ECLI:NL:RBNNE:2024:4635

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/17/185680/HA ZA 22/173
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige toepassing van machtigingsvereiste door zorgverzekeraars en de gevolgen voor revalidatiezorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Medinello Revalidatie Zorg en verschillende zorgverzekeraars, waaronder Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., Interpolis Zorgverzekeringen N.V., FBTO Zorgverzekeringen N.V. en De Friesland Zorgverzekeraar N.V. Medinello vorderde schadevergoeding en een verbod op de onrechtmatige toepassing van machtigingsvereisten door de zorgverzekeraars, die inbreuk maakten op het primaat van de revalidatiearts bij het beoordelen van machtigingsaanvragen. De rechtbank oordeelde dat de zorgverzekeraars onrechtmatig hadden gehandeld door stelselmatig de indicatiestelling van de revalidatiearts te negeren en hen te verplichten om machtigingsaanvragen marginaal te toetsen. De rechtbank heeft de zorgverzekeraars veroordeeld tot schadevergoeding aan Medinello, die is begroot op basis van hun marktaandeel, en heeft hen verboden om inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts. Tevens zijn dwangsommen opgelegd voor het geval de zorgverzekeraars zich niet aan het verbod houden. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke kosten van Medinello toegewezen, maar het gevorderde bedrag verlaagd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgverzekeraars om de rol van de revalidatiearts te respecteren bij machtigingsaanvragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/185680 / HA ZA 22-173
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING MEDINELLO REVALIDATIE ZORG,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaten mrs. S. Donkelaar en K. Mous te Arnhem,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de naamloze vennootschap
INTERPOLIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. de naamloze vennootschap
FBTO ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
4. de naamloze vennootschap
DE FRIESLAND ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagden in de hoofdzaak,
gedaagden in het incident,
advocaten mrs. B. Megens en B. Lem te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Medinello en Zilveren Kruis c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 mei 2024
- de akte uitlaten na tussenvonnis, tevens akte wijziging eis van de zijde van Medinello
- de rolbeslissing van 24 juli 2024
- de antwoordakte uitlaten na tussenvonnis en wijziging eis van de zijde van Zilveren Kruis c.s.
- de incidentele conclusie houdende provisionele eis van de zijde van Medinello
- de conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding van de zijde van Zilveren Kruis c.s.
- de akte in verband met schending waarheidsplicht (artikel 21 Rv) van de zijde van Medinello
- de antwoordakte schending 21 Rv van de zijde van Zilveren Kruis c.s.
1.2.
Ten slotte is (opnieuw) vonnis bepaald.

2.De nadere beoordeling van het geschil

In de hoofdzaak

2.1.
Bij akte uitlaten na tussenvonnis, tevens akte wijziging eis heeft Medinello haar eis gewijzigd. Medinello vordert thans dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. Zilveren Kruis c.s. veroordeelt tot vergoeding van de schade die Medinello heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige toepassing door Zilveren Kruis c.s. van het machtigingsvereiste in de periode van 1 januari 2019 tot en met heden, een en ander naar rato van hun marktaandeel, welke schade tot en met 31 december 2022 begroot kan worden als volgt:
a. voor Zilveren Kruis (gedaagde sub 1) op een bedrag van € 1.443.692,15 in 2019,
€ 1.3949.249,43 (de rechtbank begrijpt: € 1.349.249,43) in 2020, € 909.361,03 in 2021 en € 399.244,54 in 2022;
b. voor Interpolis (gedaagde sub 2) op een bedrag van € 97.622,88 in 2019,
€ 94.012,22 in 2020, € 63.280,28 in 2021 en € 27.474,89 in 2022;
c. voor FBTO (gedaagde sub 3) op een bedrag van € 122.028,60 in 2019, € 99.235,12 in 2020, € 63.280,28 in 2021 en € 45.773,60 in 2022;
d. voor De Friesland (gedaagde sub 4) op een bedrag van € 214.019,38 in 2019,
€ 198.470,24 in 2020, € 135.935,41 in 2021 en € 64.125,97 in 2022; en
steeds te vermeerderen met de wettelijke rente
primairvanaf het midden van ieder boekjaar, derhalve vanaf 1 juli 2019, 1 juli 2020, 1 juli 2021 respectievelijk 1 juli 2022,
subsidiairvanaf het einde van ieder boekjaar, derhalve vanaf 1 januari 2020, 1 januari 2021, 1 januari 2022 respectievelijk 1 januari 2023;
B. Zilveren Kruis c.s. veroordeelt tot vergoeding van de schade die Medinello heeft geleden vanaf 1 januari 2023 met verwijzing naar de schadestaatprocedure (uitvoerbaar bij voorraad);
C. Zilveren Kruis:
i.
