ECLI:NL:RBNNE:2024:4734

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
18-042371-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in zaak van nalaten medische hulp en diefstal na overlijden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten werd beschuldigd van dood door schuld, diefstal en het wegnemen van een lijk. De verdachte was ten laste gelegd dat hij, op of omstreeks 11 februari 2023, samen met anderen nalatig had gehandeld door geen medische hulp in te schakelen voor het slachtoffer, die na het innemen van MDMA en alcohol buiten bewustzijn raakte en overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen het nalaten van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat het nalaten om medische hulp in te schakelen niet kan worden aangemerkt als een noodzakelijke factor in de keten van gebeurtenissen die tot het overlijden hebben geleid. Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van diefstal van geld en het wegnemen van het lichaam van het slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had gepleegd, en sprak hem daarom vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/042371-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 november 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 11 februari 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, doordat:
het hem, verdachte en/of zijn medeverdachten bekend was/waren dat [slachtoffer] onder invloed was van alcohol en/of verdovende middelen en/of
het hem en/of zijn medeverdachten bekend was/waren dat [slachtoffer] in het bezit was van een brok MDMA en/of
het hem en/of zijn medeverdachten bekend was dat [slachtoffer] deze brok MDMA tot zich had genomen en/of doorgeslikt had en/of
[slachtoffer] na die inname van MDMA buiten bewustzijn raakte en/of spastische bewegingen maakte en/of
hij en/of zijn medeverdachten die [slachtoffer] vervolgens op zijn buik op het bed heeft/hebben gelegd en/of heeft/hebben laten liggen en/of
[slachtoffer] niet aanspreekbaar was en/of niet wakker te krijgen was en/of niet reageerde op (pijn)prikkels en/of
het hem en/of zijn medeverdachten bekend was/waren (met de gevaren) van het gebruik van (een brok) MDMA, al dan niet in combinatie met andere middelen en/of
pas na geruime tijd, althans niet direct, althans niet tijdig, de hulpdienst (te weten de ambulance), althans medische hulp, verzorging, heeft gealarmeerd en/of ingeschakeld,
waardoor het aan zijn/hun schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2) hij, op of omstreeks 11 februari 2023 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, van ongeveer 350,--, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. hij, op of omstreeks 11 februari 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een lijk, te weten het overleden lichaam van [slachtoffer] heeft weggenomen en/of (vervolgens) dat weggenomen lijk heeft verplaatst en/of vervoerd, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of diens mededaders:
4. het lijk van het bed getild/gesleept en/of
5. het lijk in een rolstoel gezet en/of vervolgens uit de woning gelegen aan de [adres] gereden en/of
6. (nadat het lijk uit de rolstoel viel/gleed) het lijk versleept/getild naar de galerij.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Ten aanzien van feit 1, het medeplegen van dood door schuld, heeft de officier van justitie hiertoe aangevoerd dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] wisten dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) een (te grote) brok MDMA had ingenomen, terwijl hij reeds onder invloed was van alcohol. Vrijwel direct na het innemen van de MDMA maakte [slachtoffer] spastische bewegingen, rolde hij met zijn ogen en raakte hij bewusteloos. Verdachten hebben [slachtoffer] op bed gelegd en zich vervolgens gedurende een periode van minimaal 2,5 uur niet meer om hem bekommerd. Verdachten hadden echter moeten en kunnen voorzien dat in deze situatie het inschakelen van (tijdige) medische hulp essentieel was. Door hun nalatig handelen hebben zij het risico dat [slachtoffer] zou komen te overlijden in zodanige mate verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs aan hen kan worden toegerekend. Ten aanzien van feit 2, het medeplegen van diefstal, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en de door [medeverdachte] verstuurde WhatsApp-berichten, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] , geld van [slachtoffer] heeft weggenomen, terwijl [slachtoffer] op dat moment bewusteloos op bed lag. Ten aanzien van feit 3, het medeplegen van het wegnemen en/of verplaatsen van een weggenomen lijk, heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] , het lichaam van [slachtoffer] uit bed heeft getild, in een rolstoel heeft gezet en uit de studio van [medeverdachte] heeft gereden, waarna het lichaam van [slachtoffer] door [medeverdachte] en [medeverdachte] over de galerij is gesleept naar de plek waar hij uiteindelijk door de politie is aangetroffen. Gelet op het feit dat de ambulanceverpleegkundige ongeveer drie kwartier nadat [slachtoffer] op de galerij moet zijn achtergelaten constateerde dat zijn lichaam lijk stijf was in combinatie met hetgeen [medeverdachte] en [medeverdachte] tijdens het tillen en verplaatsen van [slachtoffer] hebben gezien en gevoeld, kan het niet anders zijn dan dat [slachtoffer] op dat moment al was overleden en dat verdachten dit ook hebben geweten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich, samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan dood door schuld in de zin van artikel 307 Sr. Voor een bewezenverklaring hiervan is vereist dat er causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten, kort gezegd het nalaten om tijdig medische hulp in te schakelen en de dood van [slachtoffer] . Daarnaast moet worden beoordeeld of dit nalaten kan worden aangemerkt als (ten minste) aanmerkelijk onvoorzichtig.
