ECLI:NL:RBNNE:2024:4716

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
18-191555-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor het wegnemen van een lijk en het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen

In de nacht van 11 februari 2023 is het slachtoffer, na het innemen van MDMA en alcohol, buiten bewustzijn geraakt en overleden. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal van het geld van het slachtoffer, omdat hij niet in de woning aanwezig was tijdens de diefstal. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor het wegnemen en verplaatsen van het overleden lichaam van het slachtoffer, wat in strijd is met artikel 150 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, MDMA en 2C-B. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, het lichaam van het slachtoffer van het bed heeft getild, in een rolstoel heeft gezet en vervolgens naar de galerij heeft gesleept. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld, ondanks dat hij zich bewust was van de kans dat het slachtoffer reeds overleden was. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 2 maanden op, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en controle op drugs- en alcoholgebruik.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/191555-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 december 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 november 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Th. Van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 11 februari 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een lijk, te weten het overleden lichaam van [slachtoffer] heeft weggenomen en/of (vervolgens) dat weggenomen lijk heeft verplaatst en/of vervoerd, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of diens mededaders:
het lijk van het bed getild/gesleept en/of
het lijk in een rolstoel gezet en/of vervolgens uit de woning gelegen aan de [adres] gereden en/of
(nadat het lijk uit de rolstoel viel/gleed) het lijk versleept/getild naar de galerij;
2) hij, op of omstreeks 11 februari 2023 te Emmen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 429,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 149,56 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 53,04 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of 2C-B, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3) hij, op of omstreeks 11 februari 2023 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, van ongeveer 350,--, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 3 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman hiertoe primair aangevoerd dat geen sprake is geweest van wederrechtelijk wegnemen, zoals bedoeld in artikel 150 Sr.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat door verdachte een stoffelijk overschot is verplaatst, nu op grond van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] op het moment van verplaatsing reeds was overleden. Meer subsidiair heeft de raadsman gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op het verplaatsen van een stoffelijk overschot omdat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat [slachtoffer] nog in leven was. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de in tenlastelegging genoemde harddrugs aanwezig heeft gehad, nu op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat deze harddrugs in de rugzak van verdachte zijn aangetroffen.
Oordeel van de rechtbank
Ter bevordering van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank eerst de feiten met betrekking tot [slachtoffer] van [slachtoffer] bespreken (feiten 1 en 3). Daarna zal de rechtbank feit 2 (verdovende middelen) bespreken.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op grond van het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte geld van [slachtoffer] heeft weggenomen, dan wel dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met degene(n) die de diefstal heeft/hebben gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Bewijsmiddelen
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 13 februari 2023, opgenomen op pagina 545 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/2023037758 (onderzoek [naam] ) d.d. 22 mei 2023, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: Waarom moest [slachtoffer] uit de woning? Had dat te maken met drugs en het wapen die in jou huis lagen?
A: Ook. Maar ik raakte in paniek, ik wist niet meer wat ik moest doen en ik wilde hem de deur uit hebben.
JV: Jij zegt dat je hem de woning uit wilden hebben. Hoe wisten de anderen dit? A: Dat heb ik gezegd. Zij snapten dat wel.
V: Hoe heb je hem de woning uit gekregen?
A: Ik had nog een rolstoel in huis staan. We hebben met zijn drieën, ik [medeverdachte] en [verdachte] , in de rolstoel gezet. Die man was loodzwaar.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 15 februari 2023, opgenomen op pagina 562 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: Hoe gaat het met [slachtoffer] toen jullie hem in de rolstoel tilden?
A: Er zat geen beweging in [slachtoffer] en het ging met heel veel moeite. Ik zag dat [slachtoffer] niet bewoog en dat hij zijn ogen dicht had.
V: Hoe voelde [slachtoffer] toen jullie hem optilden?
A: Wel een beetje stijf ja. Zijn armen bewegen was heel moeilijk. In de rolstoel tillen was moeilijk. Ik tilde hem bij zijn arm en die was al wat stijf.
V: Was [slachtoffer] flexibel toen hij in de rolstoel werd gezet.
A: Nee, hij was niet flexibel, hij bewoog niet makkelijk, hij was meer stijf......
