ECLI:NL:RBNNE:2024:4566

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
11134347 BU VERZ 24-1078
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring administratief beroep wegens termijnoverschrijding; beoordeling tijdigheid indienen beroepschrift

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een administratief beroep dat door de officier van justitie niet-ontvankelijk was verklaard wegens termijnoverschrijding. Betrokkene had op 31 oktober 2022 een administratief beroepschrift ingediend tegen een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift pas op 25 november 2022 digitaal was ingediend, terwijl de termijn op 1 november 2022 eindigde. Betrokkene stelde dat zij het beroepschrift op tijd had verzonden, maar er was geen bewijs van verzending.

De kantonrechter overwoog dat het administratief beroepschrift eerst bij de Sociale Verzekeringsbank was ontvangen en daarna naar het Parket CVOM was doorgestuurd. De kantonrechter achtte het aannemelijk dat betrokkene het beroepschrift tijdig had verzonden, maar dat het doorzenden enige tijd in beslag nam. Hierdoor werd het beroep alsnog ontvankelijk verklaard. De kantonrechter oordeelde dat de sanctie terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, wat aanleiding gaf om de boete te matigen van € 109,00 naar € 84,00.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in het proces. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete aangepast, waarbij het teveel betaalde bedrag aan betrokkene werd gerestitueerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 252275749
zaaknummer: 11134347 BU VERZ 24-1078
uitspraak van de kantonrechter van 14 november 2024
[betrokkene]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

1.1
Betrokkene heeft een sanctie ontvangen op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft op 31 oktober 2022 schriftelijk administratief beroep ingesteld tegen de initiële beschikking en daarna ook digitaal op 25 november 2022. De officier van justitie heeft het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard. Betrokkene heeft op 10 februari 2023 schriftelijk beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Het beroepschrift is op 21 februari 2023 ontvangen. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 22 oktober 2024.
1.2
Betrokkene is niet ter zitting verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (hierna: de vertegenwoordigster).

