ECLI:NL:RBNNE:2024:4624

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
18-237277-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag en mishandeling met betrekking tot een verdachte in een strafzaak

Op 26 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 5 mei 2023 een 41-jarige man heeft doodgeschoten in Sneek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor doodslag, maar vrijgesproken van moord wegens het ontbreken van voorbedachte raad. De verdachte had het slachtoffer met een vuurwapen in de linkerborst geschoten, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een vooropgezet plan om het slachtoffer te doden, ondanks het feit dat de verdachte een geladen vuurwapen had meegenomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 jaar en 1 maand, waarbij de ernst van de daad en de schokkende aard van het geweld tegen de samenleving zwaar wogen. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor mishandeling van een ambtenaar in functie, gepleegd op 24 oktober 2021, waarvoor een gevangenisstraf van 1 maand werd opgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-237277-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-029000-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 november 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 12 november 2024. De strafzaak met parketnummer 18-237277-23 is eerder behandeld op de zittingen van 23 januari 2024, 19 april 2024, 5 juli 2024 en 24 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-237277-23
hij op of omstreeks 5 mei 2023 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, in of nabij de woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd
[slachtoffer 1] , opzettelijk en met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer 1] met een vuurwapen, een kogel, althans een projectiel in de (linker)borstkas, althans in het lichaam te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 mei 2023 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, in of nabij de woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer 1] met een vuurwapen, een kogel, althans een projectiel in de (linker)borstkas, althans in het lichaam te schieten;
Parketnummer 18-029000-22
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Leeuwarden, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , werkzaam als Penitentiair Inrichtingswerker van de Penitentiaire Inrichting, aldaar, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, immers heeft verdachte deze [slachtoffer 2] meermalen (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, geslagen en/of gestompt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-237277-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het primair ten laste gelegde, te weten het plegen van moord. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen, zodat daarvan partiële vrijspraak moet volgen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte op 4 mei 2023 in de nacht een voorverkenning heeft gedaan bij de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1] (verder: het slachtoffer). Dit blijkt uit de camerabeelden, de herkenningen van verdachte door meerdere getuigen en het aanstralen van verdachtes telefoon nabij de woning van het slachtoffer.
Daarna is verdachte op 5 mei 2023 wederom in de nacht naar de woning van het slachtoffer gegaan, hetgeen blijkt uit de camerabeelden, de looppatroonanalyse en de op de voordeur van het slachtoffer achtergebleven sporen van verdachte (kort gezegd, zijn handpalmafdruk en zijn DNA). Na het openen van de voordeur door het slachtoffer heeft verdachte direct het slachtoffer aangevallen, waarbij hij het slachtoffer in zijn borst heeft geschoten. Nadien is er geen contact geweest met het slachtoffer, is hij niet meer op de camerabeelden te zien en is er geen gebruik gemaakt van zijn pinpas en laptop. Als gevolg van de aanval op 5 mei 2023 is het slachtoffer overleden. Op basis van het forensisch pathologisch onderzoek kan geenszins worden uitgesloten dat het slachtoffer toen is overleden ondanks het feit dat het slachtoffer pas op 9 mei 2023 is gevonden.
Gelet op voornoemd handelen (de voorverkenning en de met een geladen vuurwapen op het slachtoffer gerichte aanval) heeft verdachte voldoende tijd gehad om zich te beraden op het voorgenomen besluit om het slachtoffer van het leven te beroven, zodat sprake is van voorbedachte raad. Uit deze handelswijze volgt tevens het opzet op het doden van het slachtoffer.
Parketnummer 18-029000-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-237277-23
De raadsman heeft volledige vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend. Bovendien ontbreekt bewijs voor het medeplegen.
Ten eerste blijkt niet dat verdachte de persoon is die op de camerabeelden van 4 en 5 mei 2023 te zien is. Verdachte is telkens niet herkend op de camerabeelden door daartoe opgeleide politiemensen. Bovendien zijn door de getuigen geen specifieke kenmerken aangedragen voor de herkenningen van 4 mei 2023, zodat die niet bruikbaar zijn voor het bewijs. De voordeur is twee maanden na het aantreffen van het slachtoffer veiliggesteld en onderzocht, zodat contaminatie van sporen mogelijk is. Het enkele aantreffen van DNA-mengprofielen is onvoldoende voor de vaststelling dat verdachte op de datum van 5 mei 2023 op de plaats delict is geweest.
Ten tweede blijkt niet wanneer het slachtoffer is overleden en dus kan niet worden vastgesteld of het fatale schot is gelost tijdens de aanval die te zien op de camerabeelden van 5 mei 2023. Uit de camerabeelden blijkt niets van een wapen, een schot of flits waaruit afgeleid kan worden dat er op dat moment een kogel is afgevuurd. Het dichtduwen van de voordeur door het slachtoffer past niet bij het zojuist oplopen van fataal letsel. Bovendien zijn er indicaties dat na 5 mei 2023 personen in de woning van het slachtoffer zijn geweest. Er zit een bloedveeg op de deur van de hal van de woonkamer met DNA van een onbekend gebleven man. Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat het tijdstip van overlijden niet past bij 5 mei 2023.
Ten derde blijkt niet van voorbedachte raad. Niet blijkt dat er op 4 mei 2023 sprake is van een voorverkenning. Ook het feitelijk handelen op 5 mei 2023 levert een contra-indicatie voor voorbedachte raad, omdat er eerst sprake is van een schermutseling en daarna slechts éénmaal is geschoten.