Causaal verband
De vraag of er causaal verband bestaat tussen het nalaten van verdachte en de medeverdachten en de dood van [slachtoffer] moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het nalaten van verdachte en de medeverdachten het risico dat [slachtoffer] zou komen te overlijden in zodanige mate heeft verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs aan hen kan worden toegerekend.1
Feiten en omstandigheden
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 11 februari 2023 is [slachtoffer] naar de woning van medeverdachte [medeverdachte] gegaan voor een afterparty. Deze woning betreft een studio in een appartementencomplex aan de [adres] . Op de camerabeelden van het appartementencomplex is te zien dat [slachtoffer] om 03:42 uur bij het appartementencomplex arriveert en dat hij via de hoofdingang naar binnen loopt. [slachtoffer] is onvast ter been en slingert.2 In de studio gaat [slachtoffer] op de bank zitten. Op dat moment is zijn ook medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] in de studio aanwezig. In de woning bevindt zich
voorts een flinke hoeveelheid verschillende soorten verdovende middelen. Op de salontafel ligt wiet en een grote brok MDMA en ook is er onder meer 3MMC, 2C-B en in de loop van de nacht ook lachgas in de woning aanwezig.3 Op enig moment ziet [medeverdachte] dat [slachtoffer] met een brok MDMA in zijn handen speelt. [medeverdachte] zegt tegen [slachtoffer] dat hij maar een klein stukje van die brok moet nemen. Kort daarop ziet [medeverdachte] [slachtoffer] kauwen. Een paar minuten daarna raakt [slachtoffer] onwel.4
Wat er dan precies gebeurt, blijkt niet eenduidig uit het procesdossier. [medeverdachte] verklaart dat hij zag dat de ogen van [slachtoffer] dichtvielen en dat hij wat vreemd oogde5. [medeverdachte] verklaart in zijn verhoor op 13 februari 2023 dat hij zag dat [slachtoffer] knock-out ging en op de bank wegzakte.
Daarop wordt [slachtoffer] over de rugleuning van de bank getild en op zijn buik op het bed van [medeverdachte] neergelegd. [medeverdachte] ziet vervolgens dat [slachtoffer] spastische bewegingen maakt, waarbij hij met zijn arm en rug kronkelde en raar met zijn mond bewoog. Deze bewegingen duurden ongeveer een minuut, waarna [slachtoffer] weer stil lag. Dit herhaalde zich gedurende ongeveer vijftien minuten. Daarna lag [slachtoffer] stil op bed.6 In zijn verhoor op 15 februari 2023 verklaart [medeverdachte] dat [slachtoffer] al op de bank spastisch begon te bewegen en met zijn piemel begon te zwaaien. 7
Ongeveer dertig minuten na zijn aankomst in de studio is [slachtoffer] door [medeverdachte] en [medeverdachte] op bed neergelegd.8 Op dat moment zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] nog niet in de studio aanwezig. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte om 04:12 uur bij het appartementencomplex arriveert.9 Bij binnenkomst in de studio ziet hij [slachtoffer] op zijn buik op bed liggen. Hij tikt [slachtoffer] ter hoogte van zijn heup aanen deze zou daarop even hebben gekreund.