2.Gedraging

2.1
Betrokkene heeft een beschikking ontvangen voor
‘voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden’verricht op 29 augustus 2022 om 18:35 uur aan het [pleeglocatie] te Emmen, gemeente Emmen, met een personenauto gekentekend [kenteken] .
2.2
De opgelegde sanctie bedraagt € 109,00 inclusief administratiekosten, voor welk
bedrag door betrokkene zekerheid is gesteld.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene heeft aangevoerd dat de officier van justitie haar beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij nog informatie nodig had voor het bezwaarschift en dat de bezwaartermijn bijna afliep. Omdat deze bijna afliep is zij zich nog erg goed bewust van hoe en waar zij de brief heeft gepost. In de nacht van 28 op 29 oktober 2022 lag haar zoon in het ziekenhuis in Emmen met een gescheurde blinde darm. Inmiddels is hij weer hersteld, maar die dagen waren voor hem kritiek vanwege hoge koorts en meerdere operaties. Omdat betrokkene wist dat de termijn bijna afliep, heeft zij in dat weekend het bezwaarschrift gemaakt. Op maandag 31 oktober 2022 heeft zij de brief gepost in de brievenbus aan de Cornelis Houtmanstraat in Emmen in de nabijheid van Tooling Holland. Deze brievenbus wordt door veel bedrijven gebruikt voor hun post, dus zij had er alle vertrouwen in dat dit goed zou komen. Dit bleek niet het geval. De brief is blijkbaar niet bezorgd of wel bezorgd maar niet bij het CJIB in behandeling genomen. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij alle moeite heeft gedaan om de brief tijdig te posten, zodat deze tijdig bij het CJIB was. Omdat zij geen reactie kreeg, heeft zij later nog telefonisch contact hierover gehad en kreeg zij te horen dat het ook digitaal kon, wat zij toen gedaan heeft. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij ook een brief heeft gestuurd aan PostNL om te achterhalen wat er gebeurd is. Deze brief bevindt zich in het dossier.
3.2
Inhoudelijk heeft betrokkene aangevoerd dat haar dochter en haar vriend in de tweede helft van 2022 een aantal boetes hebben ontvangen. Haar dochter en haar vriend wonen in Emmen in een nieuw ontwikkeld appartementencomplex en achter dit complex is de mogelijkheid om te parkeren. Betrokkene heeft aangevoerd dat sinds het begin dat zij daar woonden, zij bij de gemeente geprobeerd hebben een parkeervergunning aan te vragen. Dit was echter niet mogelijk. Op de door betrokkene overgelegde foto is volgens betrokkene te zien dat het maximum aantal parkeervergunningen voor [pleeglocatie] is bereikt. Betrokkene heeft aangevoerd dat er echter elke dag voldoende ruimte is en dat het, mede vanwege vroege en onregelmatige diensten, logisch is dat je dan de auto daar parkeert. Betrokkene heeft aangevoerd dat de dichtstbijzijnde mogelijkheid bijna een kilometer verder lopen is. Betrokkene heeft aangevoerd dat de gemeente geen mogelijkheid biedt om te parkeren, terwijl er op ieder moment van de dag meer dan voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Daarnaast heeft betrokkene aangevoerd dat haar dochter al veel huur voor deze woning betaalt en dat zij met deze boetes in de betalingsproblemen komt.
3.3
De vertegenwoordigster heeft ter zitting aangevoerd dat de uiterste datum voor het instellen van administratief beroep 1 november 2022 betrof. Betrokkene heeft echter pas op 25 november 2022 via het Digitaal Loket Verkeer administratief beroep ingesteld, waardoor betrokkene te laat was. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat het aan betrokkene is om aan te tonen dat zij het administratief beroepschrift tijdig ter post heeft bezorgd. Het door betrokkene overgelegde schriftelijke administratief beroepschrift is weliswaar gedateerd op 31 oktober 2022, maar het bevat geen poststempel. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat hierdoor niet achterhaald kan worden of betrokkene het beroepschrift binnen de beroepstermijn per post heeft verstuurd. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd dat betrokkene in dit geval het schriftelijke administratief beroepschrift aangetekend had kunnen versturen of meteen via het Digitaal Loket Verkeer in beroep had kunnen gaan. Nu betrokkene hier geen gebruik van heeft gemaakt, is de vertegenwoordigster van oordeel dat dit een omstandigheid betreft die voor rekening en risico van betrokkene dient te komen.
3.4
Indien de kantonrechter van oordeel is dat de termijnoverschrijding wel verschoonbaar is, stelt de vertegenwoordigster zich subsidiair op het standpunt dat parkeerproblematiek geen gerechtvaardigde reden is om onderhavige gedraging te begaan. Gelet op de schending van de hoorplicht, heeft de vertegenwoordigster de kantonrechter verzocht het sanctiebedrag met 25% te matigen, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond is.