Parketnummer 18-029000-22
De raadsman heeft zich omtrent een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18-237277-231
Aantreffen van het slachtoffer [slachtoffer 1] op 9 mei 2023
Op dinsdag 9 mei 2023 omstreeks 14.36 uur krijgen verbalisanten de melding om te gaan naar het adres [adres] in Sneek. De melder (dhr. [naam] ) maakt zich zorgen omdat hij de bewoner van het adres, te weten [slachtoffer 1] , vanaf het weekend niet heeft gezien of gesproken.2
Daarom zijn diezelfde dag omstreeks 15.00 uur verbalisanten bij de woning op voornoemd adres. Op aanbellen volgt geen reactie. Verbalisanten forceren daarna een raam om de woning te betreden. In het woongedeelte zien zij een man op de grond liggen omringd door bloed. Verbalisanten constateren dat de man koud en stijf is. Eerste hulp verlenen is niet meer mogelijk.3
Daarna is bij de voordeur buiten de woning een huls gevonden. Verbalisanten vermoeden dat er mogelijk sprake is van een misdrijf.4
Omstreeks 16.30 uur zijn forensisch onderzoekers ter plaatse en constateren dat de man in het midden van de borstkas een klein rond gaatje heeft. In het T-shirt van de man zit, op dezelfde hoogte van de verwonding op de borstkast, een kleine perforatie.5 De overleden man in de woning blijkt te zijn de bewoner [slachtoffer 1] (verder: het slachtoffer).6
Oorzaak van het overlijden van het slachtoffer
Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht om onder meer de doodsoorzaak te achterhalen. Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt van één huidperforatie (B) in het kader van één inschot aan de borst links, eindigend in een projectiel (1) in de onderkwab van de rechterlong.7 Van B naar 1 is een naar rechts, onderwaarts en achterwaarts gericht schotkanaal. Hierbij is er onder meer perforatie van het borstbeen, de rechterborstholte, de rechter grote luchtpijptak en de onderkwab van de rechterlong opgetreden.8 Dit heeft geleid tot bloedverlies, inademing of inloop van bloed in de longblaasjes en long- en ademhalingsfunctiestoornissen op basis waarvan het overlijden volledig wordt verklaard.9
Geconcludeerd is dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door de gevolgen van één inschotletsel aan de borst links.10
Plaats delict
*volledig afgesloten woning
Als verbalisanten op 9 mei 2023 omstreeks 15.00 uur bij de woning aan de [adres] in Sneek komen, blijkt de voordeur in het midden afgesloten, maar niet op de driepuntsluiting. Ook zit er opvallend veel ruimte op de deur. De balkondeur aan de achterzijde is afgesloten middels twee haken. Een draai-kiepraam in de zijgevel staat op de kiepstand. Het draai-kiepraam is geforceerd om de woning te betreden.
In de woning liggen sleutels waarmee is geprobeerd de voordeur te openen. De voordeur kan wel op slot gedraaid worden, maar er komt geen beweging in de dagschoot en de deurklink. Verbalisant probeert de
voordeur open te trappen, maar dit leidt niet tot het openen van de voordeur.11
De forensisch onderzoekers constateren dat de voordeur niet op de nachtschoot zit, de voordeur niet met de sleutel te openen is en dat de dagschoot is geblokkeerd. Naast het trappen onder de dagschoot is geprobeerd de voordeur open te flipperen. Uiteindelijk is de voordeur opengebroken met behulp van een breekijzer.12
*huls bij de voordeur
Op 9 mei 2023 is aan de buitenzijde van de voordeur een kleine kogelhuls aangetroffen op ongeveer een meter afstand van de voordeur.13 Het betreft een koperkleurige huls met bodemstempel S&B 6.35 B. Deze huls is in beslag genomen (goednummer 1602219 met SIN AAQQ3820NL).14
*projectiel in het lichaam
Het in het lichaam van het slachtoffer geel metalen intact aangetroffen projectiel (1) is veiliggesteld en in beslag genomen (goednummer 1602928 met SIN AAPS8350NL).15
*huls en kogel
Door het NFI is onderzoek gedaan naar de huls (SIN AAQQ3820NL) en het projectiel (SIN AAPS8350NL). Uit vooronderzoek blijkt dat de ontvangen huls (SIN AAQQ3820NL) een bodemstempel heeft S&B 6.35Br. De huls is van het merk Sellier & Bellot, kaliber 6,35mm Browning. Het projectiel (SIN AAPS8350NL) blijkt een kogel het best passend bij kaliber 6,35mm Browning.
De afvuursporen in de huls worden verwacht wanneer deze is verschoten met een (semi-) automatisch werkend pistool van het kaliber 6,35mm Browning of naar het kaliber 6,35mm Browning omgebouwd gas-
/alarmpistool. De afvuursporen in de kogel passen bij meerdere merken en modellen vuurwapens waaronder naar 6,35mm Browning omgebouwde gas-/alarmpistolen.
De huls en kogel kunnen, op basis van de uiterlijke kenmerken en de referentieverzameling munitie van het NFI bij elkaar gehoord hebben. Omdat er geen vuurwapen is aangetroffen kon niet worden onderzocht of de huls de kogel daadwerkelijk uit één hetzelfde vuurwapen afkomstig zijn.16
Tijdstip van overlijden van het slachtoffer
*nog in leven op 4 mei 2023
Op de voordeur van de woning van het slachtoffer is een camera gericht.17 Op de camerabeelden is het slachtoffer op 4 mei 2023 meermalen te zien. Zo geeft het slachtoffer om 21.05 uur een wit/oranje kat te eten.18 Het licht in de woning van het slachtoffer staat aan tussen 21.45 en 22.12 uur. Om 22.13 uur verlaat een persoon de woning, waarbij is aangenomen dat die persoon het slachtoffer is. Op 5 mei 2023 om 00.11 uur komt een persoon aan bij de woning, waarbij is aangenomen dat die persoon het slachtoffer is. Het slachtoffer neemt een wit/oranje kat mee naar binnen die hij een aantal minuten later weer naar buiten laat.19 Op 5 mei 2023 om 00.24 uur gaat het licht in de woning van het slachtoffer uit.20
*aanval op 5 mei 2023
Op de camerabeelden is te zien dat op 5 mei 2023 tussen 00.29.29 en 00.30.27 uur een incident plaatsvindt bij de voordeur van de woning van het slachtoffer.
