ECLI:NL:RBNNE:2024:442

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
18-179471-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die op 11 december 2022 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, die onder invloed van alcohol was en geen rijbewijs had, bestuurde de auto van zijn ouders en reed met een snelheid van meer dan 100 km/uur op een kruising waar een maximumsnelheid van 30 km/uur gold. Hij verleende geen voorrang aan een van rechts komende auto, wat resulteerde in een botsing met twee slachtoffers. Eén slachtoffer liep zwaar lichamelijk letsel op, terwijl het andere slachtoffer letsel opliep dat leidde tot tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld en de verkeersveiligheid ernstig in gevaar had gebracht. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een werkstraf van 80 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de afname van risicofactoren na het ongeval. De uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2024, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat, mr. T. van der Goot, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/179471-23

Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 15 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2022 te [adres] , gemeente Dantumadiel, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
zonder rijbewijs en/of met een telefoon in zijn hand is gaan rijden in een personenauto en/of vervolgens met hoge snelheid - een snelheid die hoger lag dan 100 km per uur - waar een snelheid van 30 kilometer per uur geldt - heeft gereden en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend op een gelijkwaardige kruising aan een auto, die voor hem, verdachte, van rechts kwam, waarbij een botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en een andere personenauto, te weten een Citroën C3
met als inzittenden [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken nekwervels en/of gebroken ribben en/of een gebroken bovenbeen en/of ernstig schedelhersenletsel en/of een schedelbreuk en/of een gebroken oogkas en/of bloedingen in het hoofd en/of een elleboogluxatie, of - in elk geval - zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en/of waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur van de duim en/of contusies (kneuzingen, waardoor zenuwen in de knel komen) van onder andere de linker elleboog en rechterknie, of - in elk geval - zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te [adres] , gemeente Dantumadiel als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres] ,
zonder rijbewijs en/of onder invloed van alcohol en/of met een telefoon in zijn hand is gaan rijden in een personenauto en/of vervolgens met hoge snelheid - een
snelheid die hoger lag dan 100 km per uur - waar een snelheid van 30 kilometer per uur geldt - heeft gereden en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend op een gelijkwaardige kruising aan een auto, die voor hem, verdachte, van rechts kwam, waarbij een botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en een andere personenauto, te weten een Citroën C3 met als inzittenden [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2022 op een route tussen [adres] en [adres] , in elk geval in de gemeente Dantumadiel als bestuurder van een voertuig (personenauto, Audi), daarmee rijdende op een of meer openbare weg(en) in die gemeente Dantumadiel, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden
geschonden door
die personenauto te besturen zonder rijbewijs en/of onder invloed van alcohol en/of met een telefoon in de hand en/of met een snelheid van (tenminste) 100 km per uur te rijden, deels binnen de bebouwde kom, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de snelheid die ter plaatse is toegestaan en/of (vervolgens) geen voorrang te geven aan een voor hem, verdachte, van rechts komende personenauto waardoor een botsing is ontstaan
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3
hij op of omstreeks 11 december 2022 te [adres] , gemeente Dantumadiel, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto - Audi) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 510 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
4.
hij op of omstreeks 11 december 2022 te [adres] en/of te [adres] , in elk
geval in de gemeente Dantumadiel, op een of meer openbare wegen, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B, te weten een personenauto (Audi), heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd.
Volgens de officier van justitie is het letsel van [slachtoffer 2] aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, dan wel als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het slachtoffer [slachtoffer 2] . Volgens de raadsman valt het letsel van [slachtoffer 2] niet onder het letsel dat in artikel 6 WVW wordt bedoeld. Verder heeft de raadsman zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
Bewijsoverweging
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] geen zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW betreft. Wel is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] valt onder zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor de beoordeling van tijdelijkheid van de ziekte of verhindering is in de rechtspraak uitgemaakt dat daarvan reeds sprake is bij een periode van vier weken. Verhindering is een begrip dat subjectief dient te worden ingevuld: of daar sprake van is hangt af van de reguliere bezigheden van het slachtoffer (o.a.
ECLI:NL:HR:2001:AA9370). Van belang is ook dat blijkt waaruit de normale bezigheden bestaan en op welke wijze en gedurende welke periode sprake is van verhindering daarin.
