Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen
Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, uit Harlingen,
eiseressen
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
- jachtvliegtuigen, waaronder de F-16 en de F-35: 1.190 sorties of 595 uur, uitgaande van een sortie van een half uur;
- helikopters: 175 sorties of 200 uur, uitgaande van een sortie van ruim een uur;
- transportvliegtuigen: 10 sorties;
- verkeersbewegingen voor vervoer van personen en materieel;
- gasgebruik voor verwarming van de gebouwen;
- het gebruik van shovels en heftrucks;
- het schieten met boordwapens en het afwerpen van maximaal 70 liveweapons per jaar;
- de omkering van de aanvliegroute naar de strafing targets (van zuid naar noord, naar van noord naar zuid).
In het bestreden besluit gaat verweerder ervan uit dat het vliegverkeer voor de referentiesituatie bestaat uit de vliegtuigtypes F-16 en Tornado en de helikoptertypes Chinook, Apache en Cougarde. De rechtbank constateert dat de F16 pas in 1979 door Defensie in gebruik is genomen dus niet maatgevend kan zijn voor het bepalen van de geluidsemissies en stikstofemissies op basis van hetgeen vergund is in 1960. Verder werden de eerste Chinooks (Chinook D) pas in 1995 in gebruik genomen en de eerste Apaches en Cougars werden pas in 1996 in gebruik genomen. De minister heeft geen inzicht gegeven in de typen straaljagers en de overige gebruikte luchtvaartuigen waarmee in 1960 gebruik werd gemaakt van de schietrange. De rechtbank constateert dat de inrichting waarvoor de Hinderwetvergunning 1960 is verleend in de loop der jaren door het gebruik van nieuwe typen luchtvaartuigen ingrijpend is gewijzigd. Door verweerder is niet nader gemotiveerd dat de milieutoestemming op grond van de Hinderwetvergunning uit 1960 zich ook uitstrekt tot de aldus ingrijpend gewijzigde inrichting. Het enkele feit dat in de Hinderwetvergunning de verschillende typen luchtvaartuigen niet met name zijn benoemd, acht de rechtbank daartoe onvoldoende.