Verdachte voegt zich vervolgens bij [medeverdachte] en [medeverdachte] .10 Om 05:09 uur arriveert ook [medeverdachte] bij het appartementencomplex.11 In de studio aangekomen, ziet hij [slachtoffer] , op zijn buik, op bed liggen. Als [medeverdachte] na ongeveer een half uur de studio verlaat, ziet hij dat [slachtoffer] nog steeds in dezelfde positie ligt en niet heeft bewogen.12 Tussen 04:52 uur en 06:09 uur stuurt [medeverdachte] aan verschillende personen een WhatsApp-bericht waarin staat dat [slachtoffer] nokkie op bed ligt.13 Om 06:31 uur keert [medeverdachte] terug bij het appartementencomplex.14 Bij binnenkomst in de studio ziet hij [slachtoffer] nog steeds in dezelfde positie op bed liggen.15 Om 07:06 uur belt [medeverdachte] met 11216 en om 07:19 uur arriveert de politie ter plaatse.17 Zij treffen [slachtoffer] , liggend op zijn rug, aan op de galerij van de verdieping waar zich ook de studio van [medeverdachte] bevindt. Omdat de politie geen hartslag en ademhaling waarneemt, starten zij met het reanimeren van [slachtoffer] . 18 Kort na 07:30 uur constateert de ambulanceverpleegkundige dat zijn lichaam al lijkstijfheid vertoont. Geconcludeerd wordt dat [slachtoffer] is overleden.19
Uit het forensisch pathologisch onderzoek van het NFI blijkt dat het overlijden van [slachtoffer] zonder meer kan worden verklaard op basis van een intoxicatie met MDMA (al dan niet in combinatie met alcohol).20 Uit toxicologisch onderzoek blijkt dat er in het (femoraal)bloed van [slachtoffer] (dat op 11 februari 2023 is afgenomen) MDMA is aangetroffen in een hoge concentratie van 2,1 mg/l. In het bloed
van [slachtoffer] is daarnaast ethanol (alcohol) aangetroffen in een concentratie van 2,7 mg/l.21
In een aanvullend NFI-rapport concluderen de deskundigen [naam] en [naam] dat het tijdstip waarop [slachtoffer] is overleden onvoldoende betrouwbaar kan worden geschat. Er kan alleen een grove schatting worden gegeven, te weten een minimale overlijdensduur van circa 1 tot 5 uur (op basis van lijkstijfheid) en circa 1,5 tot 3,5 uur (op basis van lijkvlekken). Daarnaast overwegen de deskundigen dat, op basis van de forensisch pathologische bevindingen, het scenario dat [slachtoffer] direct is overleden, dat wil zeggen binnen een tijdsduur van vijftien minuten of korter na het bereiken van een toxische concentratie van MDMA in het bloed, even waarschijnlijk is als de hypothese dat [slachtoffer] niet direct is overleden.22
Oordeel van de rechtbank
Niet ter discussie staat dat [slachtoffer] is overleden aan een intoxicatie met MDMA, al dan niet in combinatie met alcohol. Op grond van de conclusies en overwegingen van de deskundigen van het NFI kan de rechtbank het tijdstip waarop [slachtoffer] die bewuste nacht is overleden echter niet vaststellen. De rechtbank kan dus niet vaststellen of dit overlijden kort na het innemen van de MDMA is gebeurd of dat er een langer tijdsbestek heeft gezeten tussen het innemen van de MDMA en het overlijden van
[slachtoffer] . Beide scenarios worden door de deskundigen van het NFI even waarschijnlijk geacht.
Dit betekent dat de rechtbank het scenario dat [slachtoffer] kort na het innemen van de MDMA is overleden niet kan uitsluiten. In dit geval zou [slachtoffer] zijn overleden binnen een tijdsduur van vijftien minuten of korter nadat in het bloed een toxische concentratie MDMA werd bereikt, Gelet op de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden, waarbij [slachtoffer] een paar minuten na de inname van de MDMA onwel is geworden en spastische bewegingen maakte, hij daarna gedurende ruim twee uur bewegingloos op bed heeft gelegen en de hoge concentraties MDMA en alcohol in zijn bloed, acht de rechtbank dit scenario zelfs aannemelijk.