verbiedtbij de beoordeling van machtigingsaanvragen een integrale herbeoordeling van de indicatiestelling van de revalidatiearts van Medinello uit te voeren en Zilveren Kruis c.s.
gebiedtom machtigingsaanvragen van Medinello marginaal te toetsen, hetgeen inhoudt dat Zilveren Kruis c.s. geboden wordt alle machtigingsaanvragen van Medinello (volledig) goedgekeurd (en dus de DOT te machtigen die is aangevraagd) indien (i) er een geldige verwijzing is en (ii) er een klinische redenering is van de gestelde indicatie door de betreffende revalidatiearts, tenzij Zilveren Kruis c.s., na overleg met de revalidatiearts van Medinello en nadat de revalidatiearts door Zilveren Kruis c.s. in staat is gesteld een nadere toelichting op de indicatiestelling te verschaffen waarbij Zilveren Kruis c.s. vooraf duidelijk kenbaar hebben gemaakt welke informatie nodig is om de aanvraag goed te keuren, op objectieve en transparante wijze hebben gemotiveerd waarom de indicatiestelling onjuist is;
althanseen ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen ge- of verbod te treffen dat ertoe leidt dat Medinello patiënten die zijn aangewezen op MSR in behandeling kan nemen zonder dat het primaat van de revalidatiearts bij indicatiestelling geweld aangedaan wordt;
ii.
gebiedtom in elk individueel geval alleen die gegevens over de gezondheid van patiënten op te vragen en te verwerken die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van die specifieke machtigingsaanvraag en Zilveren Kruis
verbiedtom standaard en ongericht stukken betreffende de medische historie van een patiënt op te vragen en te verwerken, waaronder het huisartsenjournaal en behandelverslagen uit de eerste lijn;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere keer dat Zilveren Kruis c.s. in gebreke blijven met het nakomen van voornoemde geboden/verboden met een maximum van € 5.000.000,00;
D. Zilveren Kruis c.s. hoofdelijk
veroordeelttot betaling aan Medinello van een bedrag van € 10.168,45 aan buitengerechtelijke kosten, te betalen binnen veertien dagen na de datum waarop vonnis wordt gewezen;
E. Zilveren Kruis c.s. hoofdelijk
veroordeeltin de kosten van de procedure en, voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening en met veroordeling van Zilveren Kruis c.s. in de nakosten van € 163,00 dan wel indien betekening plaatsvindt, van € 248,00 te vermeerderen met de eventuele verdere executiekosten.
2.2.
Omdat Zilveren Kruis c.s. geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze wijziging van eis en de rechtbank in de eisen van een goede procesorde ook ambtshalve geen aanleiding ziet om deze wijziging van eis buiten beschouwing te laten, zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
De vorderingen onder A en B: schadevergoeding
2.3.
