er op 6 januari 2020 is gepind door de verdachte, zodat enkel bewezen kan worden dat er sprake is van het witwassen van enig geldbedrag op die desbetreffende datum. Daarnaast kan ten aanzien van het derde gedachtestreepje van de tenlastelegging enkel bewezen worden dat er een bedrag van 18.710 euro is gepind en witgewassen door de verdachte, in plaats van het ten laste gelegde geldbedrag van 18.850 euro.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/027664-22 heeft de officier van justitie eveneens opgemerkt dat onduidelijk is gebleven hoeveel geld de verdachte op 25 maart 2020 heeft gepind, zodat enkel bewezen kan worden dat verdachte geldbedragen heeft witgewassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle zaken geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/317347-21
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het tweede gedachtestreepje onbekend is gebleven hoeveel geld de verdachte heeft opgenomen en witgewassen, zodat enkel witwassen van een geldbedrag bewezen kan worden. Ten aanzien van het derde gedachtestreepje kan enkel bewezen worden dat verdachte een bedrag van 18.710,00 heeft witgewassen, omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangeefster een bedrag van 9.430,00 heeft overgemaakt naar de rekening van [naam] en een bedrag van 9.280,00 naar de rekening van [naam] . Een optelsom van deze bedragen leidt tot het voornoemde bedrag, dat door de verdachte is gepind.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 januari 2020, opgenomen op pagina 796 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021279285 d.d. 5 oktober 2021, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2020, opgenomen op pagina 830 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2020, opgenomen op pagina 804 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2020, opgenomen op pagina 818 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 maart 2020, opgenomen op pagina 790 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 april 2020, opgenomen op pagina 787 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, opgenomen op pagina 814 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] (aangifte namens slachtoffer [slachtoffer] );
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juli 2021, opgenomen op pagina 742 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de verdachte.
Parketnummer 18/317989-21
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2020, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020075310 d.d. 28 januari 2021, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 januari 2021, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de verdachte.
Parketnummer 18/027664-22
De officier van justitie heeft aangevoerd dat enkel bewezen kan worden dat geldbedragen zijn gepind en witgewassen, omdat een overzicht van de pintransacties incompleet lijkt te zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar het onder 3. opgenomen bewijsmiddel, waaruit blijkt dat een totaalbedrag van 7.570,00 is gepind op 25 maart 2020 in Groningen. De verdachte heeft bekend dat hij op die dag meermalen geld gepind heeft, zodat bewezenverklaard kan worden dat verdachte het voornoemde geldbedrag heeft witgewassen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2020, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020081545 d.d. 29 maart 2021, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 21 april 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 januari 2021, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de verdachte.
Parketnummer 18/068713-22
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2020, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020020244 d.d. 18 januari 2021, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2020, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december 2020, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de verdachte.
Parketnummer 18/336724-22
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde onderdeel medeplegen dient te worden vrijgesproken, aangezien niet uit de bewijsmiddelen afgeleid kan worden dat verdachte bewust en nauw zou hebben samengewerkt met degenen die de oplichting hebben gepleegd.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2019, opgenomen op pagina 367 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021216161 d.d. 19 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2019, opgenomen op pagina 381 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2019, opgenomen op pagina 388 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 juli 2021, opgenomen op pagina 403 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiaire feit in de zaak met parketnummer 18/336724-22 en telkens het primaire feit in de zaken met de parketnummers 18/317347-21, 18/317989-21, 18/027664-22 en 18/068713-22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/317347-21:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 3 januari 2020 tot en met 8 april 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte meermalen telkens tezamen en in vereniging met anderen voorwerpen, te weten
  • op 3 januari 2020, 9430 euro, en
  • op 6 januari 2020, een geldbedrag, en
  • op 8 januari 2020, 18.710 euro, en
  • op 10 januari 2020, 9940 euro, en
- op 18 maart 2020, 28.662 euro, en
  • op 31 maart 2020, 4230 euro, en
  • op 8 april 2020, 550 euro en een aantal paysafe kaarten,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet door telkens op verzoek van anderen, een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en onder zich te houden en te gebruiken om uit een geldautomaat meermalen, geld op te nemen en om paysafe kaarten te kopen, en aldus opgenomen geld en paysafe kaarten telkens onder zich te nemen en te houden en vervolgens af te geven aan anderen, terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die geldbedragen en paysafe kaarten - onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/317989-21:
hij op 24 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten
- 1490 euro,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet door op verzoek van anderen, een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en onder zich te houden en te gebruiken om uit een geldautomaat