4.Overwegingen

4.1
De kantonrechter stelt vast dat het door betrokkene ingediende administratief beroep door de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet binnen de gestelde termijn instellen van het beroep. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) jo. artikel 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroep tegen de inleidende beschikking te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop de beschikking aan betrokkene is toegezonden.
4.2
Blijkens het dossier is de inleidende beschikking op 20 september 2022 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 1 november 2022. Het administratief beroepschrift is digitaal ingediend op 25 november 2022 en op diezelfde datum bij het Parket CVOM binnengekomen.
4.3
Door betrokkene is aangevoerd dat zij al vóór 25 november 2022 een schriftelijk administratief beroepschrift had ingediend, gedateerd op 31 oktober 2022. De kantonrechter leidt uit de bijgevoegde verzendadministratie af dat dit beroepschrift van betrokkene in eerste instantie is binnengekomen bij de Sociale Verzekeringsbank en niet bij het Parket CVOM.
4.4
De kantonrechter overweegt dat zich in het dossier niet de enveloppe bevindt, waarin het administratief beroepschrift dat gedateerd is op 31 oktober 2022, is verzonden, zodat niet aan de hand van de poststempel kan worden nagegaan of het beroepschrift binnen de beroepstermijn ter post is bezorgd. In beginsel aanvaardt degene die per gewone post een stuk verzendt het risico dat hij niet over een schriftelijk bewijs van verzending beschikt. Het ligt dan op zijn weg om op andere wijze aan te tonen dat het poststuk tijdig ter post is aangeboden.
4.5
Betrokkene heeft uitgebreid verklaard dat zij het administratief beroepsschrift op 31 oktober 2022 heeft verstuurd. Volgens de stukken in het dossier is het administratief beroepsschrift op onbekende datum bij de Sociale Verzekeringsbank binnengekomen. Vervolgens heeft de Sociale Verzekeringsbank, gelet op de doorzendplicht van artikel 6:15 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het schriftelijke administratief beroepschrift doorgestuurd naar het Parket CVOM. Blijkens de stempel op de enveloppe is dit administratief beroepschrift op 10 november 2022 bij het Parket CVOM binnengekomen. Het tijdstip van ontvangst bij de verkeerde instantie geldt als tijdstip van ontvangst bij de beroepsinstantie.
4.6
Artikel 6:9 Awb bepaalt dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, alsmede dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Nu het administratief beroepschrift van 31 oktober 2022 eerst bij de Sociale Verzekeringsbank is binnengekomen en die het daarna naar het Parket CVOM heeft doorgestuurd, acht de kantonrechter het aannemelijk dat betrokkene het administratief beroepschrift van vóór de uiterste beroepsdatum van 1 november 2022 per post heeft verstuurd. Daarbij overweegt de kantonrechter dat het administratief beroepschrift slechts 9 dagen na het verstrijken van de beroepstermijn bij het Parket CVOM is binnengekomen en dat het doorzenden van stukken enige tijd in beslag kan nemen. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het aannemelijk dat het administratief beroepschrift binnen een week na het verstrijken van de beroepstermijn bij de Sociale Verzekeringsbank is binnengekomen.
4.7
Nu tijdig administratief beroep is ingesteld, kan de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep niet in stand laten. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie daarom vernietigen en gegrond verklaren en de kantonrechter komt toe aan de beoordeling van de inleidende beschikking.
4.8
Inhoudelijk overweegt de kantonrechter als volgt. Betrokkene betwist de gedraging niet. De gedraging kan daarmee worden vastgesteld. De kantonrechter ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van bijzondere omstandigheden die het opleggen van de sanctie niet billijken dan wel matiging van de sanctie rechtvaardigen.
4.9
De kantonrechter overweegt dat het de verantwoordelijkheid van de bestuurder van een voertuig is om zich ervan te vergewissen dat het is toegestaan om op de gekozen plaats te parkeren. Dat de dochter van betrokkene nog in afwachting was van een verkrijgen van een parkeervergunning, maakt niet dat het haar gerechtigd was haar voertuig daar te parkeren. Uit hetgeen betrokkene aanvoert blijkt tevens niet dat niet anders gehandeld kon worden, bijvoorbeeld door elders, op een locatie verder weg te parkeren waar dat wel was toegestaan. Het is niet aan betrokkene om naar eigen inzicht te parkeren en het biedt daarnaast geen oplossing voor het probleem. In zijn algemeenheid merkt de kantonrechter nog op dat voor een structurele oplossing van het parkeerprobleem betrokkene contact dient te zoeken met de gemeente. De kantonrechter is van oordeel dat de sanctie terecht is opgelegd.
4.1
De vertegenwoordigster heeft ter zitting aangevoerd dat gemachtigde in administratief beroep niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. De kantonrechter constateert dat uit het dossier blijkt dat zonder een professioneel gemachtigde administratief beroep is ingesteld en dat geen termijn is gegeven waarbinnen verzocht kon worden om te worden gehoord. De kantonrechter is van oordeel dat een essentieel onderdeel van de procedure in administratief beroep is onthouden. Gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 22 november 2022 [1] is de kantonrechter van oordeel dat betrokkene vanwege deze schending dient te worden gecompenseerd en ziet hij aanleiding de boete te matigen met 25%.
Beslissing
De kantonrechter:
-
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
- vernietigt die beslissing;
- wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de sanctie in verband met de schending van de hoorplicht wordt gematigd tot € 84,00 inclusief administratiekosten;
- bepaalt dat het teveel betaalde aan zekerheidstelling aan betrokkene wordt gerestitueerd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van R. de Hoop, griffier. De beslissing is het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
griffier, kantonrechter
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op