In het tussenvonnis is reeds overwogen dat Zilveren Kruis c.s. onrechtmatig jegens Medinello heeft gehandeld door stelselmatig inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts. Zilveren Kruis c.s. is dan ook gehouden om de daardoor door Medinello geleden schade te vergoeden. De rechtbank zal de zaak ten aanzien van de hoogte van de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure omdat de schade niet (volledig) in deze procedure kan worden begroot. Weliswaar stelt Medinello zich op het standpunt dat een deel van haar schade - te weten de schade tot 1 januari 2023 - reeds nu kan worden begroot, maar naar het oordeel van de rechtbank is het debat omtrent de hoogte van de schade ook ten aanzien van die periode nog niet uitgekristalliseerd. Zilveren Kruis c.s. heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat zij de in opdracht van Medinello uitgebrachte (partij)rapportage van Lengkeek ten aanzien van de hoogte van de schade niet kan beoordelen omdat zij niet de beschikking heeft over onderliggende gegevens, zoals jaarstukken en kolommenbalansen van Medinello. Deze laatste stukken zijn, voor zover al beschikbaar (tot en met 2022), pas bij akte uitlaten na tussenvonnis, tevens akte wijziging eis door Medinello in het geding gebracht. Zilveren Kruis c.s. heeft nog niet op deze stukken gereageerd en zal daartoe nog in de gelegenheid moeten worden gesteld. Gelet op het door Zilveren Kruis c.s. reeds voorafgaand aan de eisvermeerdering gevoerde schadeverweer, acht de rechtbank het op voorhand geïndiceerd dat een deskundigenbericht wordt bevolen.. Om procesrechtelijke redenen verdient het aanbeveling dit deskundigenbericht te laten uitbrengen in die schadestaatprocedure zodat enerzijds zoveel mogelijk de volledige, ook na 1 januari 2023 nog steeds oplopende schade wordt meegenomen. Door nu een eindvonnis te wijzen kan bovendien over de andere vorderingen van Medinello wél alvast een eindbeslissing worden gegeven. Anderzijds krijgt Zilveren Kruis c.s. daarmee de gelegenheid – zoals zij heeft verzocht – hoger beroep in te stellen voordat het debat over de hoogte van de schade wordt voortgezet.
2.4.
Onder verwijzing naar hetgeen in het tussenvonnis van 15 mei 2024 is overwogen, zal de rechtbank de vorderingen onder A en B van Medinello in die zin toewijzen dat Zilveren Kruis c.s. wordt veroordeeld tot vergoeding van de door Medinello geleden en nog te lijden schade als gevolg van de onrechtmatige toepassing door Zilveren Kruis c.s. van het machtigingsvereiste in de periode vanaf 1 december 2020 door stelselmatig inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts, zoals in het tussenvonnis van 15 mei 2024 bedoeld, op te maken bij staat.
De vordering onder C i en ii: verbod/geboden voor de toekomst
2.5.
Medinello heeft bij akte haar eis gewijzigd in die zin dat zij het bij dagvaarding gevorderde gebod de toekomstige machtigingsaanvragen onder de in het petitum genoemde voorwaarden goed te keuren, nader heeft geconcretiseerd aan de hand van de overwegingen van de rechtbank. Aan dit aldus geconcretiseerde gebod heeft zij ook een verbod gekoppeld en dit aangevuld met een aanvullend gebod/verbod dat specifiek ziet op de (mate van) gegevensverwerking door Zilveren Kruis c.s. bij de beoordeling van machtigingsaanvragen. Medinello heeft in haar toelichting op de wijziging uitdrukkelijk opgemerkt dat de gevraagde geboden en verboden aansluiten op de overwegingen en oordelen van de rechtbank en aldus voor zich spreken. De rechtbank leidt hieruit af dat door Medinello geen nader (diepgaander) oordeel wordt gevraagd of méér wordt gevorderd dan voortvloeit uit de overwegingen van de rechtbank, maar dat de juistheid van hetgeen zij thans vordert volgens haar volgt uit hetgeen in het tussenvonnis van 15 mei 2024 is overwogen. Voor zover niettemin de gewijzigde vordering verder zou strekken dan voortvloeit uit dit vonnis zal de vordering worden afgewezen.
2.6.