Om 00.29.29 uur komt er een persoon de hoek omgelopen. De persoon is helemaal in het zwart gekleed en draagt een capuchon over het hoofd.21
De persoon loopt naar de voordeur van de het slachtoffer. Met zijn linkerhand doet de persoon iets ter hoogte van de broekzak. Daarna drukt de persoon met een vinger op de bel.22
De persoon staat een aantal seconden te wachten en dan gaat het licht in de hal achter de voordeur aan. Op dat moment doet de persoon een stap achteruit. Een persoon opent de voordeur, gelet op het postuur en de kleding wordt aangenomen dat het gaat om het slachtoffer.23
De persoon doet een stap naar voren en maakt kort daarop een trappende beweging met zijn linkerbeen richting het slachtoffer. Te zien is dat het slachtoffer daarop achter de deur wegduikt. De persoon loopt verder naar binnen en begint met zijn rechterarm op het slachtoffer in te slaan. Hij maakt hierbij driemaal een slaande beweging. Tijdens het gevecht komt de persoon weer buiten te staan. Het slachtoffer doet daarna bijna de voordeur dicht. De persoon wil een trappende beweging maken richting de voordeur, waarop de voordeur nog even kort open gaat en vervolgens sluit. Als de voordeur gesloten is trapt de persoon driemaal tegen de voordeur ter hoogte van de slotplaat. Daarna rent de persoon weg in de richting van waar hij is gekomen.24
*eigen waarneming rechtbank t.a.v. camerabeelden 5 mei 2023
Op de aan het dossier toegevoegde en ter terechtzitting van 12 november 2024 getoonde camerabeelden van 5 mei 2023 neemt de rechtbank onder meer het volgende waar.
De persoon maakt driemaal een slaande beweging, waarbij de persoon telkens zijn rechterarm boven het hoofd brengt en daarna naar beneden beweegt.
Op het moment dat de persoon buiten voor de eerste keer opspringt om tegen de voordeur te trappen nadat de deur nog even kort is open gegaan is er op de stoeptegel onder hem een voorwerp waar te nemen dat er voorheen niet lag.25 De rechtbank gaat ervan uit dat dit voorwerp de huls betreft die op 9 mei 2023 is aangetroffen nabij de voordeur van het slachtoffer en in beslag is genomen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ditzelfde voorwerp ook nog te zien is op de camerabeelden van 8 mei 2023, die op verzoek van de verdediging eveneens ter terechtzitting van 12 november 2024 zijn getoond.
*camerabeelden na de aanval op 5 mei 2023
Uit de camerabeelden blijkt ook dat het slachtoffer na de aanval op 5 mei 2023 niet meer op de beelden te zien is, terwijl in de voorliggende periode van 26 april tot en met 4 mei 2023 iedere dag diverse (reis)bewegingen van het slachtoffer zijn gezien.26
*getuigen
De getuige [naam] heeft verklaard dat hij vanwege zijn werk bij de gemeente als begeleider betrokken is bij de inburgering van het slachtoffer. Op 9 mei 2023 rond 13.30 uur is hij gebeld door de school van het slachtoffer omdat het slachtoffer zowel op 8 als op 9 mei 2023 niet op school is verschenen.27 Ook toont de getuige zijn telefoon waaruit blijkt dat het slachtoffer op 4 mei 2023 om 20.38 uur voor het laatst online is geweest op WhatsApp.28
Uit de verklaring van [naam] blijkt dat hij het slachtoffer op 4 mei 2023 voor het laatst heeft gezien.29 Diezelfde dag hebben zij voor het laatst contact via WhatsApp.30
De getuige [naam] heeft ook verklaard dat zij op 4 mei 2023 voor het laatst (telefonisch) met het slachtoffer heeft gesproken.31 Uit de door deze getuige getoonde schermafbeelding van haar WhatsApp gesprek met het slachtoffer blijkt dat het slachtoffer op 4 mei 2023 om 20.39 uur voor het laatst online is geweest op WhatsApp.32
Uit de verklaring van de getuige [slachtoffer 3] , de broer van het slachtoffer, blijkt dat hij op 4 mei 2023 om 19.53 uur een videogesprek heeft gevoerd met het slachtoffer. Hij en het slachtoffer spraken elkaar om de twee à drie dagen.33
*gebruik bankrekening
Uit onderzoek naar de bankrekening van het slachtoffer blijkt dat de pinpas voor het laatst is gebruikt op 4 mei 2023 om 13.12 uur bij de [bedrijf] in Sneek.34
*bevindingen deskundigen
Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat verbloeding als gevolg van het hiervoor onder oorzaak van overlijden van het slachtoffer beschreven letsel een relatief langzaam proces is, waarbij het slachtoffer nog enige tijd (mogelijk meerdere tot meerdere tientallen minuten) handelingsbekwaam kan zijn geweest, gevolgd door bewustzijnsverlies (onder toenemend bloedverlies) en uiteindelijk het overlijden.35 De aanwezigheid van bloederige inhoud in de maag is het gevolg van actief inslikken van bloed, wijzend op tijdelijk behoud van enige mate van bewustzijn na oplopen van het schotletsel.36
Bij forensisch pathologisch onderzoek zijn tekenen van postmortale bloedbemonstering aangetroffen. Het lichaam van het slachtoffer toont postmortale veranderingen passend bij een postmortaal interval van hooguit enkele dagen (uitgaand van een constante omgevingstemperatuur van circa 20 tot 22 graden). Een postmortaal interval van meerdere dagen (in geval van bijvoorbeeld een koelere omgevingstemperatuur) is echter niet geheel uitgesloten.37
Uit het schouwverslag blijkt dat de lichaamstemperatuur gemeten is op 17,3ºC bij een omgevingstemperatuur van 17,1ºC.38
Nadere forensische aanknopingspunten blijken niet uit het dossier.
Tussenconclusie: overlijden slachtoffer op 5 mei 2023
De rechtbank concludeert op basis van de bovenstaande bevindingen dat het niet anders kan zijn dan dat er op 5 mei 2023 tijdens de op de camerabeelden beschreven aanval bij de voordeur van de woning van het slachtoffer een kogel is verschoten in het lichaam van het slachtoffer en dat hij als gevolg daarvan is komen te overlijden.
