ECLI:NL:RBNNE:2024:451

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
23/1525
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een coffeeshop wegens overtreding van de Opiumwet en de beoordeling van de burgemeester

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiseres, de eigenaresse van coffeeshop café Dees, tegen het besluit van de burgemeester van Groningen om haar zaak voor een maand te sluiten, beoordeeld. De sluiting is opgelegd vanwege het aantreffen van een te grote voorraad softdrugs, meer dan de toegestane 500 gram. De burgemeester had eerder op 31 oktober 2022 besloten tot sluiting, en dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit op 21 februari 2023. Eiseres betwist de sluiting en stelt dat de burgemeester niet bevoegd was om deze maatregel op te leggen, omdat niet duidelijk zou zijn hoeveel drugs er precies zijn aangetroffen en dat de softdrugs samen met verpakkingsmateriaal zijn gewogen.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op basis van de bestuurlijke rapportage van 21 september 2022 terecht heeft vastgesteld dat er meer dan 500 gram softdrugs in café Dees aanwezig was. De rechtbank wijst erop dat het aan de rechthebbende is om aan te tonen dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop of verstrekking bestemd was. Eiseres heeft dit niet kunnen aantonen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de sluiting in overeenstemming is met het beleid van de burgemeester, dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet een sluiting van zes maanden als uitgangspunt hanteert, maar dat in dit geval een sluiting van een maand passend is.

De rechtbank oordeelt verder dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en dat er geen minder ingrijpende maatregel beschikbaar was. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de sluiting van café Dees voor de duur van een maand rechtmatig was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit Groningen, eiseres

(gemachtigde: mr. C.S.G. de Lange),
en

de burgemeester van de gemeente Groningen, de burgemeester

(gemachtigden: mr. M.A. Vos en mr. S. van der Veen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de burgemeester om café Dees te sluiten voor een periode van een maand vanwege het aantreffen van een te grote handelshoeveelheid softdrugs.
1.1.
De burgemeester heeft besloten tot sluiting voor de duur van een maand in het besluit van 31 oktober 2022. Met het bestreden besluit van 21 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [betrokkene] (boekhouder), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de sluiting van de coffeeshop café Dees. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Was de burgemeester bevoegd café Dees te sluiten?
4. Eiseres is eigenaresse van de coffeeshop café Dees. De burgemeester heeft besloten om café Dees voor de duur van een maand te sluiten met toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet en de Nota Integraal Drugsbeleid 2020 (het beleid). De burgemeester heeft aan dit besluit een bestuurlijke rapportage van 21 september 2022 ten grondslag gelegd. Uit die rapportage volgt volgens de burgemeester dat tijdens de doorzoeking van café Dees meer softdrugs is aangetroffen dan is toegestaan.
4.1.
De rechtbank overweegt dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een pand als in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt wordt aanvaard dat bij een aanwezigheid van een hoeveelheid softdrugs die het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium van 500 gram softdrugs voor eigen gebruik overstijgt, de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel bestemd, dan wel mede bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is aan de rechthebbende op het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking, of aflevering aanwezig was. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang door sluiting van het pand op te leggen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geen uitzondering maakt voor het aanhouden van een (grotere) handelsvoorraad softdrugs voor een coffeeshop. [1]
De bestuurlijke rapportages
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de burgemeester niet bevoegd was café Dees te sluiten omdat niet vaststaat hoeveel drugs zijn aangetroffen. Van belang is dat de softdrugs zijn gewogen tezamen met het verpakkingsmateriaal. Ten onrechte is nagelaten het nettogewicht van de softdrugs vast te stellen. Het bestreden besluit is om die reden niet voorzien van een zorgvuldig onderzoek. Eiseres heeft ter zitting erop gewezen dat deze omissie in de bestuurlijke rapportage voor het openbaar ministerie (OM) aanleiding heeft gegeven om de strafzaak te seponeren.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester aan de hand van de bestuurlijke rapportage van 21 september 2022 terecht heeft vastgesteld dat in café Dees een hoeveelheid van meer dan 500 gram softdrugs is aangetroffen. Daartoe neemt de rechtbank in overweging dat uit de bestuurlijke rapportage van 21 september 2022 volgt dat in café Dees 2.341 gram softdrugs inclusief verpakkingsmateriaal zijn aangetroffen. Gelet op het gegeven dat dit tenminste vier maal de toegestane hoeveelheid softdrugs bedraagt, doet de omstandigheid dat niet netto is gewogen er niet aan af aan dat burgemeester heeft kunnen vaststellen dat, exclusief verpakkingsmateriaal, meer dan 500 gram softdrugs is aangetroffen. De burgemeester heeft daartoe deugdelijk gemotiveerd dat de verpakkingsmaterialen circa 100-200 gram hebben gewogen. Gelet hierop kan, zo oordeelt de rechtbank, niet worden geconcludeerd dat aan de sluiting geen zorgvuldig onderzoek ten grondslag ligt.
