ECLI:NL:RBNNE:2024:4339

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
10611750 \ CV EXPL 23-4610
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een financiële lease-huurkoopovereenkomst en de gevolgen voor de eigendom van de geleverde tractor

In deze zaak heeft De Lage Landen Vendorlease B.V. (hierna: De Lage Landen) een vordering ingesteld tegen [Gedaagde] met betrekking tot een financiële lease-huurkoopovereenkomst voor een tractor. De overeenkomst, gesloten op 26 juli 2022, verplichtte [Gedaagde] tot maandelijkse betalingen van € 249,82 over een periode van 72 maanden. Door betalingsachterstanden heeft De Lage Landen de overeenkomst op 6 maart 2023 ontbonden en vorderde zij betaling van de achterstallige leasetermijnen en de verklaring voor recht dat zij eigenaar van de tractor is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat De Lage Landen eigenaar van de tractor is gebleven, zoals voortvloeiend uit de overeenkomst. De vordering tot betaling van de reeds verschenen leasetermijnen werd toegewezen, omdat [Gedaagde] in verzuim was geraakt. Echter, de vordering tot betaling van de toekomstige leasetermijnen werd afgewezen op grond van artikel 7:92 BW, dat bepaalt dat bij ontbinding van een huurkoopovereenkomst geen partij in een betere positie mag komen te verkeren dan bij voortzetting van de overeenkomst. Dit betekent dat De Lage Landen niet het recht heeft om zowel de volledige leasetermijnen te vorderen als de tractor terug te nemen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten en beslagkosten toegewezen aan De Lage Landen, evenals de proceskosten, omdat [Gedaagde] in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Kremer op 24 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10611750 \ CV EXPL 23-4610
Vonnis van 24 september 2024
in de zaak van
DE LAGE LANDEN VENDORLEASE B.V.,
te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: De Lage Landen,
gemachtigde: mr. D.H. Loozeman,
tegen
[Gedaagde],
tevens h.o.d.n. [bedrijfsnaam],
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [Gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon,

1.De procedure

1.1.
De Lage Landen heeft in eerste instantie zowel [Gedaagde] als [naam] (verder: [naam] ) gedagvaard, maar de procedure tegen [naam] is inmiddels doorgehaald, zodat de vordering op [naam] geen bespreking meer behoeft.
1.2.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 oktober 2023;
- de e-mail van [Gedaagde] van 15 april 2024;
- de akte van De Lage Landen van 7 mei 2024.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Lage Landen is een leasemaatschappij.
2.2.
[Gedaagde] exploiteerde een eenmanszaak onder de naam [bedrijfsnaam] , welke onderneming zich richtte op het fokken en houden van dieren. Het pand waarin de onderneming werd uitgeoefend, behoorde in eigendom toe aan [naam] en werd door [Gedaagde] van [naam] gehuurd.
2.3.
Op 26 juli 2022 hebben [Gedaagde] (ten behoeve van de uitoefening van de onderneming [bedrijfsnaam] ) en De Lage Landen een financiële lease-huurkoopovereenkomst (verder: de overeenkomst) gesloten met contractnummer [nummer] . Op grond van deze overeenkomst heeft De Lage Landen aan [Gedaagde] een tractor van het merk Solis, type [nummer] uit het bouwjaar 2022 (verder: de tractor) ter beschikking gesteld. [Gedaagde] diende uit hoofde van de overeenkomst maandelijks een bedrag van € 249,82 te betalen over een (huurkoop)periode van 72 maanden.
2.4.
In de overeenkomst is, voor zover van belang, onder meer het volgende bepaald:
“1. De leaseperiode gaat in op de dag waarop het Object bij Klant blijkens het door hem ondertekende en bij deze Overeenkomst gevoegde Acceptatiecertificaat compleet, gebruiksklaar, vrij van gebreken en in deugdelijke staat is afgeleverd.
a.
Het eerste termijnbedrag vervalt op de dag waarop de leaseperiode ingaat. De tweede en volgende termijnbedragen zijn steeds een maand later verschuldigd. Het termijnbedrag is vooraf verschuldigd.
b.