V: Wie had [slachtoffer] waar beet?
A: Ik had hem bij zijn oksel, [verdachte] aan de andere kant. [medeverdachte] bij zijn benen volgens mij. V: Jullie hebben hem in de rolstoel naar buiten gedaan. Hoe ging dat?
A: [verdachte] reed de rolstoel met [slachtoffer] er in achterwaarts naar de voordeur. Ik liep er achter aan en [medeverdachte] stond achter mij in de woonkamer.
V: Wie heeft de voordeur open gedaan?
A: Volgens mij heb ik de voordeur open gedaan. De achterste wielen gingen goed over de drempel, toen de andere wielen van de rolstoel over de drempel gingen, gleed [slachtoffer] helemaal uit de rolstoel en viel [slachtoffer] met zijn hoofd op de grond. Dit is in de hal. [verdachte] sleepte vervolgens [slachtoffer] naar de andere kant van de gezamenlijke hal richting de trap.
V: Wie bepaalde dat [slachtoffer] weg werd gesleept bij jouw voordeur?
A: Dat begonnen [verdachte] en ik te doen, dat ging uit ons zelf, zonder overleg. Het maakte mij niet uit, [slachtoffer] moest weg bij mijn huis.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 februari 2023, opgenomen op pagina 662 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Wie draaide [slachtoffer] om?
A: [medeverdachte] . Toen hij omgedraaid werd, zag ik dat hij blauw was in zijn hele gezicht.
V: Wie kwam er nou op het idee, dat [slachtoffer] naar buiten moest? A: [medeverdachte] , die wilde hem van bed af hebben.
V: In hoeverre dacht jij op het moment dat hij blauw op bed lag, dood was?
A: Ik dacht bij mijzelf dat het niet goed was. Ik had al vermoedens dat hij dood was. Ik had nog nooit iemand zo blauw gezien. Hij lag al een half uur, zonder te bewegen, op bed. Als hij dan omgedraaid wordt, en hij is zo blauw, dan weet je het eigenlijk al.
V: [slachtoffer] ligt op zijn rug op bed. Hoe gaat dat verder.
A: In de hal van de woning van [medeverdachte] stond een rolstoel. [medeverdachte] heeft de rolstoel opgehaald en zet die bij het bed neer. [slachtoffer] wordt bij zijn benen gepakt en bij zijn armen. Daar heb ik mee geholpen. Daarna hebben wij hem in de rolstoel gezet.
V: Hoe voelde [slachtoffer] aan? A: levenloos, koud.
V: Hoe zit [slachtoffer] daarna in de rolstoel? A: Hij hing op zijn rug in de rolstoel.
V: In hoeverre was [slachtoffer] nog soepel? A: Hij was lomp zwaar.
V: Dan zit hij in de rolstoel, en dan?
Bij de voordeur zit een drempeltje, daar moest de rolstoel over heen. Toen hij over het drempeltje ging, gleed [slachtoffer] uit de rolstoel.
V: Hoe kwam [slachtoffer] terecht?
A: Hij viel met zijn achterhoofd op het beton van de galerij. Ik heb met [medeverdachte] [slachtoffer] naar de plaats gesleept waar hij later gevonden is door jullie. Dit was bij de trap. Dit was, dat hij niet voor de woning van [medeverdachte] zou worden gevonden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 671 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Hoeveel tijd heeft er tussen gezeten dat jij de derde keer, de tijd was toen 06:31:35 uur, weer terug kwam en dat jullie [slachtoffer] op de gang hebben gelegd?
A: Nadat ik terug kwam heeft het hooguit een half uur maar waarschijnlijk wel minder geduurd dat we [slachtoffer] buiten de deur hebben gezet. Ik was overtuigd dat hij dood was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2023, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Op 11 februari 2023 omstreeks 07:30 uur, was ik ter plaatse en zag ik dat mijn collega's en medewerkers van de ambulance bezig waren met reanimeren van het slachtoffer [slachtoffer] . Ik hoorde een medewerker van de ambulance kort na mijn aankomst zeggen dat het slachtoffer al lijk stijf was en reanimeren niet meer zin had. Daarop zag ik dat gestopt werd met de reanimatie.