Uitgaande van dit scenario acht de rechtbank het voorts aannemelijk dat het korte tijdsbestek van vijftien minuten of korter waarbinnen [slachtoffer] zou zijn overleden (in combinatie met de hoge concentratie MDMA en alcohol in zijn bloed) onvoldoende ruimte bood om het overlijden van [slachtoffer] te voorkomen. In een situatie als deze kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden vastgesteld dat het nalaten van verdachte en de medeverdachten om tijdig medische hulp in te schakelen, een noodzakelijke factor is geweest in de keten van gebeurtenissen die tot het overlijden van [slachtoffer] hebben geleid. In elk geval heeft dit nalaten het risico op het overlijden van [slachtoffer] niet in zodanige mate verhoogd, dat zijn overlijden redelijkerwijs aan verdachte en de medeverdachten kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting stellig ontkend dat hij geld uit de portemonnee van [slachtoffer] heeft gestolen toen deze out op bed lag. De rechtbank constateert dat medeverdachte [medeverdachte] de enige persoon is die een (direct) belastende verklaring over verdachte heeft afgelegd. In zijn verklaring bij de politie van 15 februari 2023 heeft [medeverdachte] verklaard dat hij en verdachte geld van [slachtoffer] hebben gestolen toen deze out op bed lag. Volgens [medeverdachte] was dit een idee van verdachte. Verdachte heeft volgens [medeverdachte] ook de portemonnee uit de broekzak van
[slachtoffer] gehaald en het daarin aangetroffen geldbedrag tussen hen beiden verdeeld. [medeverdachte] heeft zelf de portemonnee van [slachtoffer] niet in zijn handen gehad, aldus de verklaring van [medeverdachte] bij de politie. Anders dan officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat aan deze (belastende) verklaring in bewijsrechtelijke zin geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend.
Uit het procesdossier blijkt dat [medeverdachte] gedurende de bewuste nacht meerdere Whatsapp- berichten heeft verstuurd waaruit kan worden afgeleid dat juist hij de persoon is geweest die de portemonnee van [slachtoffer] uit zijn broekzak heeft gehaald en daaruit een geldbedrag heeft weggenomen. Zo heeft [medeverdachte] aan [naam] en [naam] het bericht gestuurd heb hem geracet en aan [naam] heeft [medeverdachte] het bericht gestuurd: Is [slachtoffer] . Heb hem geript net. Moet die maar niet nokkie gaan van g in me huis. Dusja dan trek ik je porto leeg en kkr je in hal. Dus geld af gepakt. Daarnaast acht de rechtbank het opvallend dat [medeverdachte] in zijn verhoor bij de politie een gedetailleerde beschrijving heeft gegeven van de portemonnee van [slachtoffer] en dat hij voorts, in meerdere verhoren, heeft verklaard dat verdachte van de gebeurtenissen die nacht bijna niets heeft meegekregen omdat hij grotendeels op een stoel lag te slapen door de vele lachgasballonnen die hij heeft gebruikt. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal ook niet kan worden afgeleid uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] was ten tijde van de diefstal niet in de studio van [medeverdachte] aanwezig. Zijn verklaring over (de rol van) verdachte is derhalve niet gebaseerd op eigen wetenschap, maar op wat hij later die nacht over de diefstal heeft gehoord van de jongens.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank, met de raadsvrouw, tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd of dat hij daaraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Niet ter discussie staat dat het overleden lichaam van [slachtoffer] is weggenomen van het bed in de studio van medeverdachte [medeverdachte] en verplaatst naar de galerij van het appartementencomplex. Verdachte was ten tijde van dit wegnemen en verplaatsen ook in de studio aanwezig. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting echter stellig ontkend dat hij hierbij betrokken is geweest. Volgens verdachte was hij door het continue gebruik van lachgasballonnen in combinatie met bier en sterke drank zo compleet van de wereld, dat hij hiervan ook niets heeft meegekregen. Deze verklaring van verdachte vindt steun in het procesdossier. Zo is verdachte, nadat de politie ter plaatse was gekomen, door verbalisant [naam] in de studio zittend aangetroffen met een ballon in zijn mond en twee grote lachgascilinders in zijn directe nabijheid. Verbalisant [naam] zag daarnaast dat de salontafel vol stond met (lege en volle) flessen bier en dat er ballonnen op de salontafel en bank lagen. De verklaring van verdachte wordt voorts ondersteund door [medeverdachte] , die in zijn verhoor bij de politie op 11 februari 2023 verklaart: [naam] kreeg van dit alles niks mee omdat hij in mijn kamer lag te slapen. Hij lag hier diep in coma. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij, samen met medeverdachte [medeverdachte] en [medeverdachte] , het lichaam van [slachtoffer] van het bed heeft getild en in een rolstoel heeft gezet. Vervolgens hebben zij met zijn drieën [slachtoffer] in die rolstoel de kamer uitgereden. Nadat [slachtoffer] in de hal, bij de voordeur, uit de rolstoel was gegleden, heeft hij samen met [medeverdachte] [slachtoffer] over de galerij gesleept naar de plek waar hij later door de politie is aangetroffen.