geld op te nemen, en aldus dat opgenomen geldbedrag onder zich te nemen en te houden en vervolgens af te geven aan anderen, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/027664-22:
hij op verschillende tijdstippen op 25 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte meermalen telkens tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten
  • 10 euro, en
  • 500 euro, en
  • 90 euro, en
  • 1500 euro, en
  • 1200 euro, en
  • 170 euro, en
  • 1200 euro, en
  • 1200 euro, en
  • 500 euro, en
- 1200 euro,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet door telkens op verzoek van anderen, een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en onder zich te houden en te gebruiken om uit een geldautomaat meermalen geld op te nemen, en aldus opgenomen geld telkens onder zich te nemen en te houden en vervolgens af te geven aan anderen, terwijl hij, verdachte, telkens wist, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/068713-22:
hij op verschillende tijdstippen op 20 januari 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte meermalen telkens tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten
  • 1500 euro, en
  • 1500 euro, en
  • 1500 euro, en
  • 1500 euro, en
  • 1500 euro, en
  • 1500 euro, en
  • 320 euro,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet door telkens op verzoek van anderen, een bankpas met bijbehorende pincode aan te nemen en onder zich te houden en te gebruiken om uit een geldautomaat meermalen geld op te nemen, en aldus opgenomen geld telkens onder zich te nemen en te houden en vervolgens af te geven aan anderen, terwijl hij, verdachte, telkens wist, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/336724-22:
een of meer anderen in de periode van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 in Nederland, meerdere malen, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere voorwerpen, te weten:
- 1.000, en
- 1.200, en
- 1.112,71
heeft verworven en omgezet, terwijl die ander(en) wist(en) dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte een pinpas en de bijbehorende pincode ter beschikking gesteld aan die ander.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de zaken met de parketnummers 18/317347-21, 18/317989-21, 18/027664-22 en 18/068713-22:
primair: medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van witwassen;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/336724-22:
subsidiair: medeplichtigheid aan witwassen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, gelet op de ernst van de feiten en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Gezien de frequentie van het pinnen en het totale benadelingsbedrag is een taakstraf een gepasseerd station.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een (deels voorwaardelijke) taakstraf aan de verdachte, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en op de positieve ontwikkeling die hij de afgelopen jaren heeft doorgelopen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportages van 14 november 2023 en 5 november 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de periode van 3 januari 2020 tot en met 8 april 2020 schuldig gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen, door telkens geld van andermans rekening te pinnen. Vast is komen te staan dat hij met verschillende bankpasjes en pincodes, die hij kreeg van zijn opdrachtgevers, in totaal een bedrag van rond de 100.000,00 euro heeft gepind. Ook is hij in de periode van 13 maart 2019 tot en met 18 maart 2019 medeplichtig geweest aan witwassen, aangezien hij zijn bankrekening en pincode ter beschikking heeft gesteld aan een ander. Door zijn handelen heeft verdachte gefungeerd als katvanger en heeft hij de feitelijke daders verhuld en afgeschermd, waardoor die personen straffeloos hun gang konden gaan. In zijn algemeenheid wordt door witwassen de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en meer specifiek het vertrouwen van de burger in het (digitale) handelsverkeer. Door het (faciliteren van het) wegsluizen van crimineel geld wordt de opsporing van de onderliggende misdrijven bemoeilijkt. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin en heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedragingen voor de slachtoffers. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet recent voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de reclasseringsrapportages. Geconcludeerd is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan vanuit financiële motieven, te weten om (gok)schulden af te lossen. De kans op recidive wordt als gemiddeld ingeschat. Geadviseerd is de oplegging van een straf zonder bijzonder voorwaarden. Interventies en hulpverlening zijn niet nodig geacht, omdat de strafbare feiten van lang geleden zijn en de verdachte in de tussentijd altijd zonder toezicht of bijzondere voorwaarden buiten is
geweest. Ter zitting is gebleken dat verdachte beter met problemen uit het verleden kan omgaan en dat hij zich positief ontwikkeld heeft, in die zin dat hij uitzicht heeft op werk en een woning.
LOVS oriëntatiepunten.
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals thans aan de orde een gevangenisstraf tussen de 5 en 9 maanden vastgesteld alsmede een taakstraf. Daarbij gaat het om fraude met een benadelingsbedrag tussen de 70.000,00 en 125.000,00. Naast het benadelingsbedrag dient tevens rekening gehouden te worden met de strafvermeerderende en strafverminderende factoren. De rechtbank houdt rekening met de volgende strafvermeerderende factoren:
  • de duur van de gedraging;
  • het feit dat het ontstane nadeel niet ongedaan is gemaakt;
  • de slachtoffers betreffen particulieren;
  • de verdachte heeft gehandeld uit gewoonte.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het eerste verhoor van verdachte op 28 oktober 2020, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
Straf
De rechtbank merkt op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel aangewezen is, gelet op de frequentie van het pinnen en de (onmisbare) rol die verdachte heeft vervuld in de oplichtingsketen waardoor van meerdere mensen op slinkse wijze grote geldbedragen zijn afgenomen. Gelet op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter niet (meer) aangewezen. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen, aangezien de rechtbank deze modaliteit en duur in het onderhavige geval passend en geboden acht.