Bewijsoverweging
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] , het lichaam van [slachtoffer] van het bed heeft getild en in een rolstoel gezet.
Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte] de rolstoel uit de kamer gereden. Nadat [slachtoffer] in de hal, bij de voordeur, uit de rolstoel was gegleden, hebben zij het lichaam van [slachtoffer] over de galerij gesleept tot aan de plek waar hij later door de politie is aangetroffen. De vraag die de rechtbank dient te beoordelen is of dit handelen van verdachte en de medeverdachten onder de delictsomschrijving van artikel 150 Sr valt. Hiervoor is van belang (1) dat kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] ten tijde van die handelingen reeds was overleden, (2) dat deze handelingen kunnen worden aangemerkt als het wederrechtelijk wegnemen van een lijk en/of het wederrechtelijk verplaatsen van een weggenomen lijk in de zin van artikel 150 Sr en (3) dat verdachte opzettelijk een lijk heeft weggenomen en/of verplaatst.
Was [slachtoffer] ten tijde van het handelen van verdachte en de medeverdachten overleden?
Hoewel de rechtbank het tijdstip van het overlijden van [slachtoffer] niet kan vaststellen, kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wel worden vastgesteld dat [slachtoffer] op het moment dat hij van het bed werd opgetild en naar de galerij werd gebracht, in elk geval niet meer in leven was. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Om 06:31 uur arriveert verdachte (voor de derde keer) bij het appartementencomplex van medeverdachte [medeverdachte] . Bij binnenkomst in de studio ziet hij dat [slachtoffer] nog steeds in dezelfde positie op het bed van [medeverdachte] ligt. Volgens verdachte heeft het vervolgens hooguit een half uur, maar waarschijnlijk wel minder geduurd voordat [slachtoffer] naar de galerij werd gebracht. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer] in elk geval niet direct na de aankomst van verdachte in de studio uit bed is getild en naar de galerij is verplaatst, maar dat hier enige tijd tussen heeft gezeten. Toen [slachtoffer] uiteindelijk werd omgedraaid zag verdachte dat het gezicht van [slachtoffer] ernstig blauw was en bij het optillen voelde het lichaam van [slachtoffer] volgens hem levenloos en koud aan. [medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] bij het optillen en verplaatsen van zijn lichaam niet heeft bewogen. Hij had zijn ogen dicht en voelde niet flexibel en een beetje stijf aan. Hierdoor was het moeilijk om hem in de rolstoel te tillen en heel moeilijk om zijn armen te bewegen. Kort na 07:30 uur, derhalve nog geen uur nadat het lichaam van [slachtoffer] verplaatst moet zijn, is door een ambulanceverpleegkundige geconstateerd dat
[slachtoffer] was overleden en dat zijn lichaam al lijk stijf was. Het is een feit van algemene bekendheid dat lijkstijfheid pas tussen één en vier uur na het overlijden intreedt. Gelet op dit gegeven in combinatie met het korte tijdsbestek van nog geen uur tussen het verplaatsen van het lichaam van [slachtoffer] en de constatering van de ambulanceverpleegkundige dat zijn lichaam lijk stijf was én de door verdachte zelf waargenomen uiterlijke kenmerken van [slachtoffer] op het moment van omdraaien, optillen en in de rolstoel zetten, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [slachtoffer] ten tijde van het verplaatsen van zijn lichaam reeds was overleden.
Kan het handelen van verdachte en de medeverdachten worden aangemerkt als het wederrechtelijk wegnemen van een lijk en/of het wederrechtelijk verplaatsen van een weggenomen lijk in de zin van artikel 150 Sr?
De rechtbank stelt voorop dat het bestanddeel wegnemen in de zin van artikel 150 Sr niet is beperkt tot het wegnemen vanaf een bepaalde plaats, maar ziet op elk wegnemen van een overleden lichaam.