De rechtbank overweegt hiertoe allereerst dat op de camerabeelden is te zien dat er tijdens de aanval iets op de grond valt en dat vlakbij die plek een huls is aangetroffen die volgens het NFI past bij de kogel die in het lichaam van het slachtoffer is aangetroffen. Bovendien past het handelen van de aanvallende persoon op de camerabeelden op 5 mei 2023 bij het vastgestelde schotkanaal. Het vastgestelde schotkanaal verloopt immers van de linkerborst naar rechts, onderwaarts en achterwaarts, hetgeen past bij de neerwaarts slaande bewegingen met de rechterhand door de aanvallende persoon maar ook kan passen bij een schot van de aanvaller op het moment dat het slachtoffer met zijn linkerzijde in de deuropening staat wanneer hij tracht de voordeur te sluiten.
Daarnaast wordt deze conclusie ondersteund door de bevinding dat het slachtoffer na het incident van 5 mei 2023 in het geheel niet meer op de camerabeelden van de voordeur is te zien tot het moment waarop hij op 9 mei 2023 dood in de woning is aangetroffen, terwijl hij in dagen voorafgaand aan de aanval iedere dag is te zien. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat op 9 mei 2023 de woning volledig was afgesloten inclusief de haken aan de binnenkant van de balkondeur aan de achterkant van de woning. Uit het sporenonderzoek is tevens niets gebleken van sporen in andere ruimtes dan wel aanwijzingen voor een andere aanval op het slachtoffer dan die te zien is op de camerabeelden van 5 mei 2023.
Uit tactisch onderzoek, te weten de hiervoor beschreven camerabeelden, de getuigenverklaringen en het gebruik van WhatsApp en de bankpas door het slachtoffer, blijkt dat na de aanval op 5 mei 2023 er geen teken van leven is verkregen van het slachtoffer. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat aannemelijk is dat het slachtoffer contact zou hebben gezocht met bijvoorbeeld de politie of een kennis nadat hij bij zijn voordeur was aangevallen. Daarvan is echter niets gebleken.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat aan de conclusie dat het dodelijke schot is gelost bij het incident op 5 mei 2023 niet kan afdoen dat op de camerabeelden geen wapen te zien is. De rechtbank heeft gelet op de beperkte kwaliteit van de camerabeelden, dat de aanval zich op enige afstand heeft afgespeeld, het donker is, de voordeur deels het zicht blokkeert van wat nabij de voordeur van de woning plaatsvindt en de persoon op de camerabeelden geheel in het zwart is gekleed en van de persoon tijdens de aanval overwegend slechts de achterzijde van het lichaam te zien is.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat het slachtoffer niet kan zijn overleden op 5 mei 2023.
Het forensisch pathologisch onderzoek sluit namelijk niet uit dat het slachtoffer is overleden op 5 mei 2023. Uit het onderzoek blijkt immers dat een postmortaal interval van meerdere dagen niet geheel kan worden uitgesloten als er sprake is van een koelere omgevingstemperatuur dan het uitgangspunt van een constante omgevingstemperatuur van circa 20 tot 22 graden. In dit geval is de omgevingstemperatuur gemeten op 17,1ºC, hetgeen een indicatie kan zijn voor een langer postmortaal interval dan het uitgangspunt van hooguit enkele dagen.
De rechtbank verwerpt tevens het verweer van de verdediging dat het slachtoffer na het oplopen van het fatale letsel niet in staat zou zijn geweest om de voordeur van zijn woning te sluiten. Uit het forensische pathologische onderzoek blijkt immers dat het slachtoffer na het oplopen van de schotwond nog enige tijd handelingsbekwaam kan zijn geweest.
De rechtbank verwerpt eveneens het verweer van de verdediging dat uit de camerabeelden van 5 en 8 mei 2023 blijkt dat s ochtends in de woning van het slachtoffer het licht aan en uit is gedaan en het slachtoffer daarom nog in leven moet zijn geweest, dan wel dat een ander op die momenten in de woning van het slachtoffer aanwezig is geweest. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat veeleer aannemelijk is dat het achter het glas van de voordeur waargenomen licht een gevolg is van de zonsinval in de woning van het slachtoffer in de vroege ochtend. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit meerdere fotos van de woning van het slachtoffer blijkt dat in de woonkamer twee ramen zitten waardoor dit licht naar binnen kan komen39, en dat boven en naast de deur van de woonkamer naar de hal ramen zitten waardoor de hal verlicht kan worden40. Het valt daarbij op dat dit licht enkel in de ochtend rond dezelfde tijd wordt waargenomen. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat iemand op die momenten in de woning aanwezig is geweest en het licht met de lichtknop aan en uit heeft gedaan.
Dit alternatieve scenario past ook niet bij het tactische onderzoek. In dat geval zou een ander in de woning van het slachtoffer zijn geweest die bij het verlaten van de woning deze woning volledig heeft kunnen afsluiten zonder medewerking van iemand in de woning. De rechtbank heeft immers geen reden om te twijfelen aan de constatering van de politie dat de woning volledig afgesloten is aangetroffen en niet met een sleutel via de balkondeur of voordeur binnengetreden kon worden.
Daderschap verdachte
*sporenonderzoek op de voordeur
Op 9 mei 2023 onderzoeken forensisch onderzoekers onder meer de voordeur van de woning van het slachtoffer op sporen. De voordeur van de woning is van hardhout met twee glaspanelen dubbelglas. De
buitenzijde van het glas is glad. De forensisch onderzoekers zien op het bovenste glaspaneel een handpalmspoor en vingersporen. Deze sporen zijn veiliggesteld (spoor 87340 met SIN AAPK4338NL41). De vingersporen die zijn beoordeeld als niet geschikt voor identificerend onderzoek zijn bemonsterd op de aanwezigheid van DNA-contactsporen (spoor 87338 met SIN AAQQ3839NL42).43
Op 10 mei 2023 is nader forensisch onderzoek gedaan naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden van 5 mei 2023 gericht op de voordeur van de woning van het slachtoffer. Het raam van de voordeur is daarna op twee plaatsen bemonsterd op de aanwezigheid van DNA-contactsporen (SIN AAPK4306NL en SIN AAPK4287NL).44
Op 2 juni 2023 is de voordeur veiliggesteld en in beslag genomen (goednummer 1609994 met SIN AAQQ3880NL).45
Op 19 juni 2023 is de voordeur ontvangen door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI). Door onderzoekers van het NFI is de voordeur nogmaals op twee locaties bemonsterd, te weten: een deel van de deur aan de kopse kant, vanaf het slot tot de bovenste klem (SIN AAQQ3880NL#01) en een deel van het glas aan de buitenkant van de deur, waar eerder een handpalm is waargenomen die met dactyfolie is bemonsterd (SIN AAQQ3880NL#02).