(…)
c.
Het vierde termijnbedrag wordt verhoogd met een btw-termijn zoals hierboven genoemd.
Het eerste termijnbedrag wordt verhoogd met de hierboven genoemde administratiekosten.
Na afloop van de leaseperiode van de Overeenkomst is de Klant overdrachtskosten verschuldigd zoals hierboven genoemd.
d.
Na betaling van al hetgeen Klant uit hoofde van deze Overeenkomst is verschuldigd aan Lessor, gaat de eigendom van Object over op Klant zonder dat hiervoor een (bijzondere) leveringshandeling vereist is.
(…)”
2.5.
Aangezien [Gedaagde] bij het stuiten van de overeenkomst heeft gehandeld in de uitoefening van haar beroep/bedrijf, zijn hierop niet de dwingendrechtelijke bepalingen van het consumentenrecht van toepassing. Deze kunnen verder buiten beschouwing blijven.
2.6.
In de bij de overeenkomst behorende, toepasselijke
‘Algemene Voorwaarden Financiële Lease-Huurkoop Versie 2011-2’(verder: de algemene voorwaarden) is - voor zover relevant - onder meer het volgende bepaald:
“(…)
BETALINGEN
(…)
9. Indien Klant in gebreke blijft met de tijdige betaling van een termijn, dan wel enig ander door hem uit hoofde van de Overeenkomst verschuldigd bedrag, zal hij hierover een vertragingsrente verschuldigd zijn gelijk aan 1,5% per maand of de geldende wettelijke rente indien die hoger mocht zijn dan voormeld percentage, te rekenen vanaf de vervaldag tot en met de dag der betaling, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand wordt gerekend.
(…)
VERVROEGDE OPEISBAARHEID
11. Al hetgeen door Klant aan Lessor verschuldigd is, is ineens en direct opeisbaar indien;
a.
a) Klant een op hem rustende verplichting jegens Lessor niet nakomt, of
(…)
KOSTEN INVORDERING
12. Alle kosten door Lessor gemaakt ter uitvoering en behoud van haar rechten (…) zijn voor rekening van Klant. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op tien procent (10%) van het totale bedrag van de niet betaalde verschenen en nog niet verschenen termijnen (..).
(…)
EIGENDOM
18. Het Object is eigendom van Lessor.
(…)
RISICO EN VERZEKERING
31. Klant draagt de risico’s van beschadiging en van geheel of gedeeltelijk verlies c.q. vergaan van het Object. Deze risico’s zijn voor Klant vanaf het moment van aflevering van het Object aan Klant.
(…)
ONTBINDING TUSSENTIJDSE BEËINDIGING
49. Lessor is gerechtigd om zonder nadere ingebrekestelling en zonder rechterlijke tussenkomst de Overeenkomst terstond te ontbinden, zoals genoemd in de gevallen van artikel 11 (vervroegde opeisbaarheid). Ingeval van zodanige ontbinding zal Lessor het Object onmiddellijk tot zich kunnen nemen en is Klant aan Lessor een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het totaal van de termijnen die Klant bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen, vermeerderd met:
* de kosten vermeld in artikel 12 (kosten invordering) en
* een positief verschil tussen de waarde van het Object en het totaal van de termijnen die Klant bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen.
Deze vergoeding laat het recht van Lessor om schadevergoeding te vorderen onverlet.
Bij tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst, dient Klant terstond bij het einde van de
Overeenkomst voor eigen rekening en risico het Object compleet, gebruiksklaar en in goede staat van
onderhoud en vrij van schade af (te doen) leveren op een door Lessor aangegeven adres in
Nederland. Bij niet nakoming van deze verplichting is Lessor bevoegd om voor rekening van Klant
het Object zelf weer in bezit te (doen) nemen. Daaraan verbonden kosten alsmede eventuele kosten
van achterstallig onderhoud en/of herstel van schade zijn voor rekening van Klant.
(…)”
2.7.