Daaronder is derhalve ook de situatie begrepen dat een lichaam wordt weggenomen van de plaats waar het is overleden. 1 Van het wederrechtelijk wegnemen en/of verplaatsen is sprake indien het overleden lichaam onbevoegd, zonder bevel of verlof van de bevoegde autoriteit, wordt weggenomen en/of verplaatst. Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat zonder meer kan worden bewezen dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] , het overleden lichaam van [slachtoffer] onbevoegd heeft weggenomen van de plaats waar [slachtoffer] is overleden en dat hij daarna het weggenomen lichaam, samen met de medeverdachten, heeft verplaatst naar de galerij van het appartementencomplex.
Heeft verdachte opzettelijk een lijk weggenomen en verplaatst?
Uit het procesdossier kan niet worden afgeleid dat verdachte “vol” opzet heeft gehad op het wegnemen en verplaatsen van een lijk. Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op het wegnemen en verplaatsen van een lijk is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] ten tijde van het wegnemen en verplaatsen van zijn lichaam was overleden. Gelet op de door verdachte zelf waargenomen uiterlijke kenmerken van het lichaam van [slachtoffer] op het moment dat hij hem omdraaide, optilde en in de rolstoel neerzette, moet voor verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] op dat moment was overleden. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien zelf ook verklaard dat hij het vermoeden had dat [slachtoffer] reeds was overleden. Door [slachtoffer] desondanks uit de woning te verplaatsen, omdat medeverdachte [medeverdachte] niet wilde dat de in zijn woning aanwezige verdovende middelen door eventuele hulpverleners zou worden ontdekt, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande overwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] , opzettelijk en wederrechtelijk een lijk heeft weggenomen en dat zij dit weggenomen lijk daarna samen hebben verplaatst, zoals onder feit 1 is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank de bewezen geachte hoeveelheid MDMA en 2C-B beperkt tot de in de rugtas van verdachte aangetroffen hoeveelheid. De overige op de tenlastelegging opgenomen hoeveelheid MDMA en 2C-B is aangetroffen in een Louis Vuittontas en in een gele Jumbo-bigshopper. Op basis van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat deze tassen toebehoorden aan verdachte. Voorts kan niet
worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de in die tassen aangetroffen MDMA en 2C- B.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De in de zwarte rugzak aangetroffen amfetamine, MDMA en 2C-B zijn van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2023, opgenomen op pagina 71 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/2023037758 (onderzoek [naam] ) d.d. 22 mei 2023, inhoudend als verklaring van verbalisanten [naam] en [naam] :
De aangetroffen verdovende middelen IN DE ZWARTE RUGTAS:
1. gripzakje met daarin vermoedelijk xtc pillen logo uil in totaal 6 stuks, volgno 4 (de
rechtbank begrijpt: volgnummer 2)
1. gripzak met daarin wit op amfetamine gelijkend poeder bruto gewicht 89 gram, vgno 6 (de
rechtbank begrijpt: volgnummer 4)
1. gripzakje met daarin vermoedelijk amfetamine gelijkend brokjes bruto gewicht 73 gram volgno 8 (de
rechtbank begrijpt: volgnummer 6)
1. gripzakje met daarin vermoedelijk amfetamine brokjes brutogewicht 83 gram volg no 9 (de
rechtbank begrijpt: volgnummer 7)
1. gripzakje met daarin vermoedelijk amfetamine brokjes bruto gewicht 11 gram volg no
1. gripzakje met daarin vermoedelijk xtc/amfetamine pillen logo pac man 94 stuks. volgno 14 (de
rechtbank begrijpt: volgnummer 12)
2 plastic zakjes met daarin wit op amfetamine gelijkend poeder in thermosfles bruto gewicht 364 gram volgno 15 (de
rechtbank begrijpt: volgnummer 13)
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 februari 2023, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:

Volgnummer 2

Goednummer: 1575037 Object: XTC
Inhoud/specificatie: 6 xtc pillen logo uil Bijzonderheden: sealbagnummer 4
Volgnummer 4
Goednummer: 1575039 Object: Amfetamine
Inhoud/specificatie: 89 gram witte poeder
Bijzonderheden: sealbagnummer 6
Volgnummer 6
Goednummer: 1575041 Object: Amfetamine Totale hoeveelheid: 73 g
Inhoud/specificatie: brokken
Bijzonderheden: sealbagnummer 8
Volgnummer 12
Goednummer: 1575047 Object: XTC
Inhoud/specificatie: 94 xtc pillen logo pac man
Bijzonderheden: sealbagnummer 14
Volgnummer 13
Goednummer: 1575048 Object: Amfetamine
Inhoud/specificatie: 364 gram natte speed in thermofles Bijzonderheden: sealbagnummer 15
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 20 februari 2023, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] :
Door ons werd onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen.