Zilveren Kruis c.s. heeft op meerdere punten verweer gevoerd tegen de formulering van de (gewijzigde) vordering van Medinello en betoogd dat deze ook innerlijk tegenstrijdig is. Partijen hebben ter onderbouwing van hun standpunten over en weer diverse recente voorbeelden aangehaald van situaties waarover zij van mening verschillen of de beoordeling door Zilveren Kruis c.s. al dan niet onrechtmatig is in de door de rechtbank in het vonnis van 15 mei 2024 bedoelde zin. Volgens Medinello is dat wél het geval en volgens Zilveren Kruis c.s. niet. De rechtbank merkt hierover op dat het in het kader van de beoordeling van de gevorderde verboden/geboden te ver strekt op elk van deze individuele situaties nader in te gaan. Wél ziet de rechtbank in het daarbij door Zilveren Kruis c.s. naar voren gebrachte standpunt, dat inhoudt dat zij zich al tot een marginale toets beperkt, aanleiding om hetgeen in rechtsoverweging 4.30 van het tussenvonnis van 15 mei 2024 is overwogen nader te concretiseren door aansluiting te zoeken bij hetgeen het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 30 mei 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:4604) in rechtsoverweging 3.20 heeft overwogen. Dat houdt in: bij een marginale toets en terughoudendheid bij het opvragen van medische gegevens past in het bijzonder niet dat (de medisch adviseur van) de zorgverzekeraar in alle gevallen vereist (i) dat de patiënt voor de klachten waarvoor MSR wordt aangevraagd al in behandeling is geweest bij een al dan niet BIG-geregistreerd psycholoog en/of een fysiotherapeut of enige andere specialist uit de eerste lijn, (ii) dat enige specialist in de eerste lijn die de patiënt heeft behandeld dezelfde diagnose heeft gesteld als de revalidatiearts of (iii) dat alle behandelverslagen uit de eerste lijn worden overgelegd.
2.7.
Het risico bestaat dat toewijzing van verboden en geboden zoals Medinello deze heeft geformuleerd - in wezen een door haar door middel van uitleg van het tussenvonnis van 15 mei 2024 geformuleerde samenvatting daarvan - of (een) door de rechtbank concreet geformuleerd verbod(en) en/of gebod(en) - zal leiden tot onduidelijkheid en/of onvolledigheid. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de vordering in die zin toe te wijzen dat het Zilveren Kruis c.s. wordt verboden bij de beoordeling van de machtigingsaanvragen van Medinello inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts, zoals in het tussenvonnis van 15 mei 2024 bedoeld, aangevuld met hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.6 is overwogen. De rechtbank realiseert zich dat dit verbod op het eerste gezicht weinig concreet lijkt te zijn, maar daar staat tegenover dat in het tussenvonnis aan de hand van diverse uitgangspunten is geoordeeld dat en waarom Zilveren Kruis c.s. onrechtmatig handelt jegens Medinello door het primaat van revalidatiearts niet te respecteren. Een concreet verbod of gebod kan niet los worden gezien van deze algemene uitgangspunten, waarbij diverse voorbeelden zijn genoemd waarbij de schending van het primaat van de revalidatiearts zich manifesteert. De rechtbank is van oordeel dat het aan de hand van het tussenvonnis, aangevuld met 2.6 van dit vonnis, voor Zilveren Kruis c.s. voldoende duidelijk is wat van haar wordt verlangd bij de beoordeling van machtigingsaanvragen van Medinello. In dit op te leggen verbod ligt al besloten wat Medinello beoogt te bereiken met de door haar gevorderde verboden en geboden en daarom zal met het opleggen van dit verbod worden volstaan.
2.8.
Gelet hierop is ook de door Medinello gevorderde oplegging van dwangsommen toewijsbaar, op de wijze zoals in het dictum te melden. Uiteindelijk zal in een eventueel executiegeschil door de executierechter beoordeeld moeten worden of en in hoeverre Zilveren Kruis c.s. zich niet aan het verbod heeft gehouden. De rechtbank kan nu niet vooruitlopen op alle toekomstige, individuele situaties.