Tevens zijn de eerder bemonsterde DNA-extracten van SIN AAQQ3839NL (buitenzijde glas voordeur), AAPK4287NL (4 veegspoortjes buitenzijde voordeur naast onderste witte sticker) en AAPK4306NL (glas voordeur buitenzijde boven folie handpalm) samengevoegd en krijgt dit SIN AAQQ3839NL#01.46
*handpalmafdruk buitenzijde voordeur
Het spoor met SIN AAPK4338NL is onderzocht. Vergelijkend onderzoek in Havank heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder biometrienummer [nummer] , te weten verdachte. Het spoor vertoont een zeer grote mate van overeenkomst en geen verschillen van dactyloscopische aard met de afbeelding van de linker handpalm van biometrienummer [nummer] . Twee dactyloscopisch onderzoekers zijn ervan overtuigd dat het spoor door deze donor is geplaatst. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.47
De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte de persoon is die met zijn linker hand de voordeur van de woning van het slachtoffer heeft aangeraakt.
*DNA van verdachte
Het NFI heeft in het rapport van 29 september 2023 de volgende resultaten gemeld.
Uit de bemonstering SIN AAQQ3839NL#01 (samengevoegd DNA-extract, zoals hiervoor gemeld onder sporen op de voordeur) is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-mengprofiel is ongeveer 300 duizend keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Uit de bemonstering SIN AAQQ3880NL#01 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA mengprofiel is ongeveer 590 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
Uit de bemonstering SIN AAQQ3880NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-mengprofiel is ongeveer 20 duizend keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van alle drie de bemonsteringen (SIN AAQQ3839NL#01, SIN AAQQ3880NL#01 en SIN AAQQ3880NL#02) concludeert de rechtbank hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat
verdachte de donor is van een deel van het celmateriaal op de voordeur van de woning van het slachtoffer.
*geen aanwijzingen voor contaminatie voordeur
Door de verdediging is samenvattend betoogd dat de voordeur van de woning van het slachtoffer pas na twee maanden op onzorgvuldige wijze is veiliggesteld en onderzocht op sporen (bemonsterd), zodat contaminatie niet is uitgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de raadsman geen concrete aanwijzingen naar voren heeft gebracht voor het scenario dat er daadwerkelijk sprake is geweest van contaminatie van de bemonstering van het bronmateriaal (op de voordeur) met het referentiemateriaal afkomstig van verdachte. Een alternatief scenario is niet gesteld noch gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen begin van aannemelijkheid dat het bronmateriaal en het referentiemateriaal rechtstreeks met elkaar in contact zijn gekomen of dat de contaminatie op indirecte wijze heeft plaatsgevonden in de periode tussen het veiligstellen van de sporen en de DNA-onderzoeken die zijn uitgevoerd door het NFI.
Uit het dossier blijkt immers, zoals hiervoor weergegeven, dat reeds op 9 en 10 mei 2023 sporen zijn veiliggesteld die in direct verband met verdachte gebracht kunnen worden, terwijl verdachte pas op 12 juni 2023 in s-Hertogenbosch is aangehouden. Niet gesteld en evenmin is gebleken op welke wijze daarna contaminatie mogelijk is geweest op een reeds op 2 juni 2023 in beslag genomen voordeur terwijl verdachte na zijn aanhouding continue gedetineerd is geweest. Daarbij komt dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat er met het onderzoeksmateriaal onzorgvuldig en/of niet naar de regels is gehandeld.
*camerabeelden op 4 mei 2023
Uit de zich in het dossier bevindende en op de zitting vertoonde camerabeelden van 4 mei 2023 omstreeks
1.17
uur blijkt dat een persoon richting de woning van het slachtoffer loopt. De persoon draagt een rode halflange jas, een rode capuchon, een zwarte broek met een witte streep aan de zijkant en donkere schoenen. De persoon draait zich in de richting van de woning en de voordeur van het slachtoffer en kijkt korte tijd in die richting. Vervolgens draait de persoon zich om en loopt weg.48
De rechtbank begrijpt de ontkenning van verdachte tevens als een ontkenning dat hij de persoon is op de camerabeelden van 4 mei 2023. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte wel de persoon is die op deze camerabeelden te zien is.
De gedragen kleding is herkend als een rode Canada Goose jas en een Under Armour trainingspak.49 Vastgesteld is dat verdachte de beschikking had over een Under Armour trainingspak
.50 Ook op fotos en een video is verdachte te zien met een Under Armour trainingspak en een rode Canada Goose jas.51
De camerabeelden van 4 mei 2023 zijn getoond in Opsporing verzocht. De getuigen [naam]52 , [naam]53 en [naam]54 hebben allen verklaard dat zij verdachte herkennen als de persoon op de camerabeelden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan hun herkenningen, omdat blijkt dat zij verdachte al langere tijd kennen en vaker met hem in contact zijn geweest. Daarnaast hebben ook de getuigen [naam]55 en [naam]56 de persoon op de camerabeelden herkend, maar dan telkens als zijnde Lorenzo.
De persoon aangeduid als Lorenzo is door de politie herkend als verdachte.57 De rechtbank heeft evenmin redenen om te twijfelen aan voornoemde herkenningen.