5.2.
De enkele mededeling van eiseres ter zitting dat het OM is overgegaan tot seponering van de strafzaak vanwege een gebrek aan bewijs maakt op zichzelf bezien niet dat de burgemeester niet handhavend heeft kunnen optreden met toepassing van het bestuursrecht. De bestuursrechtelijke bevoegdheid tot handhavend optreden tegen een overtreding van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet staat los van de bevoegdheid van het OM om een verdachte strafrechtelijk te vervolgen. In dat verband kennen het bestuurs- en het strafrecht afzonderlijke wettelijke bepalingen. Dit betekent dat toepassing van de bestuursrechtelijke bevoegdheid uit artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet aan de hand van de daarvoor relevante regelgeving beoordeeld dient te worden.
De maximaal toegestane voorraad softdrugs voor een coffeeshop
6. Verder stelt eiseres dat tot op heden niet duidelijk is aan welke afspraken over een maximaal aan te houden handelsvoorraad zij zich niet heeft gehouden. In de aan haar verleende gedoogbeschikking staat vermeld dat geldt dat uit de AHOJ-G criteria (thans: AHOJGI criteria) volgt dat de handelsvoorraad van de café Dees maximaal 500 gram mag zijn. Echter volgt uit de Aanwijzing Opiumwet die gold ten tijde van het opstellen van de gedoogbeschikking niet dat een maximale handelsvoorraad onderdeel uitmaakt van de AHOJ-G criteria. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar een uitspraak van de Afdeling van 3 september 2014. [2] Gelet hierop heeft de burgemeester niet kunnen vaststellen dat sprake is van een overschrijding van de toegestane handelsvoorraad.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiseres niet slaagt. In de aan eiseres verleende gedoogbeschikking van 15 juli 2005 staat dat de voorraad softdrugs maximaal 500 gram mag zijn. Dit is duidelijk. Bovendien volgt uit de Aanwijzing Opiumwet, zoals gold ten tijde van het bestreden besluit, dat in het lokale driehoeksoverleg de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops wordt vastgesteld, maar dat deze voorraad in elk geval de 500 gram niet te boven mag gaan. In het beleid van de burgemeester is thans vastgesteld dat in de gemeente Groningen deze maximum voorraad van 500 gram geldt voor coffeeshops. Ook volgt uit vaste rechtspraak dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geen uitzondering kent voor het aanhouden van een (grotere) handelsvoorraad softdrugs voor een coffeeshop. [3] Dat in de gedoogbeschikking ter toelichting op het maximum van 500 gram softdrugs wordt verwezen naar de toen geldende AHOJ-G criteria, terwijl de norm over de maximale voorraad geen onderdeel uitmaakt van de AHOJ-G criteria, leidt niet tot een ander oordeel. Dit is niet bepalend voor de gelding van de norm dat de hoeveelheid maximaal 500 gram mag zijn. Hierbij is ook nog van belang dat de AHOJ-G criteria en de norm over de maximaal toegestane voorraad voor coffeeshops ten tijde van het verlenen van de gedoogbeschikking en tot op dit moment beide onderdeel uit maken van de Aanwijzing Opiumwet. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 3 september 2014 kan dan ook niet slagen. Dat de lokale driehoek voorts definitief kan vaststellen welke omvang de voorraad mag hebben en dat het beleid dat hier van toepassing is slechts afkomstig is van de burgemeester kan eiseres ook niet baten. Immers kan de lokale driehoek op grond van de Aanwijzing Opiumwet enkel de toegestane voorraad vaststellen op een hoeveelheid van minder dan of gelijk aan 500 gram. Gelet hierop heeft er, zo oordeelt de rechtbank, bij eiseres redelijkerwijze geen onduidelijkheid over kunnen bestaan dat de maximaal toegestane voorraad softdrugs voor café Dees 500 gram bedraagt.