In de loop van het jaar 2022 heeft [Gedaagde] diverse termijnbetalingen en (de hiervoor genoemde) verhogingen niet tijdig betaald en heeft zij betalingsachterstanden laten ontstaan. [Gedaagde] is daarop door De Lage Landen aangesproken en aangemaand.
2.8.
[Gedaagde] heeft De Lage Landen bij schrijven van 22 februari 2023 het volgende bericht:
“Goede avond.
Ik wil u mededelen dat de tractor is gestolen.
Helaas weet ik ook door wie en heb ik aangifte gedaan bij de politie. Echter wilde de politie uw toestemming hebben om aangifte te doen via mij of dat jullie dat zelf willen doen.
Ik hoor graag van u.
Met vriendelijke groet, [Gedaagde] .”
2.9.
Op 27 februari 2023 heeft [Gedaagde] aan De Lage Landen per e-mail een (concept)aangifte toegestuurd waarin zij verklaarde dat de tractor is meegenomen door [naam] vanwege een achterstand van [Gedaagde] bij de betaling van de huur voor het door [Gedaagde] van [naam] gehuurde pand. Volgens deze verklaring van [Gedaagde] had [naam] aangegeven de tractor onder zich te zullen houden totdat de volledige huurachterstand zou zijn voldaan.
2.10.
Nadat [Gedaagde] over de maanden januari en februari 2023 opnieuw een betalingsachterstand ter zake van de leasetermijnen heeft laten ontstaan, heeft De Lage Landen de overeenkomst met [Gedaagde] bij brief van 6 maart 2023 ontbonden en [Gedaagde] gemaand tot betaling (‘per direct’) van een bedrag van in totaal € 17.985,26, te vermeerderen met een (onbepaalde) p.m.-post.
2.11.
Op 10 april 2023 ontving De Lage Landen een tip dat de tractor door de partner van [Gedaagde] ( [partner] ) te koop werd aangeboden op het platform ‘Facebook Marketplace’.
2.12.
Op 13 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte op de tractor.
2.13.
Op navraag van de door De Lage Landen daarop ingeschakelde deurwaarder heeft [naam] deze deurwaarder in eerste instantie medegedeeld dat hij de tractor onder zich had als onderpand voor zijn huurvordering op [Gedaagde] , maar niet wilde meewerken aan beslaglegging en afgifte daarvan.
2.14.
Nadat [naam] in een later stadium alsnog zijn medewerking heeft willen verlenen aan de afgifte van de tractor, heeft de deurwaarder op 15 september 2023 beslag op de tractor kunnen leggen en de tractor in gerechtelijke bewaring gegeven.

3.Het geschil

3.1.
De Lage Landen vordert na vermindering van eis - samengevat – een verklaring voor recht dat zij eigenaar van de tractor is en de veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [Gedaagde] tot betaling van € 16.346,07, vermeerderd met rente en kosten (buitengerechtelijke kosten en beslagkosten). Dit bedrag van € 16.346,07 ziet op de achterstallige en resterende leasetermijnen. Ook vordert De Lage Landen dat [Gedaagde] in de proceskosten zal worden veroordeeld.
3.2.
[Gedaagde] voert verweer. [Gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van De Lage Landen. In de kern genomen komt haar verweer erop neer dat zij niet hoeft te betalen omdat De Lage Landen ook de tractor onder zich heeft en houdt. De Lage Landen wordt op die manier bevoordeeld.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal de diverse vorderingen van De Lage Landen afzonderlijk bespreken.
De gevorderde verklaring voor recht
4.2.
De door De Lage Landen gevorderde verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de tractor, zal worden toegewezen. Uit de overeenkomst vloeit voort dat De Lage Landen eigenaar van de tractor is gebleven. Dit staat verder tussen partijen ook niet ter discussie.
De reeds verschenen leasetermijnen
4.3.
