ECLI:NL:RBNNE:2024:4572

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
11011436 BU VERZ 24-498
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht en matiging van sanctie in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde E. Wilms, heeft administratief beroep ingesteld tegen een beschikking van de officier van justitie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden door te beslissen op het administratief beroep voordat de termijn voor het indienen van gronden was verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat de sanctie met 25 procent moest worden gematigd. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de officier van justitie een dwangsom heeft verbeurd omdat niet tijdig op het administratief beroep is beslist. De uiteindelijke sanctie is vastgesteld op € 180,75, inclusief administratiekosten, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 749,50, die de officier van justitie moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van schending daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 252871866
zaaknummer: 11011426 BU 24-498
uitspraak van de kantonrechter van 14 november 2024
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde: E. Wilms, Mulderboeteaanvechten.nl.
.

1.Procesverloop

1.1
Betrokkene heeft een sanctie ontvangen op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Gemachtigde heeft namens betrokkene op 18 november 2022 administratief beroep ingesteld tegen de initiële beschikking. De officier van justitie heeft het administratief beroep ongegrond verklaard. Gemachtigde heeft namens betrokkene op 8 augustus 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 22 oktober 2024.
1.2
Gemachtigde en betrokkene zijn niet ter zitting verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (hierna: de vertegenwoordigster).

2.Gedraging

2.1
Betrokkene heeft een beschikking ontvangen voor
‘24 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom’, verricht op 5 oktober 2022 om 13:22 uur aan de A28 te de Punt, gemeente Tynaarlo, met een personenauto gekentekend [kenteken] .
2.2
De opgelegde sanctie bedraagt € 238,00 inclusief administratiekosten, voor welk
bedrag door betrokkene zekerheid is gesteld.

3.Standpunten

3.1
Gemachtigde heeft namens betrokkene aangevoerd dat het sanctiebedrag, gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met kenmerk ECLI:NL:GHARL:2022:9934, met vijfentwintig procent moet worden verlaagd, omdat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. Hoewel het in dit arrest ging om een burger die zonder (professioneel) gemachtigde procedeerde, valt volgens gemachtigde niet in te zien waarom er anders zou moeten worden geoordeeld in gevallen waarin de hoorplicht is geschonden bij een burger die procedeert met hulp van een professioneel gemachtigde.
3.2
Daarnaast heeft gemachtigde namens betrokkene aangevoerd dat de officier van justitie de hoorplicht structureel schendt, onder dezelfde omstandigheden als in deze zaak. Gemachtigde heeft aangevoerd dat de officier van justitie op 2 juni 2023 een brief heeft gestuurd met een uitnodiging om de gronden van het administratief beroep schriftelijk aan te vullen. Bij die brief zitten eveneens de op de zaak betrekking hebbende stukken. Gemachtigde heeft aangevoerd dat in de brief van 2 juni 2023 staat dat de gronden binnen vier weken kunnen worden aangevuld. Indien dit gebeurt, dan wordt dit volgens gemachtigde aangemerkt als een hoorzitting. De laatste dag om een beslissing te nemen is volgens gemachtigde echter 18 mei 2023. Daarom is er volgens gemachtigde op 31 mei 2023 een ingebrekestelling verzonden. Om geen dwangsom te verbeuren, heeft de officier van justitie vervolgens op het administratief beroep beslist vóórdat de termijn van vier weken om de gronden schriftelijk aan te vullen was verstreken. Indien aan deze handelwijze van de officier van justitie niet de sanctie van verlaging van het sanctiebedrag wordt verbonden, kan de officier van justitie te laat beslissen, zonder ooit een dwangsom te verbeuren en ten slotte -maar wel het belangrijkste- de rechten van betrokkenen schenden. Dit is nu juist wat bovengenoemd arrest van het hof beoogt tegen te gaan. Gelet hierop dient de schending van de hoorplicht volgens gemachtigde te leiden tot een verlaging van het sanctiebedrag met vijfentwintig procent.
3.3
Tot slot heeft gemachtigde aangevoerd dat -anders dan de officier van justitie stelt- een dwangsom is verbeurd. Op 31 mei 2023 is de officier van justitie per brief in gebreke gesteld en deze ingebrekestelling is op 5 juni 2023 ontvangen. Gemachtigde heeft aangevoerd dat dit betekent dat de officier van justitie vanaf 20 juni 2023 een voor iedere dag tot een beslissing uitbleef een dwangsom verbeurde. Aangezien de beslissing is genomen op 20 juni 2023 is er volgens gemachtigde dus wel degelijk een dwangsom verbeurd door de officier van justitie.
3.4
De vertegenwoordigster heeft ten aanzien van het verweer van gemachtigde over de te verbeuren dwangsom ter zitting aangevoerd dat de uiterste datum voor het instellen van administratief beroep 27 november 2022 betrof. Vervolgens heeft de officier van justitie zestien weken om op het administratief beroep te beslissen, waardoor de uiterste beslisdatum 19 maart 2023 betrof. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat de officier van justitie tijdig de beslisdatum met 10 weken heeft verlengd per brief op 11 maart 2023, waardoor de uiterlijke beslistermijn 28 mei 2023 betrof. Op 31 mei 2023 is door de gemachtigde een ingebrekestelling gestuurd, die op 5 juni 2023 door het Parket CVOM is ontvangen. Gelet op artikel 4:17 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht diende de officier van justitie uiterlijk op 19 juni 2023 te beslissen op het administratief beroep om een dwangsom te voorkomen. Nu de officier van justitie op 20 juni 2023 heeft beslist op het administratief beroep, is de vertegenwoordigster van oordeel dat er een dwangsom is verschuldigd voor één dag.
3.5
Ten aanzien van het verweer van gemachtigde over de schending van de hoorplicht, heeft de vertegenwoordigster ter zitting aangevoerd dat er inderdaad sprake is van schending van de hoorplicht, waardoor de beslissing van de officier van justitie gelet hierop vernietigd dient te worden. De vertegenwoordiger heeft aangevoerd dat deze schending echter geen gevolgen dient te hebben voor de hoogte van het sanctiebedrag, gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met kenmerk ECLI:NL:GHARL:2023:6930.