7. Met in achtneming van het onder 5.1., 5.2. en 6.1. overwogene concludeert de rechtbank dat de burgemeester op grond van de bestuurlijke rapportages heeft kunnen vaststellen dat in café Dees meer dan de toegestane hoeveelheid softdrugs van 500 gram is aangetroffen. Dit betekent dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel bestemd, dan wel mede bestemd wordt geacht te zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Eiseres heeft het tegendeel niet betwist of aannemelijk gemaakt. Hieruit volgt dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet café Dees te sluiten. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Is het beleid van de burgemeester onevenredig?
8. De rechtbank overweegt dat uit het beleid van de burgemeester, voor zover in deze zaak relevant, volgt dat uitgangspunt van dit beleid is dat de burgemeester bij een eerste overtreding van het verbod op verkoop, aflevering verstrekking en/of het voorhanden hebben van middelen als bedoeld in lijst I en/of II behorend bij de Opiumwet overgaat tot een sluiting van zes maanden. Uit het beleid volgt dat de burgemeester afhankelijk van de specifieke omstandigheden ruimte heeft om een zwaardere of lichtere maatregel toe te passen dan als uitgangspunt volgt uit het beleid. De sluiting van café Dees is dus in overeenstemming met het beleid van de burgemeester.
8.1.
De rechtbank toetst ook de evenredigheid van de beleidsregel als de evenredigheid van het bestreden besluit in geschil is tussen partijen en dat besluit in zoverre (mede) berust op die beleidsregel.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat geen grond bestaat voor de conclusie dat het beleid dat de burgemeester heeft toegepast onredelijk is. De omstandigheid dat naar aanleiding van de Wet gesloten coffeeshopketen in de toekomst in Groningen de regels voor de logistieke keten rondom coffeeshops mogelijk worden gelegaliseerd en dat onderdeel daarvan is dat deelnemende coffeeshops mogelijk een weekvoorraad mogen aanhouden in plaats van een voorraad van maximaal 500 gram, is daartoe niet voldoende. De burgemeester heeft deugdelijk toegelicht dat tot op heden niet duidelijk is op welk moment het experiment van start gaat. Daarbij is voor de gemeente Groningen tot op heden niet vastgesteld welke maximale voorraad wordt aangehouden ten tijde van het experiment. De burgemeester heeft op de zitting gemeld dat ook mogelijk is dat hij bepaalt dat de voorraad alsnog blijft bij 500 gram softdrugs. Ook heeft de burgemeester erop gewezen dat de productie en de aan- en afvoer van softdrugs als onderdeel van het experiment zijn omgeven met aanvullende veiligheidsmaatregelen. Zo mag het vervoer van de softdrugs enkel door erkende en beveiligde waardetransporten worden uitgevoerd.
Is de sluiting onevenredig?
9. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat bij de beoordeling van de evenredigheid van een besluit de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van dat besluit een rol kunnen spelen. [4] Tussen partijen is de noodzaak van de sluiting van café Dees voor een duur van een maand in geschil.