Verder blijkt dat het telefoonnummer [nummer] op 4 mei 2023 om 1.25 uur een mast nabij de woning van het slachtoffer aanstraalt. Voornoemd telefoonnummer was in gebruik bij verdachte.58 Verdachte woonde
of verbleef niet in de omgeving van die mast en hij heeft hierover geen verklaring afgelegd.
Hierbij komt ook (samengevat) dat uit de loopbaanpatroonanalyse blijkt dat de persoon op de camerabeelden van 4 mei 2023 en de persoon op de camerabeelden van 5 mei 2023 (waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat dit verdachte betreft) gelijkenissen in zowel looppatroon als lengte hebben.59 De rechtbank ziet in dit onderzoek dus ook geen contra-indicatie voor het oordeel dat verdachte de persoon is op de camerabeelden van 4 mei 2023.
Tussenconclusie: daderschap verdachte
Hiervoor is geconcludeerd dat het slachtoffer op 5 mei 2023 tijdens de op camerabeelden vastgelegde aanval is beschoten en als gevolg daarvan is overleden.
Op basis van deze camerabeelden zijn sporen aangetroffen op de plaatsen waar de persoon/aanvaller de voordeur heeft aangeraakt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat deze sporen zijn achtergelaten door de dader.
De verdachte heeft zijn betrokkenheid ontkend en hij heeft zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de inhoudelijke behandeling heeft verdachte enkel verklaard dat hij het niet geweest is. Hierdoor heeft hij geen enkele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn handpalmafdruk en DNA op de voordeur van de woning van het slachtoffer, waarvan de rechtbank is oordeel is dat dit dadersporen betreft. Deze omstandigheid heeft de rechtbank mede redengevende geacht bij het bewijsoordeel.
Op grond van de hierboven beschreven bevindingen ten aanzien van de camerabeelden van 4 mei 2023 komt de rechtbank tot de conclusie dat het verdachte is die op deze beelden is te zien en dat hij zowel in lengte als in looppatroon gelijkenis heeft met de persoon op de beelden van 5 mei 2023. Dit biedt extra steun aan het bewijs dat het verdachte is geweest die op 5 mei 2023 sporen op de deur heeft achtergelaten en dat hij de persoon is die het dodelijke schot heeft afgevuurd.
Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer op 5 mei 2023 om het leven heeft gebracht.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Wel kan blijken dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Het handelen van verdachte, te weten het schieten met een wapen in het bovenlichaam van het slachtoffer, is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat verdachte, zich willens en weten heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door zijn handelen zou komen te overlijden.
Voorbedachte raad
*juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde moord moet het bestanddeel voorbedachte raad komen vast te staan, te weten dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op
het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaand, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis van de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling). Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.60
*oordeel rechtbank
Zoals hierboven is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die het slachtoffer door een dodelijk schot om het leven heeft gebracht. Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en heeft dus geen enkele verklaring afgelegd over zijn beweegredenen met betrekking tot dit handelen. De rechtbank stelt voorts vast dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit wettig en overtuigend een vooropgezet plan om het slachtoffer om het leven te brengen kan worden afgeleid. De rechtbank zal dus moeten afgaan op hetgeen is vastgelegd en waargenomen op de camerabeelden van 4 en 5 mei 2023.
Verdachte is in de nacht van 4 mei 2023 naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft kortstondig naar de woning van het slachtoffer gekeken. De officier van justitie heeft het handelen van verdachte aangemerkt als een zogenaamde voorverkenning. De rechtbank is van oordeel dat ook indien sprake zou zijn van een voorverkenning dat dan uit de beelden nog niet kan worden afgeleid dat verdachte op dat moment al het besluit had genomen om het slachtoffer van het leven te beroven.
Uit de reeds beschreven camerabeelden van 5 mei 2023 volgt dat verdachte midden in de nacht wederom naar de woning van het slachtoffer is gegaan. Daar heeft verdachte aangebeld. Na het openen van de voordeur door het slachtoffer is verdachte direct in de aanval gegaan. Verdachte heeft eerst een trappende beweging gemaakt gevolgd door driemaal een slaande beweging, waarbij hij met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd op het slachtoffer tijdens een schermutseling die maar enkele seconden heeft geduurd.
Op zichzelf is het meebrengen van een vuurwapen een aanwijzing dat verdachte iets van plan was met dit wapen, maar deze enkele aanwijzing is onvoldoende voor een bewezenverklaring van de voorbedachte raad op de dood van het slachtoffer.
Daar komt in dit geval bij dat uit de camerabeelden van 5 mei 2023 blijkt dat verdachte weliswaar direct een aanval inzet, maar niet dat hij daarbij direct het wapen gebruikt. Het niet dragen van handschoenen ter voorkoming van het achterlaten van sporen ziet de rechtbank daarbij als een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad.
Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid uit het dossier worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Het zwijgen van verdachte doet hieraan niets af. De rechtbank zal verdachte daarom van de primair ten laste gelegde moord vrijspreken.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen. Niet blijkt dat er uitvoeringshandelingen zijn verricht door (een) ander(en) dan verdachte. Evenmin blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en) met het doel om het slachtoffer te doden.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het medeplegen.
Eindconclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde, nu onvoldoende bewijs aanwezig is voor de voorbedachte raad.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten de doodslag.
Parketnummer 18-029000-2261
De verdachte heeft bekend dat hij de onder parketnummer 18-029000-22 ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • de aangifte van [slachtoffer 2]62;
  • de verklaring van getuige [naam]63;
  • de bekennende verklaring van verdachte64.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten met parketnummer 18-237277-23 subsidiair en met parketnummer 18- 029000-22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-237277-23
hij op 5 mei 2023 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, in of nabij de woning aan de [adres] , een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer 1] met een vuurwapen, een kogel in de linkerborstkas te schieten.
Parketnummer 18-029000-22
hij op 24 oktober 2021 te Leeuwarden, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , werkzaam als Penitentiair Inrichtingswerker van de Penitentiaire Inrichting, aldaar, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, immers heeft verdachte deze [slachtoffer 2] meermalen met kracht tegen het hoofd gestompt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-237277-23
Subsidiair Doodslag.