Goednummer 1575039Netto gewicht: 84,29 gram SIN monster: AAQF3632NL
Goednummer 1575037Netto gewicht: 3,15 gram SIN Monster: AAQF3636NL
Goednummer 1575048
A. een diepvrieszak met daarin een witte, vochtige substantie Netto gewicht: 209,31 gram
SIN Monster: AAQF3634NL
een diepvrieszak met daarin een witte, vochtige substantie Netto gewicht: 136,32 gram
SIN Monster: AAQF3635NL
Amfetamine staat vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet. MDMA staat vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.17.066 (aanvraag 001), d.d. 17 februari 2023,opgenomen op pagina 93 van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQF3632NL
substantie, wit, 84,29 gram;
bevat amfetamine
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.17.066 (aanvraag 005), d.d. 17 februari 2023, opgenomen op pagina 96 van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQF3636NL
tablet, bruin, 3,15 gram;
bevat MDMA
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.17.066 (aanvraag 003), d.d. 17 februari 2023, opgenomen op pagina 96 van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQF3634NL
substantie, wit, 209,31 gram;
bevat amfetamine
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.17.066 (aanvraag 004), d.d. 17 februari 2023, opgenomen op pagina 97 van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQF3635NL
substantie, wit, 136,315 gram;
bevat amfetamine
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 27 februari 2023, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] , [naam] , [naam] , en [naam] :
Door ons werd onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen.
Goednummer: 1575041Netto gewicht: 68,96 gram Sin Monster: AAQF3652NL
Goednummer: 1575047
A:
Een hele, gele rechthoekige gleuftablet met op de niet gleufzijde een hoogdruk "Rolls RR Royce" en een deel van zo'n tablet
Netto gewicht: 0,74 gram SIN Monster: AAQF3352NL
Indicatieve testen Positief voor MDMA
B:
51 blauwe, 39 groene en 2 lila gleuftabletten in de vorm van en met diepdrukken van "Goomba" (figuurtje uit Mario) met op de gleufzijde een diepdruk "1 UP" en "20 mg"
Netto gewicht: 24,65 gram SIN Monster: AAQF3353NL
Indicatieve testen: Positief voor 2C-B
MDMA staat vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet. 2C-B staat vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet.
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.02.17.066 (aanvraag 006), d.d. 23 februari 2023, opgenomen op pagina 109 van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQF3652NL
poeder en brokjes, beige, 68,96 gram
bevat MDMA

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 februari 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een lijk, te weten het overleden lichaam van [slachtoffer] , heeft weggenomen en dat weggenomen lijk heeft verplaatst, immers hebben hij, verdachte en diens mededaders:
het lijk van het bed getild en
het lijk in een rolstoel gezet en vervolgens uit de woning gelegen aan de [adres] gereden en
(nadat het lijk uit de rolstoel gleed) het lijk versleept naar de galerij;
2) hij op 11 februari 2023 te Emmen opzettelijk aanwezig heeft gehad 429,92 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 72,85 gram van een materiaal bevattende MDMA en 24,65 gram van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde amfetamine en MDMA en 2C-B, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk een lijk wegnemen en het opzettelijk en wederrechtelijk een weggenomen lijk verplaatsen;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten nog niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en derhalve als een
first offendermoet worden beschouwd. Daarnaast heeft de raadsman benadrukt dat bij verdachte sprake is van onderliggende (verslavings)problematiek die mede voortvloeit uit een belast verleden. Verdachte is thans oprecht gemotiveerd om aan zijn problemen te werken en zijn leven (duurzaam) op de rit te krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportages van het Leger des Heils d.d. 16 februari 2024 en 22 februari 2024 en het reclasseringsrapport van Verslavingsreclassering GGZ d.d. 4 november 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) d.d. 7 oktober 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan het wegnemen en verplaatsen van het overleden lichaam van [slachtoffer] . Toen medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 11 februari 2023 werd geconfronteerd met het overleden lichaam van [slachtoffer] , wilde hij hem uit zijn studio hebben. In de studio was een flinke hoeveelheid verdovende middelen aanwezig en [medeverdachte] wilde niet dat deze door eventuele hulpverleners zou worden ontdekt. [medeverdachte] heeft