Voor wat betreft de op het tijdstip van ontbinding reeds verschenen leasetermijnen, zal de vordering van De Lage Landen worden toegewezen. Voor toewijzing daarvan bestaat immers een voldoende - en door [Gedaagde] ook niet betwiste - grondslag. [Gedaagde] is in verzuim geraakt en De Lage Landen heeft de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen, waartegen [Gedaagde] zich als zodanig niet heeft verzet. Het door De Lage Landen voor de reeds verschenen leasetermijnen gevorderde (rest)bedrag van € 207,59 is door [Gedaagde] als zodanig niet betwist en zal worden toegewezen, vermeerderd met de - eveneens door [Gedaagde] niet betwiste en in artikel 9 van de algemene voorwaarden bedongen - contractuele rente hierover van 1,5% per maand.
De toekomstige leasetermijnen
4.4.
De vordering van De Lage Landen ziende op de resterende (op het tijdstip van de ontbinding: toekomstige) leasetermijnen beloopt in hoofdsom een bedrag van € 16.138,48.
4.5.
Op zichzelf genomen is juist de stelling van De Lage Landen dat [Gedaagde] - die dit niet heeft betwist - betalingsachterstanden heeft laten ontstaan en daardoor in verzuim is geraakt. Als uitgangspunt heeft dan ook te gelden dat De Lage Landen de overeenkomst met [Gedaagde] heeft kunnen ontbinden en - op grond van de overeenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden - in beginsel aanspraak kan maken op betaling van de reeds verschenen, maar nog niet (volledig) betaalde leasetermijnen, alsook op betaling van alle nog niet verschenen leasetermijnen.
4.6.
De kantonrechter stelt echter tevens vast dat artikel 7:92 BW bepaalt dat
volledige verrekeningplaatsvindt wanneer bij ontbinding van een huurkoopovereenkomst wegens het niet nakomen door de huurkoper van zijn verplichtingen één van de partijen in een betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het in stand blijven van de kredietovereenkomst. Deze bepaling is van dwingend recht zodat van deze regel kan niet ten nadele van de huurkoper worden afgeweken, ook niet wanneer geen sprake is van een consumentenovereenkomst (artikel 7:98 BW). In artikel 7:92 lid 2 BW is bepaald dat een beding waarbij de kredietgever (lees: huurverkoper) zich de bevoegdheid voorbehoudt de waarde van de terug te ontvangen zaak te bepalen, de bevoegdheid van de wederpartij deze waarde nader door de rechter te laten vaststellen onverlet laat.
4.7.
In het debat zoals dat in deze procedure tussen De Lage Landen en [Gedaagde] is gevoerd, is het bepaalde in artikel 7:92 BW niet expliciet aan de orde gesteld. De Lage Landen heeft in de dagvaarding echter wel gesteld dat zij bij toewijzing van haar vordering
‘voordeelsverrekening zal toepassen’door de vordering op [Gedaagde] te verminderen met de verkoopopbrengst van de tractor. Zij lijkt zich aldus weliswaar bewust van haar uit artikel 7:92 BW voortvloeiende verrekeningsverplichting, maar heeft dit als zodanig niet in het petitum van de dagvaarding en haar nadien gewijzigde eis tot uitdrukking gebracht: daarin wordt immers slechts een onvoorwaardelijke veroordeling tot (volledige) betaling, uitvoerbaar bij voorraad, van [Gedaagde] gevorderd. [Gedaagde] heeft evenmin uitdrukkelijk verwezen naar de inhoud van de voornoemde bepalingen, maar wel aangegeven dat het toch niet zo zou kunnen zijn dat zij de volledige leasesom moet betalen en tegelijkertijd geen tractor meer heeft. De kantonrechter leest in dit door [Gedaagde] gevoerde verweer een beroep op de vernietigbaarheid en vernietiging van de algemene voorwaarden van De Lage Landen, meer in het bijzonder artikel 49 daarvan, voor zover daarin
zonder enige beperkingis bepaald dat De Lage Landen bij ontbinding aanspraak kan maken op betaling van alle (nog niet betaalde) verschenen en nog te verschijnen leasetermijnen en ook de tractor weer in bezit kan nemen. Hierdoor is deze voorwaarde - zo begrijpt de kantonrechter dit verweer - onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 BW.
4.8.