2.9.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen dwangsommen ziet de rechtbank aanleiding om deze te bepalen op € 10.000,00 per machtigingsaanvraag waarbij Zilveren Kruis c.s. in strijd handelt met het op te leggen verbod, met een maximum van € 200.000,00. De rechtbank is van oordeel dat hiervan een voldoende prikkel tot nakoming uitgaat. Zij ziet geen aanleiding voor een lager bedrag zoals door Zilveren Kruis c.s. is bepleit. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan de oplegging van dwangsommen een termijn van twee maanden te verbinden om Zilveren Kruis c.s. in de gelegenheid te stellen om haar beleid aan te passen, zoals Zilveren Kruis c.s. heeft verzocht. Van Medinello kan niet worden verwacht dat zij nog twee maanden langer geconfronteerd blijft met onrechtmatig handelen door Zilveren Kruis c.s.
2.10.
Ten slotte wordt overwogen dat Medinello bij haar laatste akte heeft betoogd dat Zilveren Kruis c.s. de waarheidsplicht heeft geschonden door - kort samengevat - een onjuist beeld te schetsen van de machtigingsaanvragen van Medinello. Zilveren Kruis c.s. heeft vervolgens bij antwoordakte schending artikel 21 Rv erkend dat zij - naar eigen zeggen: door een interne communicatiefout – bij haar vorige antwoordakte niet de volledige stukken in het geding heeft gebracht en op basis van onvolledige stukken in die akte onjuiste conclusies heeft getrokken. Zij heeft in haar antwoordakte schending artikel 21 Rv de desbetreffende volledige machtigingsaanvragen alsnog in het geding gebracht teneinde een eventueel ontstaan onjuist beeld van de machtingsaanvragen van Medinello te rectificeren. De rechtbank ziet niettemin in het voorgaande aanleiding om aan het aanvankelijke verzuim van Zilveren Kruis c.s. op grond van artikel 21 Rv gevolgen te verbinden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat Zilveren Kruis c.s. in de hiervoor bedoelde antwoordakte aan de hand van enkele voorbeelden heeft betoogd dat Medinello de laatste tijd inhoudelijk ongemotiveerde machtigingsaanvragen indient en dat zij met haar vordering tot het opleggen van een gebod / verbod kennelijk beoogt te bewerkstelligen dat Zilveren Kruis c.s. dit soort aanvragen ook niet meer mag weigeren. Daarmee heeft Zilveren Kruis c.s. de rechtbank in eerste instantie - bij lezing van die akte - op het verkeerde been gezet. De rechtbank ziet hierin aanleiding om voor de akte in verband met schending waarheidsplicht 1,5 punten van het toepasselijke liquidatietarief toe te kennen, in plaats van de gebruikelijke 0,5 punt.
2.11.
Medinello vordert voorts een bedrag van € 10.168,45 ter zake van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is in dit geval niet van toepassing. De vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, wordt daarom beantwoord aan de hand van de eisen als vermeld in het Rapport BGK-integraal. Hoewel Zilveren Kruis c.s. er terecht op heeft gewezen dat de kosten van een groot deel van de in productie 52 bij dagvaarding genoemde werkzaamheden niet kunnen worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. De rechtbank constateert dat de in de als productie 52 bij dagvaarding genoemde brief (de rechtbank begrijpt: de als productie 40 bij dagvaarding in het geding gebrachte brief van 6 mei 2022) een omvangrijke, inhoudelijke sommatiebrief betreft. Omdat de hoogte van het gevorderde bedrag van € 10.168,45 niet in overeenstemming is met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit, acht de rechtbank het gevorderde bedrag niet redelijk. Overeenkomstig de tarieven van het hiervoor bedoelde Besluit, acht de rechtbank een bedrag van € 6.775,00 toewijsbaar.
2.12.