4.Overwegingen

4.1
Ten aanzien van het verweer van gemachtigde over de te verbeuren dwangsom, overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 7:24 lid 1 Awb dient het beroepsorgaan binnen zestien weken te beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken. Volgens lid 4 van dit artikel kan het beroepsorgaan de beslissing voor ten hoogste 10 weken verdagen.
4.2
Uit het zaakoverzicht blijkt dat de uiterste datum voor het indienen van beroep 27 november 2022 betrof. Met in achtneming van het bepaalde in de Algemene Termijnenwet diende de officier van justitie derhalve uiterlijk op 19 maart 2023 op het administratief beroep te beslissen. Per brief is aan betrokkene op 11 maart 2023 medegedeeld dat de officier van justitie gebruik maakt van de mogelijkheid om de beslistermijn op het administratief beroep met 10 weken te verlengen, waardoor deze beslistermijn eindigde op 28 mei 2023.
4.3
De kantonrechter stelt vast dat door het Parket CVOM op 2 juni 2023 een brief aan gemachtigde is verstuurd omdat in het beroepschrift informatie ontbrak, namelijk de reden van het te laat indienen van het beroepschrift en ook de volledige gronden van het beroep. Voor het aanvullen van deze gegevens is aan gemachtigde een termijn van vier weken na 2 juni 2023 verleend. De kantonrechter is van oordeel dat onderhavige brief niet tot een opschorting van de beslistermijn ex 7:24 van de Awb dient te leiden. Hiertoe overweegt de kantonrechter dat de brief van 2 juni 2023 ná de uiterlijke beslistermijn van 28 mei 2023 is verstuurd. Na het einde van de beslistermijn kan er niet meer door het bestuursorgaan worden verdaagd. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat de brief van 2 juni 2023 impliceert dat er sprake was van verzuim aan de kant van gemachtigde, namelijk dat het beroepschrift geen gronden bevatte en dat gemachtigde niet zou hebben aangegeven wat de reden is van het te laat indienen van het beroepschrift. Nu het administratief beroepschrift tijdig was ingediend en het administratief beroepschrift daarnaast ook inhoudelijke gronden bevatte, is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake was van verzuim.
4.4
Door de gemachtigde is op 31 mei 2023 een ingebrekestelling gestuurd, die op 5 juni 2023 door het Parket CVOM is ontvangen. Gelet op artikel 4:17 lid 3 van de Awb, is de eerste dag, waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Gelet op vorenstaande diende de officier van justitie uiterlijk op 19 juni 2023 te beslissen op het administratief beroep om een dwangsom te voorkomen.
4.5
Nu de uiterlijke beslistermijn 28 mei 2023 betrof en uit de stukken in het dossier blijkt dat de beslissing van de officier van justitie van 20 juni 2023 pas op 27 juni 2023 aan gemachtigde is verzonden, is de kantonrechter van oordeel dat er niet tijdig op het administratief beroep is beslist. De officier van justitie is derhalve een dwangsom verschuldigd over de periode vanaf twee weken na 5 juni 2023, te weten per 20 juni 2023
tot 27 juni 2023. De officier van justitie is dan ook voor 7 dagen een dwangsom verschuldigd. Op grond van 4:17 lid 2 betreft dit 7 dagen x € 23,00 = 161,00.
4.6
Over de schending van de hoorplicht, overweegt de kantonrechter als volgt. In het arrest van 22 november 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:9934), waarnaar gemachtigde verwijst, heeft het hof vastgesteld dat in zaken waarin een betrokkene niet wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde (ook) sprake is van een structurele schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Het hof heeft in dat arrest geoordeeld dat een betrokkene, doordat hem een wettelijk voorgeschreven onderdeel van de procedure in administratief beroep is onthouden door hem niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord, geschaad is in zijn belangen. Daarvoor dient de betrokkene te worden gecompenseerd door matiging van het bedrag van de bij inleidende beschikking opgelegde sanctie. Van belang heeft het hof daarbij geacht dat er destijds geen concreet zicht op een oplossing was die ervoor zorgde dat die schending niet langer voortduurde.