Parketnummer 18-029000-22
Mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaar met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich onthouden van een standpunt omtrent een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting
en de hierna genoemde rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
*doodslag
Op 5 mei 2023 is verdachte midden in de nacht met een geladen wapen naar de woning van het slachtoffer gegaan. Daar heeft hij aangebeld. Nadat het slachtoffer de voordeur opende is verdachte direct in de aanval gegaan, waarbij hij éénmaal op het slachtoffer heeft geschoten ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. De aankomst bij de voordeur, de aanval en het vertrek hebben bij elkaar genomen nog geen minuut geduurd.
De verdachte en het slachtoffer waren naar het lijkt geen bekenden van elkaar en niet blijkt van enige aanleiding voor het door verdachte gepleegde geweld op het ongewapende slachtoffer. Van enig inzicht dan wel spijt ten aanzien van zijn handelen is de rechtbank niets gebleken.
Waarom de verdachte het slachtoffer heeft opgezocht en doodgeschoten is onduidelijk gebleven. Uit het dossier volgt een mogelijke aanwijzing voor de aanleiding namelijk de vermeende stalking door het slachtoffer van de zus van een vriend van verdachte, maar daarover is onvoldoende duidelijkheid verkregen.
De verdachte heeft door zijn handelen op een verschrikkelijke en abrupte wijze het leven van het slachtoffer ontnomen. Doodslag is één van de zwaarste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Met het plegen van dit feit heeft verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Daarmee heeft verdachte de familie, vrienden en bekenden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht en ernstig geschokt. Doodslag is een misdrijf dat de rechtsorde bijzonder schokt en sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt.
*mishandeling
De verdachte heeft op 24 oktober 2021, zonder enige aanleiding, een medewerker in de P.I. mishandeld door hem driemaal tegen het hoofd te stompen. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij een ambtenaar in functie heeft aangevallen. Het slachtoffer moet zijn werk kunnen doen zonder met agressie geconfronteerd te worden.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten waarvoor vrijheidsstraffen zijn opgelegd. Kennelijk hebben die eerdere veroordelingen geen indruk gemaakt op de verdachte.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het psychologisch en psychiatrisch onderzoek PRO JUSTITIA van 6 juni 2024, opgesteld door T. de Boer, psychiater, en I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog, beide verbonden aan het NIFP locatie Pieter Baan Centrum (verder: PBC).
Door de deskundigen is geconcludeerd dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Er zijn geen aanwijzingen dat deze weigering gebaseerd is op psychopathologische motieven.
Op basis van het verkregen beeld binnen de gestructureerde context van het PBC worden geen aanwijzingen gevonden voor een ernstige psychiatrische aandoening, een ernstige stemmingsstoornis, een angststoornis, een posttraumatische stressstoornis, een beperking in de aandachts- en concentratiefunctie en de impulsregulatie. Er zijn geen aanwijzingen voor ADHD, een autismespectrumstoornis of intellectuele beperking (laag- of zwakbegaafdheid kan niet worden uitgesloten). Op basis van de beschikbare informatie is niet duidelijk of gesproken kan worden van problematisch middelengebruik (cannabis) in de vorm van een stoornis.
Binnen de context van het PBC is verdachte in staat zich op een sociaal voldoende vaardige en aangepaste wijze te verhouden tot groepsgenoten en personeelsleden. Het is echter onduidelijk hoe hij zichzelf en de ander beleeft, hoe hij omgaat met verantwoordelijkheid, of er sprake is van adequate zelfbewuste emoties en op welke wijze hij zijn handelen in lijn brengt met zijn overtuigingen. Op basis van de dossierinformatie wordt een zorgelijk en antisociaal gedragspatroon gezien, maar nader onderzoek is dus niet mogelijk.
Er zijn geen argumenten gevonden voor een advies om het jeugdrecht toe te passen.
Een advies met betrekking tot de mate van toerekenen van het ten laste gelegde kan niet worden gegeven, vanwege het ontbreken van afgeronde diagnostiek, het ontbreken van zicht op mogelijke aanwezige psychopathologie en de feitelijke context en omstandigheden waarin het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden. Het gebrek aan zicht op de persoonsgebonden factoren als op contextuele factoren maakt dat het niet mogelijk is op een betrouwbare wijze te komen tot een risicoanalyse met betrekking tot het
recidiverisico. Het is dan ook niet mogelijk een advies te formuleren ter vermindering van dit risico.
De rechtbank acht verdachte op basis van voornoemd deskundigenrapport ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde volledig toerekeningsvatbaar.
Uit de reclasseringsadviezen van 12 oktober 2023 en 9 juli 2024 blijkt eveneens dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het opstellen van een adviesrapport. De reclassering kan daarom geen inschatting maken van het risico op recidive en adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer passend en noodzakelijk is. De rechtbank stelt vast dat op 5 mei 2023 het strafmaximum voor doodslag (zoals bepaald door de wetgever) een gevangenisstraf van vijftien jaren betrof. Dat per 1 juli 2023 dit strafmaximum is verhoogd tot een gevangenisstraf van vijfentwintig jaren doet daaraan niets af, omdat een nieuwe strafbepaling niet met terugwerkende kracht mag worden toegepast in het nadeel van de verdachte. De rechtbank is daarom gebonden aan het op 5 mei 2023 geldende strafmaximum.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de ernst van dit feit en de omstandigheden waaronder het is begaan zonder meer het opleggen van een gevangenisstraf van vijftien jaren. Er zijn in dit geval geen bijzondere en/of verzachtende omstandigheden. De uitvoering van de doodslag en het ontbreken van enig motief is ernstig en schokkend. Het handelen van verdachte wordt gekenmerkt door een grote mate van koelbloedigheid, die niet anders kan worden geduid dan als volstrekt gewetenloos. De samenleving dient te worden beschermd tegen de verdachte. Dit klemt te meer nu verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd als recidivist moet worden aangemerkt en niet heeft willen meewerken aan enige vorm van onderzoek naar zijn psychische gesteldheid. Door deze houding is er voor de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een langdurige gevangenisstraf om de maatschappij tegen verdachte te beschermen. Voor de door verdachte gepleegde mishandeling vindt de rechtbank een gevangenisstraf van één maand passend.