Vanwege het belang van Medinello bij spoedige rechtmatige toetsing van haar machtigingsaanvragen en bij het vergoeden van haar schade, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om - zoals Zilveren Kruis c.s. heeft verzocht - af te wijken van het uitgangspunt dat vonnissen in beginsel uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Ook ziet de rechtbank gelet daarop onvoldoende aanleiding om hieraan de voorwaarde van zekerheidstelling door Medinello te verbinden, zoals Zilveren Kruis c.s. subsidiair heeft verzocht. Voor zover al sprake is van een reëel restitutierisico aan de zijde van Medinello, is gelet op hetgeen in het tussenvonnis van 15 mei 2024 is overwogen, aannemelijk dat dit (in ieder geval: mede) wordt veroorzaakt door het onrechtmatig handelen door Zilveren Kruis c.s. Het is om die reden niet aan Zilveren Kruis c.s. om dit nu aan Medinello tegen te werpen.
2.13.
Zilveren Kruis c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Medinello worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten € 149,63
- griffierecht € 8.519,00
- salaris voor de advocaat € 3.684,00 (6,0 punt x tarief € 614,00)
- nasalaris
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld
in de beslissing)
Totaal € 12.381,00
2.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in het incident
2.15.
Medinello heeft bij incidentele conclusie houdende provisionele eis een vordering ingesteld die gelijkluidend is aan die in de hoofdzaak onder C en wel voor de duur van de procedure in eerste aanleg, althans totdat de rechtbank een eindbeslissing heeft genomen ter zake van de vordering C van Medinello in de hoofdzaak met veroordeling van Zilveren Kruis c.s. in de kosten van het incident.
2.16.
Gelet op hetgeen in de hoofdzaak is overwogen, heeft Medinello geen belang meer bij haar incidentele vordering. In dit vonnis zal immers reeds in de hoofdzaak een eindbeslissing worden genomen ten aanzien van de (zowel in de hoofdzaak als in het incident gelijkluidende) vordering onder C.
2.17.
Medinello zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. De kosten aan de zijde van Zilveren Kruis c.s. worden vastgesteld op een bedrag van € 614,00 (1 punt x tarief € 614,00) aan salaris voor de advocaat. Ook de hierover door Zilveren Kruis c.s. gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
3.1.
veroordeelt Zilveren Kruis c.s. tot vergoeding van de door Medinello geleden en nog te lijden schade als gevolg van de onrechtmatige toepassing door Zilveren Kruis c.s. van het machtigingsvereiste in de periode vanaf 1 december 2020 door stelselmatig inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts, zoals in het tussenvonnis van 15 mei 2024, aangevuld met hetgeen in dit vonnis in rechtsoverweging 2.6 is overwogen, bedoeld, op te maken bij staat,
3.2.
verbiedt Zilveren Kruis c.s. om bij de beoordeling van de machtigingsaanvragen van Medinello inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts, zoals in het tussenvonnis van 15 mei 2024, aangevuld met hetgeen in dit vonnis in rechtsoverweging 2.6 is overwogen, bedoeld,
3.3.
bepaalt dat Zilveren Kruis c.s. een dwangsom aan Medinello verbeurt van
€ 10.000,00 per machtigingsaanvraag waarbij Zilveren Kruis c.s. in strijd handelt met het onder 3.2. genoemde verbod,
3.4.
verbindt aan de aldus sub 3.3. te verbeuren dwangsommen een maximum van
€ 200.000,00,
3.5.
veroordeelt Zilveren Kruis c.s. hoofdelijk tot betaling aan Medinello van een bedrag van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke kosten, te betalen binnen veertien dagen na heden,
3.6.
veroordeelt Zilveren Kruis c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Medinello vastgesteld op € 12.381,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Zilveren Kruis c.s. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
veroordeelt Zilveren Kruis c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst af het anders of meer gevorderde,
in het incident
3.10.
wijst de vordering af,
3.11.
veroordeelt Medinello in de kosten van het geding, aan de zijde van Zilveren Kruis c.s. vastgesteld op € 614,00,
3.12.
veroordeelt Medinello tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.13.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman, mr. T.P. Hoekstra en mr. P. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024. [1]

Voetnoten

1.82.