De rechtbank stelt op basis van het medisch advies d.d. 29 augustus 2023 het volgende vast. [slachtoffer 2] heeft door het verkeersongeval van 11 december 2022 een fractuur van zijn rechter duim en kneuzingen van onder andere zijn linker elleboog en rechterknie opgelopen. Er heeft een open repositie en fixatie van de fractuur door middel van K-draden plaatsgevonden en daarna heeft hij gipsimmobilisatie gekregen. In voornoemd advies wordt over de gebroken duim vermeld dat [slachtoffer 2] de eerste maanden forse beperkingen heeft gehad bij het hand- en vingergebruik aan de rechterkant. Drie maanden na het ongeval kon hij lichte werkzaamheden weer oppakken, maar nog niet functioneren op het niveau van vóór het ongeluk. De conclusie is dat er een jaar na het ongeval nog geen eindsituatie is.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] valt onder zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Immers heeft [slachtoffer 2] de eerste maanden na het ongeval forse beperkingen gehad bij zijn hand- en vingergebruik en is er nog geen eindsituatie. Daarmee wordt het criterium van de vier weken overtroffen. Hoewel de rechtbank over de reguliere bezigheden of het werk van [slachtoffer 2] niets weet, staat wel in voornoemd medisch advies dat [slachtoffer 2] drie maanden na het ongeval nog niet kon functioneren op het niveau van vóór het ongeluk en alleen lichte werkzaamheden kon verrichten. De rechtbank acht het voorgaande voldoende voor tijdelijke ziekte of verhindering in de zin van artikel 6 WVW.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 11 december 2022 te [adres] , gemeente Dantumadiel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
zonder rijbewijs en met een telefoon in zijn hand te gaan rijden in een personenauto en vervolgens met hoge snelheid - een snelheid die hoger lag dan 100 km per uur - waar een snelheid van 30 kilometer per uur geldt - heeft gereden en vervolgens geen voorrang heeft verleend op een gelijkwaardige kruising aan een auto, die voor hem, verdachte, van rechts kwam, waarbij een botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en een andere personenauto, te weten een Citroën C3 met als inzittenden [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] ,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken nekwervels en gebroken ribben en een gebroken bovenbeen en ernstig schedelhersenletsel en een schedelbreuk en een gebroken oogkas en bloedingen in het hoofd en een elleboogluxatie, werd toegebracht,
en waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 2] , letsel, te weten een fractuur van de duim en contusies (kneuzingen, waardoor zenuwen in de knel komen) van onder andere de linker elleboog en rechterknie werd toegebracht, zodat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
hij op 11 december 2022 op een route tussen [adres] en [adres] als bestuurder van een voertuig, personenauto Audi, daarmee rijdende op openbare wegen in de gemeente Dantumadiel, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
die personenauto te besturen zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol en met een telefoon in de hand en met een snelheid van tenminste 100 km per uur te rijden, deels binnen de bebouwde kom, en vervolgens geen voorrang te geven aan een voor hem, verdachte, van rechts komende personenauto waardoor een botsing is ontstaan,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3
hij op 11 december 2022 te [adres] , gemeente Dantumadiel, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto Audi, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 510 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
4.
hij op 11 december 2022 te [adres] en te [adres] op openbare wegen een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B, te weten een personenauto Audi, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primairovertreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde en vierde lid, van deze wet, meermalen gepleegd;
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 (510 microgram);
overtreding van artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uren, een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van twee jaren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (hierna rijontzegging) van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf.
De raadsman heeft verzocht om, gelet op het lage recidiverisico, geen voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Daarbij is oplegging van een voorwaardelijke straf in het kader van normbevestiging of een signaal naar de samenleving niet passend, gelet op het karakter van het jeugdstrafrecht.
Tot slot heeft hij verzocht om geen rijontzegging aan verdachte op te leggen, omdat dit geen pedagogische meerwaarde heeft. Daarnaast zou dat een symbolische straf zijn, omdat verdachte geen rijbewijs heeft en hij van zichzelf, en zijn omgeving, geen motorvoertuig mag besturen.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 27 november 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De toen 15-jarige verdachte heeft zich op 11 december 2022 zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte is, terwijl hij onder invloed was van alcohol en niet over een rijbewijs beschikte, in de auto van zijn ouders gestapt. Vervolgens is hij met een telefoon in zijn hand gaan rijden en met meer dan 100 km/uur op een kruising afgereden, terwijl daar een maximumsnelheid van maar 30 km/uur gold. Hij verleende vervolgens geen voorrang aan de voor hem van rechts komende auto met daarin de twee slachtoffers. Als gevolg daarvan ontstond er een botsing.