daarom tegen andere aanwezigen gezegd dat [slachtoffer] de studio uit moest. Hierop heeft verdachte, samen met de medeverdachten, het overleden lichaam van [slachtoffer] van het bed in een rolstoel getild, die rolstoel uit de kamer gereden en, nadat [slachtoffer] in de hal, bij de voordeur, uit de rolstoel was geleden, over de galerijvloer gesleept tot aan de plek waar hij later door de politie is aangetroffen. Door aldus te handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor (het lichaam van) [slachtoffer] . De rechtbank is zich bewust van de impact die dit handelen van verdachte en zijn medeverdachten heeft gehad op het leven van de nabestaanden van [slachtoffer] en het grote verdriet dat hierdoor bij hen is veroorzaakt. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van Amfetamine, MDMA en 2C-B. Het is algemeen bekend dat (hard)drugs, mede vanwege de zeer verslavende werking
ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige en ondermijnende) criminaliteit die een grote impact op de samenleving hebben. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld. Bij het bepalen van de (hoogte van de) straf weegt de rechtbank het strafblad van verdachte dan ook niet als strafverzwarende omstandigheid mee.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij oprecht gemotiveerd is om een positieve wending aan zijn leven te geven en zijn (verslavings)problematiek aan te pakken. Hij zit thans enige tijd in detentie voor een ander feit. Deze periode heeft hem goed gedaan. Hij is clean en de band met zijn ouders is versterkt. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij open staat voor een reclasserings- en een klinisch behandeltraject. Ook in het gesprek met de reclassering heeft verdachte verklaard dat hij gemotiveerd is voor gedragsverandering. De reclassering plaatst hierbij wel de kanttekening dat de motivatie van verdachte voor een klinische behandeling gaandeweg het gesprek veranderde en hij alleen nog wilde meewerken aan ambulant kader. Uit het reclasseringsrapport volgt daarnaast dat thans problemen bestaan op vrijwel alle leefgebieden van verdachte. Zo heeft hij geen vaste woon-of verblijfplaats, geen werk, geen steunend sociaal netwerk (op zijn ouders na), een schuldenlast en gebruikt hij veelvuldig verdovende middelen. De reclassering schat om deze redenen het herhalingsgevaar in als hoog. In het geval van een veroordeling adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, dagbesteding en een drugs- en alcoholverbod. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat de (verslavings)problematiek van verdachte maakt dat hij hulp, begeleiding en behandeling nodig heeft, ook om in de toekomst strafbaar gedrag te voorkomen. De rechtbank overweegt daarnaast nog het volgende. De rechtbank waardeert het dat verdachte ter terechtzitting zijn excuses aan de nabestaanden van [slachtoffer] heeft aangeboden. Daarmee laat hij zien dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Dat is een goede uitgangspositie bij een behandeling van zijn problematiek.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Tegelijkertijd ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een andere en lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht, passend en geboden. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal worden afgetrokken van de taakstraf naar de maatstaf van twee uur taakstraf per dag voorlopige hechtenis. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 4 november 2024. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur om verdachte te motiveren zich te blijven inzetten voor de hulp, behandeling en begeleiding die hem in het kader van de bijzondere voorwaarden geboden wordt en om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 150 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

-een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de verslavingsreclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig
vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3. Veroordeelde laat zich, indien nodig bevonden aansluitend aan een opname in een zorginstelling, behandelen door de Forensische Polikliniek van de verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en speekseltest. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
5. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
6. Veroordeelde spant zich, na afronding van de klinische behandeling, in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.

-een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2024.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 [naam] / [naam] / [naam] , artikel 150 Sr, aantekening 2. Zie ook: ECLI:NL:RBNHO:2018:5256.