4.7
In zaken als deze gaat het in beginsel om het niet horen van betrokkenen die zich laten bijstaan door professionele gemachtigden. Professionele gemachtigden mogen geacht worden goed in staat te zijn de standpunten van een betrokkene schriftelijk weer te geven, doorgaans beter dan betrokkenen of niet-professionele gemachtigden dat kunnen.
4.8
Echter, heeft de officier van justitie op 2 juni 2023 de gemachtigde per brief medegedeeld dat, door de toename van de instroom administratieve beroepen en de beperkte capaciteit bij het Parket CVOM, is besloten om in zaken waarin de burger wordt bijgestaan door een professioneel gemachtigde, de procedure tijdelijk, tot in elk geval 1 oktober 2023, schriftelijk te laten plaatsvinden. Gelet op vorenstaande is aan gemachtigde een termijn van vier weken na 2 juni 2023 geboden om schriftelijk te reageren op de stukken en het administratief beroep van nadere gronden te voorzien. Aan gemachtigde is medegedeeld dat na het verstrijken van de termijn de officier van justitie zonder (nadere) hoorzitting een beslissing zou nemen.
4.9
De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie op 20 juni 2023 heeft beslist op het administratief beroep. Aldus kan worden vastgesteld dat de officier van justitie heeft beslist vóórdat de termijn van vier weken voor het schriftelijk indienen van gronden die aan gemachtigde was verleend was verstreken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat kan worden vastgesteld dat in dit geval de hoorplicht is geschonden en verbindt hieraan het gevolg dat de sanctie moet worden gematigd met 25 procent tot een bedrag van € 180,75 (inclusief administratiekosten).
4.1
Nu het bedrag van de sanctie in verband met de schending van de hoorplicht wordt gematigd, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Ingevolge de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan het indienen van het administratief beroepschrift 1 punt toegekend ter waarde van € 624,00 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter ter waarde van € 875,00. Gelet op de aard van de zaak en conform de lijn van het hof, past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 749,50 (= 1 x € 624,- x 0,5, + 1 x € 875,00 x 0,5).
4.11
Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid van de Wahv bepaald dat uitbetalingen ingevolge een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. De kantonrechter bepaalt dan ook dat de proceskostenvergoeding wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene. Omdat het hier een uit de wet voortvloeiende verplichting betreft neemt de kantonrechter hierover in het dictum geen beslissing.
Beslissing
De kantonrechter:
-
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie in verband met de schending van de hoorplicht gegrond;
- vernietigt die beslissing;
- wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 180,75 inclusief administratiekosten;
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen door de officier van justitie gegrond;
- stelt vast dat de officier van justitie een dwangsom heeft verbeurd van € 184,00;
- bepaalt dat het teveel betaalde aan zekerheidstelling aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- veroordeelt de officier van justitie in de kosten van de procedure, aan de zijde van de gemachtigde vastgesteld op € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van R. de Hoop, griffier. De beslissing is het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
griffier, kantonrechter
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op