Voor beide feiten zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf opleggen van vijftien jaren en één maand. Weliswaar zou in verband met de gevoegde mishandeling op grond van het bepaalde in artikel 57 tweede lid Sr in strikt juridische zin een hogere straf opgelegd kunnen worden maar de rechtbank zou dat in dit geval een oneigenlijke wetstoepassing vinden omdat de zaak van de mishandeling in feitelijke zin op geen enkele manier verbonden is met de bewezen verklaarde doodslag. De rechtbank ziet de mishandeling in de gevangenis niet van die orde dat dit een veel hogere gevangenisstraf oplevert dan één maand gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-237277-23), tot een bedrag van 1.045,40 ter zake van materiële schade;
[slachtoffer 2] (parketnummer 18-029000-22), tot een bedrag van 14,82 ter vergoeding van materiële schade en 462,00 ter vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben tevens de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-237277-23)
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2] (parketnummer 18-029000-22)
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-237277-23)
De raadsman heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 2] (parketnummer 18-029000-22)
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-237277-23)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 18-237277-23 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 mei 2023.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt dat de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 20 dagen.
[slachtoffer 2] (parketnummer 18-029000-22)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële en immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 18-029000-22 bewezen verklaarde.
*materiële schade
Ten aanzien van de reiskosten naar het politiebureau voor het doen van aangifte wijst de rechtbank de vordering af, omdat uit bestendige jurisprudentie blijkt dat deze reiskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank stelt vast dat de overige reiskosten (naar de huisarts en de GGD) wel voor vergoeding in aanmerking komen. De reisafstand is in totaal gesteld op 44 kilometer met een kilometer vergoeding van 0,19. De rechtbank wijst daarom aan reiskosten toe een bedrag van 44 km x 0,19 =
8,36,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2021. Zoals gesteld wijst de rechtbank het meer aan gevorderde reiskosten af.
*immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij daarnaast immateriële schade heeft geleden. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op
300,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2021. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt dat de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 6 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-237277-23 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-237277-23 subsidiair en onder parketnummer 18-029000-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar en 1 maand.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van de
benadeelde partij [slachtoffer 3], parketnummer 18-237277-23, subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van 1.045,40 (zegge: duizendenvijfenveertig euro en veertig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.045,40 (zegge: duizendenvijfenveertig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , parketnummer 18-029000-22:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 308,36 (zegge: driehonderdenacht euro en zesendertig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 308,36 (zegge: driehonderdenacht euro en zesendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 8,36 aan materiële
schade en 300,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2024.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland Team Grootschalige Opsporing met proces-verbaalnummer 2023117936 (TGO [adres] ), doorgenummerd 1 tot en met 4279. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Ordner 5, pagina 678.
3 Ordner 5, paginas 678 en 679.
4 Ordner 5, pagina 680.
5 Ordner 2, pagina 172-30.
6 Ordner 5, paginas 688 en 689 en ordner 2, pagina 172-30.
7 Ordner 2, pagina 172-269
8 Ordner 2, pagina 172-269.
9 Ordner 2, pagina 172-270.
10 Ordner 2, pagina 172-271.
11 Ordner 5, paginas 678, 679 en 680.
12 Ordner 2, pagina 172-41.
13 Ordner 5, pagina 680.
14 Ordner 2, paginas 172-29, 172-33 en 172-355.
15 Ordner 2, paginas 172-111 en 172-350.
16 Ordner 2, paginas 172-293 en 172-294.
17 Ordner 5, pagina 697.
18 Ordner 5, pagina 700.
19 Ordner 5, pagina 701.
20 Ordner 5, pagina 702.
21 Ordner 5, pagina 702.
22 Ordner 5, pagina 703.
23 Ordner 5, pagina 704.
24 Ordner 5, pagina 705.
25 Camerabeelden 5 mei 2023, vanaf 56 seconden.
26 Ordner 6, pagina 1338.
27 Ordner 5, paginas 729 en 731.
28 Ordner 5, pagina 731 en 741.
29 Ordner 5, pagina 753.
30 Ordner 5, pagina 757.
31 Ordner 5, pagina 763.
32 Ordner 5, pagina 771.
33 Ordner 5, pagina 781.
34 Ordner 3, pagina 181.
35 Ordner 2, pagina 172-270.
36 Ordner 2, pagina 172-271.
37 Ordner 2, pagina 172-270.
38 Ordner 2, pagina 172-107.
39 Ordner 2, paginas 172-37 (foto 4) en pagina 172-57 (fotos 2 en 3).
40 Ordner 2, pagina 172-58 (foto 4).
41 Ordner 2, pagina 172-43.
42 Ordner 2, pagina 172-44.
43 Ordner 2, pagina 172-42.
44 Ordner 2, paginas 172-69 en 172-70.
45 Ordner 2, paginas 172-71, 172-72 en 172-73.
46 Ordner 2, paginas 172-327 en 172-328.
47 Ordner 2, paginas 172-345, 172-346, 172-347, 172-348 en 172-349.
48 Ordner 5, pagina 694.
49 Ordner 5, pagina 713.
50 Ordner 15, pagina 4192.
51 Order 5, pagina 934.
52 Ordner 5, paginas 920 e.v.
53 Ordner 5, pagina 1034.
54 Ordner 5, pagina 955.
55 Ordner 5, pagina 947.
56 Ordner 5, pagina 950.
57 Ordner 5, pagina 962.
58 Ordner 6, pagina 1184.
59 Ordner 1, paginas 87 e.v.
60 HR 15-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:963.
61 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland met proces-verbaalnummer PL0100-202191856, doorgenummerd 1 tot en met
30. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
62 Pagina 4.
63 Pagina 13.
64 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 november 2024.