Benadeelde partij

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/336724-22:
[naam] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.112,71 ter vergoeding van materiële schade en 150,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast wordt een bedrag van 1.815,00 gevorderd ter vergoeding van proceskosten die zijn ontstaan door de procedure die de benadeelde partij moest doorlopen ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Vordering tot schadevergoeding [naam]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van het materiële gedeelte van de vordering tot schadevergoeding, aangezien de benadeelde partij dit gedeelte is kwijtgeraakt door marktplaatsfraude en vast is komen te staan dat verdachte dit bedrag heeft gepind. Het immateriële gedeelde dient niet- ontvankelijk verklaard te worden wegens onvoldoende onderbouwing. Daarnaast dienen de gevorderde proceskosten gemaakt in het kader van de artikel 12 Sv-procedure toegewezen te worden. Tot slot dient de wettelijke rente toegekend te worden over de vordering en dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering tot schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking komt. Het immateriële deel dient niet-ontvankelijk verklaard te worden wegens onvoldoende onderbouwing, aldus de raadsman. Ten aanzien van de gevorderde proceskosten heeft de raadsman zich primair verzet tegen toewijzing, aangezien de relativiteit (causaliteit) hieraan in de weg staat. Subsidiair betreft deze schadepost geen rechtstreekse schade, zodat de schadevergoedingsmaatregel niet kan worden toegewezen voor dit bedrag. De raadsman heeft verwezen naar jurisprudentie.1
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij het materiële gedeelte van gestelde schade heeft geleden, te weten 1.112,71, en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen tot dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 maart 2019.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het immateriële gedeelte van de vordering tot schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd, zodat dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten gemaakt in het kader van de artikel 12 Sv-procedure overweegt de rechtbank, in overeenstemming met het betoog van de raadsman, dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag van 1.112,71 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/317347-21:
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] , tot een bedrag van 17.000,00 ter zake van materiële schade en 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Aan de benadeelde partij is een bedrag van 7.250,00 vergoed, zodat de totale vordering tot schadevergoeding 29.750,00 bedraagt. Daarnaast wordt een bedrag van 30,00 gevorderd ter vergoeding van proceskosten;
2. [ [naam] , tot een bedrag van 18.720,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing van het materiële gedeelte van de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van 550,00, aangezien vaststaat dat verdachte dit bedrag heeft gepind bij de Rabobank om paysafe kaarten te kopen. Met andere woorden kan enkel bewezen worden dat verdachte dit bedrag heeft witgewassen, zodat het overige gedeelte van de vordering wat betreft het materiële gedeelte niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Het immateriële gedeelte dient eveneens niet-ontvankelijk verklaard te worden, aangezien het aandeel van de verdachte niet in verhouding staat tot het immateriële leed van de benadeelde partij. Tot slot dienen de proceskosten ter hoogte van 30,00 volledig toegewezen te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk toegewezen kan worden tot een bedrag van 550,00, aangezien de verdachte enkel het witwassen van dit bedrag verweten wordt.
Daarnaast kunnen de proceskosten toegewezen worden, met daarbij de opmerking dat de schadevergoedingsmaatregel hierbij niet opgelegd kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij een gedeelte van de gestelde schade tot een bedrag van 550,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen tot dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 april 2020. Het immateriële gedeelte van de vordering tot schadevergoeding wordt niet-ontvankelijk verklaard, gelet op de omvang van de oplichting afgezet tegen het geringe aandeel van de verdachte. De proceskosten die door benadeelde zijn gemaakt voor papier, frankering en enveloppen worden volledig toegewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag van 550,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden, met uitzondering van voornoemde proceskosten, aangezien die volgens vaste rechtspraak niet kunnen worden betrokken bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering tot schadevergoeding [naam]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, gelet op het gebrek aan onderbouwing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, door het gebrek aan relativiteit (causaliteit).
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, zodat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.

Beslag

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/317347-21:
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de ring en het geldbedrag ( 935,00) teruggegeven worden aan de verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave aan de verdachte gelasten van de ring en het geldbedrag ( 935,00).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 48, 49, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/336724-22 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/336724-22 en het primair ten laste gelegde in de zaken met de parketnummers 18/317347-22, 18/317989-21, 18/027664-22 en 18/068713-22 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/336724-22, het subsidiair bewezen verklaarde:

Ten aanzien van [naam]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdacht om aan [naam] te betalen:
  • het bedrag van 1.112,71 (zegge: duizend honderdtwaalf euro en eenenzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening.
Verklaart de vordering van [naam] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.112,71 (zegge: duizend honderdtwaalf euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële
schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/317347-21, het primair bewezen verklaarde:Ten aanzien van
[slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdacht om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 april 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op 30,00 (zegge: dertig euro).
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [naam]

Verklaart de vordering van [naam] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslissing op de in beslag genomen goederen:

Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 935,00 ( omschrijving: G660677);
1 STK Ring (omschrijving: NN2R020120_660717, Goud).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2024.
Mr. E.P. van Sloten en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Rb Noord-Nederland 5 maart 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:835 en HR 4 december 2018,