Uitspraak
tevens h.o.d.n. [bedrijfsnaam],
1.De procedure
- de e-mail van [Gedaagde] van 15 april 2024;
2.De feiten
Het eerste termijnbedrag vervalt op de dag waarop de leaseperiode ingaat. De tweede en volgende termijnbedragen zijn steeds een maand later verschuldigd. Het termijnbedrag is vooraf verschuldigd.
(…)
Het vierde termijnbedrag wordt verhoogd met een btw-termijn zoals hierboven genoemd.
Na betaling van al hetgeen Klant uit hoofde van deze Overeenkomst is verschuldigd aan Lessor, gaat de eigendom van Object over op Klant zonder dat hiervoor een (bijzondere) leveringshandeling vereist is.
‘Algemene Voorwaarden Financiële Lease-Huurkoop Versie 2011-2’(verder: de algemene voorwaarden) is - voor zover relevant - onder meer het volgende bepaald:
a) Klant een op hem rustende verplichting jegens Lessor niet nakomt, of
3.Het geschil
4.De beoordeling
volledige verrekeningplaatsvindt wanneer bij ontbinding van een huurkoopovereenkomst wegens het niet nakomen door de huurkoper van zijn verplichtingen één van de partijen in een betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het in stand blijven van de kredietovereenkomst. Deze bepaling is van dwingend recht zodat van deze regel kan niet ten nadele van de huurkoper worden afgeweken, ook niet wanneer geen sprake is van een consumentenovereenkomst (artikel 7:98 BW). In artikel 7:92 lid 2 BW is bepaald dat een beding waarbij de kredietgever (lees: huurverkoper) zich de bevoegdheid voorbehoudt de waarde van de terug te ontvangen zaak te bepalen, de bevoegdheid van de wederpartij deze waarde nader door de rechter te laten vaststellen onverlet laat.
‘voordeelsverrekening zal toepassen’door de vordering op [Gedaagde] te verminderen met de verkoopopbrengst van de tractor. Zij lijkt zich aldus weliswaar bewust van haar uit artikel 7:92 BW voortvloeiende verrekeningsverplichting, maar heeft dit als zodanig niet in het petitum van de dagvaarding en haar nadien gewijzigde eis tot uitdrukking gebracht: daarin wordt immers slechts een onvoorwaardelijke veroordeling tot (volledige) betaling, uitvoerbaar bij voorraad, van [Gedaagde] gevorderd. [Gedaagde] heeft evenmin uitdrukkelijk verwezen naar de inhoud van de voornoemde bepalingen, maar wel aangegeven dat het toch niet zo zou kunnen zijn dat zij de volledige leasesom moet betalen en tegelijkertijd geen tractor meer heeft. De kantonrechter leest in dit door [Gedaagde] gevoerde verweer een beroep op de vernietigbaarheid en vernietiging van de algemene voorwaarden van De Lage Landen, meer in het bijzonder artikel 49 daarvan, voor zover daarin
zonder enige beperkingis bepaald dat De Lage Landen bij ontbinding aanspraak kan maken op betaling van alle (nog niet betaalde) verschenen en nog te verschijnen leasetermijnen en ook de tractor weer in bezit kan nemen. Hierdoor is deze voorwaarde - zo begrijpt de kantonrechter dit verweer - onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 BW.
‘positief verschil tussen de waarde van het Object en het totaal van de termijnen die Klant bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen’. Door onverkorte toepassing van artikel 49 - waarop de hier besproken vordering is gebaseerd - zou De Lage Landen in een betere vermogenstoestand geraken dan bij het in stand blijven van de overeenkomst. Verder klemt in dit verband dat De Lage Landen bij toewijzing van haar vorderingen voor wat betreft de inning van de toekomstige leasetermijnen een in beginsel onbeperkte executoriale titel zou verkrijgen, alsook dat De Lage Landen op geen enkele wijze heeft aangegeven dat, wanneer en op welke wijze de tractor dan zal worden verkocht of te koop zal worden aangeboden. Ten slotte klemt dat De Lage Landen niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd, dat de waarde van de tractor lager zou zijn dan de som van de nog niet verschenen leasetermijnen. De kantonrechter ziet in een en ander dan ook aanleiding het beroep op vernietiging van het beding in artikel 49 van de algemene voorwaarden van De Lage Landen, inhoudende dat de Klant (in dit geval: [Gedaagde] ) aan de Lessor (De Lage Landen) ingeval van ontbinding een vergoeding is verschuldigd gelijk aan het bedrag van het totaal van de termijn die de Klant bij het in stand blijven van de overeenkomst verschuldigd zou zijn geweest, te honoreren. Het gevolg hiervan is, nu een andere grondslag voor toewijzing ontbreekt, dat de vordering van De Lage Landen ter zake van de ten tijde van de ontbinding nog niet verschenen leasetermijnen zal worden afgewezen. Dat geldt ook voor de hierover gevorderde rente.