Door het vertonen van dergelijk roekeloos rijgedrag heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Verdachte heeft onaanvaardbare risicos genomen en heeft daarbij geen oog gehad voor zijn bijrijder en de andere verkeersdeelnemers. Door dit ongeval heeft één slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen en het andere slachtoffer zodanig lichamelijk letsel opgelopen, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Dat alle betrokkenen het ongeluk hebben overleefd, mag een wonder heten. De rechtbank vindt de door verdachte gepleegde feiten ernstig.
Persoonlijke omstandigheden
In voornoemd rapport van de Raad wordt zakelijk weergegeven het volgende aangegeven. Verdachte en zijn ouders stonden na het ongeluk open voor vrijwillig toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering. Inmiddels zijn de risicofactoren sterk afgenomen. Verdachte drinkt geen alcohol meer, op school gaat het goed en zowel ouders als verdachte hebben de in het gezin ingezette hulpverlening als helpend en ondersteunend ervaren. Momenteel bevindt de jeugdreclassering zich dan ook op de achtergrond. De kans op herhaling wordt ingeschat als heel laag. De jeugdreclassering is van mening dat er weinig risicofactoren meer aanwezig zijn die de kans op herhaling op dit moment zouden kunnen vergroten. Dit komt overeen met het beeld dat de Raad gedurende het onderzoek heeft gekregen. Een jeugdreclasseringsmaatregel en/of leerstraf zijn niet (meer) de meest passende en/of nodige interventies. De Raad is voornemens om verdachte na de zitting aan te melden voor Perspectief Herstelbemiddeling, zodat hij zijn excuses kan aanbieden en de eventuele schade kan vergoeden. De Raad vindt een werkstraf als consequentie op het strafbare gedrag het meest passend, zodat aan verdachte een signaal wordt afgegeven dat zijn delictgedrag onacceptabel is. Een voorwaardelijke straf acht de Raad niet nodig aangezien onderhavige verdenking bijna een jaar geleden is en de risicofactoren, die aanwezig waren, zijn verminderd. Ter terechtzitting heeft een kernfunctionaris van de Raad aangevuld dat er vanuit de Raad tegen het opleggen van een rijontzegging geen bezwaren zijn.
De straf
De rechtbank realiseert zich dat het ongeval ook ingrijpende gevolgen voor verdachte heeft gehad en dat verdachte het ongeval nooit heeft gewild. Verdachte heeft de feiten bekend en heeft veel spijt. Hij heeft in de periode na de aanrijding vrijwillig contact gehad met de jeugdreclassering en meegewerkt aan hulpverlening binnen het gezin. De risicos zijn daardoor zodanig afgenomen dat het niet meer nodig is om het gedrag van verdachte bij te sturen. Verdachte en zijn ouders geven aan dat verdachte door wat er gebeurd is, veranderd is en zijn onbevangenheid is kwijtgeraakt. Gelet echter op de ernst van de feiten kan een straf niet uitblijven. Verdachte heeft ernstige strafbare feiten gepleegd en daar moet een straf tegenover staan. Met een onvoorwaardelijke straf zal verdachte voelen dat wat hij heeft gedaan onacceptabel is en consequenties heeft. Hopelijk leert verdachte op die manier om in de toekomst betere keuzes te maken. Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden is. Daarnaast vindt de rechtbank het, gelet op de aard en ernst van de feiten, ook passend en geboden om aan verdachte een onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen. Op die manier kan de inmiddels 17-jarige verdachte het komende jaar nog niet beginnen met rijlessen en ook niet op een bromfiets rijden. De rechtbank ziet verder geen meerwaarde in een voorwaardelijke straf, gelet op het lage recidiverisico, de leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De doelen van het jeugdstrafrecht worden met bovengenoemde onvoorwaardelijke straffen al behaald. Gelet op dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een onvoorwaardelijke rijontzegging passend en geboden vindt, zal de rechtbank een lagere werkstraf opleggen dan geëist door de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf van 80 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van één jaar passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 55, 77a, 77g, 77m, 77n, 77r, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 8, 110, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel
ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1 primair voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van één jaar.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M. Brinksma en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2024.