[medeverdachte] bevestigt deze gang van zaken rondom het wegnemen en verplaatsen van het lichaam van [slachtoffer] . [medeverdachte] verklaart echter wisselend over de personen die hierbij betrokken zijn
geweest. In zijn verhoor bij de politie op 14 februari 2023 verklaart hij dat medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] van het bed in de rolstoel hebben getild en dat zij [slachtoffer] vervolgens uit de studio hebben gereden. Over zijn eigen rol daarbij verklaart hij niet. In zijn verhoor bij de politie op 15 februari 2023 verklaart [medeverdachte] dat niet [medeverdachte] betrokken is geweest bij het wegnemen en verplaatsen van het lichaam van [slachtoffer] , maar verdachte.
Verdachte, die volgens [medeverdachte] erg bezopen was, zou bij het optillen de schouders van [slachtoffer] hebben vastgepakt en, nadat [slachtoffer] in de rolstoel was gezet, met de rolstoel achteruit uit de studio zijn gelopen. Over zijn eigen rol verklaart hij dat hij heeft geholpen om [slachtoffer] in de rolstoel te zetten en dat hij [slachtoffer] , nadat hij bij de voordeur uit de rolstoel was gegleden, naar de plek heeft gesleept waar hij later door de politie is aangetroffen. Nu uit de door [medeverdachte] afgelegde verklaringen geen eenduidig beeld naar voren komt over de personen die betrokken zijn geweest bij het wegnemen en verplaatsen van het overleden lichaam van [slachtoffer] , acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, zijn (belastende) verklaring ten aanzien van de rol van verdachte onvoldoende betrouwbaar om daaraan in bewijsrechtelijke zin doorslaggevende betekenis toe te kennen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank, met de raadsvrouw, tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd of dat hij daaraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[naam] (door tussenkomst van mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort), tot een bedrag van 17,500,- ter zake van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam] (door tussenkomst van mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort), tot een bedrag van 17,500,- ter zake van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat deze hoofdelijk kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partijen niet- ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering is gebaseerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het overlijden van [slachtoffer] bij de nabestaanden veel pijn en verdriet heeft veroorzaakt. Uit het namens de nabestaanden door mr. C.H. Dijkstra ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht is gebleken hoe groot het verlies en het gemis van [slachtoffer] voor hen is.
De rechtbank acht echter het feit waaruit de gestelde schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Benadeelde partijen
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2024.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde
opsporingsambtenaren opgemaakt. De genoemde paginas bevindein zich - tenzij anders aangegeven in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/2023037758 (onderzoek [naam] ) d.d. 22 mei 2023. ECLI:NL:HR:2019:339.
2 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 371 e.v.
3 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 februari 2023, opgenomen op pagina 65 e.v. en het proces-
verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 493 e.v.
4 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 15 februari 2023, opgenomen op pagina
562 e.v.
5 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 februari 2023, opgenomen op pagina
468 e.v.
6 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 februari 2023, opgenomen op pagina
545 e.v.
7 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 15 februari 2023, opgenomen op pagina
562 e.v.
8 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 februari 2023, opgenomen op pagina
545 e.v.
9 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 371 e.v.
10 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 februari 2023, opgenomen op pagina
606 e.v.
11 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 371 e.v.
12 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina
671 e.v.
13 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 februari 2023, opgenomen op pagina 142 e.v.
14 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 371 e.v.
15 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina
671 e.v..
16 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2023, opgenomen op pagina 345 e.v.
17 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 371 e.v.
18 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2022, opgenomen op pagina 23 e.v..
19 Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam] d.d. 11
februari 2022, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier.
20 Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.10.094, d.d. 11 juli 2023 opgemaakt door [naam] , arts en forensisch patholoog, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
21 Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.10.094, d.d. 7 juli 2023 opgemaakt door [naam] , apotheker- toxicoloog, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
22 Een aanvullend deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.10.094, d.d. 25 juli 2024 opgemaakt door [naam] , arts en forensisch patholoog, en [naam] , apotheker-toxicoloog, op de door hen afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.