ECLI:NL:HR:2018:2233

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
17/02841
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van ruit van bus en schadevergoedingsmaatregel in strafrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een ruit van een bus, toebehorende aan Connexxion Openbaar Vervoer N.V., op 12 augustus 2016 te Almere. Het Gerechtshof had de vordering van de benadeelde partij, Connexxion, tot schadevergoeding toegewezen, inclusief kosten voor rechtsbijstand. De Hoge Raad oordeelde echter dat de kosten voor rechtsbijstand niet als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt die in aanmerking komt voor schadevergoeding op basis van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat dergelijke kosten niet kunnen worden meegenomen bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking had op de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad wees de vordering tot schadevergoeding van Connexxion toe tot een bedrag van € 1.335,09, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. De Hoge Raad legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.

De uitspraak benadrukt de scheiding tussen proceskosten en schadevergoeding in het strafrecht, en bevestigt dat kosten voor rechtsbijstand niet onder de schadevergoeding vallen die kan worden toegewezen aan benadeelde partijen in strafzaken.

Uitspraak

4 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/02841
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 30 mei 2017, nummer 21/005507-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft F. Boor, advocaat te Utrecht, een verweerschrift ingediend. Deze heeft tevens namens de benadeelde partij bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding voor zover deze betreft de kosten van rechtsbijstand, tot verwijzing van de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, te weten € 200,- ter zake van rechtsbijstand, en die zij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding aan de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.335,09, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, en voorts de verdachte voor genoemd bedrag de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, van een bedrag van € 1.335,09, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis, te bepalen dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het namens de verdachte voorgestelde middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de vordering van de benadeelde partij Connexxion voor zover deze betreft de proceskosten ten bedrage van € 200,- ten onrechte heeft toegewezen en dat het Hof in verband daarmee ten onrechte een schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 12 augustus 2016 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan Connexxion, heeft vernield."
2.2.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een "voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" van de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V. met bijlage. Dit voegingsformulier houdt onder meer in:
"4a. Welke gevolgen heeft het voorval voor Connexxion Openbaar Vervoer NV gehad?
De schade is materieel, zie daartoe de opsomming onder punt 4b van dit formulier. (...)
Connexxion heeft ten aanzien van onderhavige vordering rechtsbijstandskosten ad € 603,75 gemaakt (bijlage 3).
4b. Gegevens over de schade
De voorlopige schade bestaat uit de volgende kosten:
Omschrijving Bijlagen Bedrag Euro
1. Reparatiekosten zijruit nr. 1 761,54
(...)
2. Kosten inzet ongeval-support nr. 2 573,55
voertuig en extra personeel,
stilstandkosten
(...)
3. Kosten rechtsbijstand nr. 3 603,75
Totaal 1.938,84."
2.2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"De voorzitter sluit het onderzoek, spreekt zijn beslissingen uit en motiveert die als volgt:
(...)
Ter zake van de vordering van de benadeelde partij is er geen discussie over de kosten van de ruit. Ook inzake de beslissing op de vordering van de benadeelde partij volg ik de redenering van de advocaat-generaal. Het liquidatietarief is een redelijke vaststelling van de kosten voor rechtsbijstand. De gestelde gevolgkosten zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte."
2.2.4.
De aantekening van het mondeling arrest houdt ten aanzien van de strafoplegging het volgende in:
"Het gerechtshof:
(...)
Vordering van de benadeelde partij Connexxion
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Connexxion ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.535,09 (duizend vijfhonderdvijfendertig euro en negen cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Connexxion, ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.535,09 (duizend vijfhonderdvijfendertig euro en negen cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen."
2.3.
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51f, eerste lid, Sv komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten van rechtsbijstand zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken. Dat brengt mee dat dergelijke kosten ook niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van de in art. 36f, eerste lid, Sr voorziene maatregel. Indien een benadeelde partij dergelijke proceskosten als onderdeel van de schade in de zin van art. 51f Sv vordert, dient zij in zoverre in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Door een benadeelde partij gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn te rekenen tot de proceskosten waaromtrent de rechter ingevolge het bepaalde in art. 592a Sv in de daar bedoelde gevallen een afzonderlijke beslissing dient te geven, die ingevolge het bepaalde in art. 361, zesde lid, Sv in het vonnis dient te worden opgenomen. (Vgl. HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:653.)
2.4.
Het Hof heeft onder het toegekende bedrag aan schadevergoeding naast de geleden materiële schade van in totaal € 1.335,09 ook de kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 200,- begrepen. Dientengevolge heeft het Hof die kosten ook in aanmerking genomen bij de oplegging van de maatregel van art. 36f, eerste lid, Sr. Daarmee heeft het Hof miskend hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen. De bestreden uitspraak kan daarom in zoverre niet in stand blijven. In aanmerking genomen dat de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep niet zijn betwist, zal de Hoge Raad, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, doen wat het Hof had behoren te doen.
3. Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij Connexxion en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.335,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding voor zover deze betreft de kosten van rechtsbijstand;
verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, bestaande uit € 200,- ter zake van rechtsbijstand, alsmede uit de kosten die zij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, van een bedrag van € 1.335,09, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis;
bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 december 2018.