Noodzakelijkheid
10. De burgemeester heeft in het bestreden besluit de noodzaak van de sluiting van café Dees van een maand als volgt toegelicht. Het aanhouden van een voorraad softdrugs van meer dan 500 gram beschouwt de burgemeester als een veiligheidsrisico. Indien bekend is dat in een coffeeshop meer dan de toegestane hoeveelheid softdrugs aanwezig is, kan deze het doelwit worden van criminelen. Ook het aanhouden en verwerken van grote hoeveelheden softdrugs in het pand en het vervoer daarvan naar de coffeeshops resulteren in een veiligheidsrisico en een verstoring van de openbare orde. Dat geen sprake is van overlast is niet van belang volgens de burgemeester, nu sprake is een overschrijding. Het is aannemelijk dat personen in het criminele circuit op de hoogte zijn van de aanwezigheid van deze handelsvoorraad. Dit vergroot de kans op ripdeals. Dat dit een reëel risico is blijkt uit de overval op de opslagruimte van twee andere coffeeshops in Groningen op 11 augustus 2021 en de gewapende overval op de Driemaster in 2016. Café Dees is gevestigd in het stadscentrum, op een plek waar wordt gewoond en gewerkt. Door deze omstandigheden is volgens de burgemeester de sluiting noodzakelijk geweest om de gewenste situatie te herstellen. Bovendien is de sluiting een signaal naar derden. Deze derden kunnen uit de fysieke sluiting afleiden dat de burgemeester optreedt wanneer er een te grote handelshoeveelheid softdrugs aanwezig is. Met de sluiting wordt de bekendheid van het pand in de drugswereld teniet gedaan. Een minder ingrijpende maatregel kan volgens de burgemeester niet worden ingezet.
10.1.
Eiseres betoogt dat de sluiting niet noodzakelijk is geweest. De burgemeester heeft het besluit in dit opzicht niet voorzien van een deugdelijke motivering. Eiseres wijst erop dat geen meldingen zijn gedaan van overlast of andere incidenten. De verwijzing naar mogelijke ripdeals is daarbij slechts van algemene aard. Eiseres stelt dat zij juist goed voor de buurt zorgt. Zij heeft vernomen dat als gevolg van de sluiting meer problemen zijn ontstaan dan dat zijn opgelost. Een kleinere voorraad heeft daarbij tot gevolg dat er meer aan- en afvoerbewegingen plaatsvinden, hetgeen volgens eiseres een groter gevaar oplevert dan het hanteren van een grotere handelshoeveelheid in de coffeeshop.
10.2.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Dat softdrugs zijn bestemd voor of zich bevinden in een coffeeshop maakt niet dat enkel daarom sprake is van een overtreding met een geringe ernst of omvang. Immers werd het hanteren van een handelsvoorraad van meer dan 500 gram niet gedoogd ten tijde van de oplegging van de last. De – ingewikkelde – logistiek rondom de exploitatie van een coffeeshop is dan ook de verantwoordelijkheid van en komt voor risico van de exploitant van de coffeeshop. [5]
10.3.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak van de sluiting deugdelijk heeft gemotiveerd. De burgemeester heeft kunnen meewegen dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs een veiligheidsrisico met zich brengt, omdat aannemelijk is dat in het criminele circuit bekend is dat een dergelijk handelshoeveelheid aanwezig is. Dit resulteert in een risico op ripdeals. De burgemeester heeft deugdelijk toegelicht dat dit een concreet risico is, met name omdat dergelijke ripdeals in het verleden al hebben plaatsgevonden in Groningen. Daarbij heeft de burgemeester kunnen meewegen dat café Dees zich bevindt in het stadscentrum op een plek waar meerdere activiteiten plaatsvinden. Uit de door de burgemeester genoemde omstandigheden volgt dat de burgemeester niet met een minder ingrijpend middel dan een sluiting heeft kunnen volstaan om het door hem beoogde doel te bereiken. De sluiting van café Dees voor de duur van een maand is daarmee, zo oordeelt de rechtbank, noodzakelijk geweest. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester Café Dees heeft mogen sluiten voor de duur van een maand. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3267.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614.