De kantonrechter komt in het licht van het voorgaande tot het oordeel dat toewijzing van de vorderingen van De Lage Landen, zoals in het petitum van de dagvaarding en de akte vermindering van eis geformuleerd, op dit punt in strijd zou komen met de strekking van artikel 7:92 BW. De dwingendrechtelijke verrekeningsverplichting van De Lage Landen komt niet tot uitdrukking in (artikel 49 van) de door haar gehanteerde algemene voorwaarden. Eerder is het tegendeel het geval, waar hierin is opgenomen dat haar vorderingen zullen worden vermeerderd met het
‘positief verschil tussen de waarde van het Object en het totaal van de termijnen die Klant bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen’. Door onverkorte toepassing van artikel 49 - waarop de hier besproken vordering is gebaseerd - zou De Lage Landen in een betere vermogenstoestand geraken dan bij het in stand blijven van de overeenkomst. Verder klemt in dit verband dat De Lage Landen bij toewijzing van haar vorderingen voor wat betreft de inning van de toekomstige leasetermijnen een in beginsel onbeperkte executoriale titel zou verkrijgen, alsook dat De Lage Landen op geen enkele wijze heeft aangegeven dat, wanneer en op welke wijze de tractor dan zal worden verkocht of te koop zal worden aangeboden. Ten slotte klemt dat De Lage Landen niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd, dat de waarde van de tractor lager zou zijn dan de som van de nog niet verschenen leasetermijnen. De kantonrechter ziet in een en ander dan ook aanleiding het beroep op vernietiging van het beding in artikel 49 van de algemene voorwaarden van De Lage Landen, inhoudende dat de Klant (in dit geval: [Gedaagde] ) aan de Lessor (De Lage Landen) ingeval van ontbinding een vergoeding is verschuldigd gelijk aan het bedrag van het totaal van de termijn die de Klant bij het in stand blijven van de overeenkomst verschuldigd zou zijn geweest, te honoreren. Het gevolg hiervan is, nu een andere grondslag voor toewijzing ontbreekt, dat de vordering van De Lage Landen ter zake van de ten tijde van de ontbinding nog niet verschenen leasetermijnen zal worden afgewezen. Dat geldt ook voor de hierover gevorderde rente.
Buitengerechtelijke kosten
4.9.
De Lage Landen vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van artikel 12 van de algemene voorwaarden kan De Lage Landen aanspraak maken op 10% van het totale bedrag van de niet betaalde verschenen en de nog niet verschenen termijnen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal, nu de vordering ziende op de nog niet verschenen termijnen zal worden afgewezen, worden toegewezen voor een bedrag van € 20,76 (10% van € 207,59).
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
207,59
- buitengerechtelijke incassokosten
20,76
+
totaal
228,35
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
228,35
Beslagkosten
4.11.
De Lage Landen vordert dat [Gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. Het (eventuele) verweer van [Gedaagde] dat zij deze kosten niet behoeft te dragen omdat een derde ( [naam] ) de tractor als onderpand heeft meegenomen, kan haar niet baten. Dit komt - mede gelet op het bepaalde in artikel 31 van de toepasselijke algemene voorwaarden - voor haar rekening en risico en levert geen overmacht op. De omvang van de beslagkosten is door [Gedaagde] niet betwist en wordt vastgesteld op het door De Lage Landen gevorderde en bij dagvaarding en akte van 19 september 2023 gevorderde en ook onderbouwde bedrag € 2.938,90 voor kosten deurwaardersexploten, griffierecht en salaris gemachtigde.
4.12.
[Gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen, waarbij de post salaris gemachtigde en de post nakosten zullen worden toegekend op basis van het toegewezen bedrag. De proceskosten van De Lage Landen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
123,00
(1,50 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(0,5 punt plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.677,85
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat De Lage Landen eigenaar is van de tractor,
5.2.
veroordeelt [Gedaagde] om aan De Lage Landen te betalen een bedrag van € 228,35, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5%% per maand over het bedrag van € 207,59, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende factu(u)r(en), tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [Gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.938,90,
5.4.
veroordeelt [Gedaagde] in de proceskosten van € 1.677,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [Gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [Gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de veroordelingen onder 5.2., 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Kremer en in het openbaar uitgesproken op
24 september 2024.