Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18.950038.18
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
21 februari 2023, 23 februari 2023, 11 december 2023, 10 januari 2024 en 1 februari 2024. Verdachte is op 11 december 2023 en 10 januari 2024 niet verschenen; wel is verschenen mr. S.
Schuurman, advocaat te Breukelen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mrs. S.M. von Bartheld en E. Duijts.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 juni 2018 te [adres] (aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 763.000 euro voorhanden heeft gehad en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 763.000 euro, de vindplaats heeft verborgen, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in [adres] , in een sealbag) ongeveer 880 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 19 juni 2018 te [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in [adres] ) een wapen en munitie van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool, merk Tokarev, TT33 7,62 mm, geladen met een patroonmagazijn met 8 patronen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2015 tot en met 19 juni 2018 te [adres] , tezamen en in vereniging met een andereen wapen van categorie III, te weten een revolver, merk Rossi 68, kaliber .38 spl 9x29,5 voorhanden heeft gehad (in een klok in de woning aan de [adres] ) en/of tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, munitie van categorie III, te weten vijf patronen, merk Fiocchi, kaliber 0,38 special, voorhanden heeft gehad (in een jaszak aan de [adres] );
5.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 te [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een verklaring over de inbreng van eigen middelen behorende bij offertenummer [nummer] t.n.v. [verdachte] en [medeverdachte 1] valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door in die verklaring op te nemen dat het bedrag aan eigen middelen is onstaan door de verkoop uit privébezit van een sportpaard voor het bedrag van 240.000 euro en dat 35.000 euro van dit bedrag gebruikt is voor de aankoop van een ander paard met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en/of
- opzettelijke gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift te weten een e-mail van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] d.d. 9 juli 2015, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst;
6.
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2017 te [adres] en/of [adres] , tezamen en in vereniging een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(een) fact(u)ur(en) gericht aan [bedrijf 3] - zijnde die factuur (telkens) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken, door in de betreffende factu(u)r(en) gedateerd op 6 oktober 2017 op te nemen dat
- [bedrijf 4] 6 onderstellen tafels en wandrekken inclusief montage op locatie de [bedrijf 5] heeft geleverd aan [bedrijf 3] voor een bedrag van 5605,00 euro (blz. 3180 in zaaksdossier 5) en dat
- [bedrijf 4] metalen stellingen en wandrekken inclusief montage op locatie [bedrijf 6] heeft geleverd aan [bedrijf 3] voor een bedrag van 6.313,00 euro.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben vrijspraak gevorderd van de feiten 2 en 3 en hebben veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 4, 5 en 6.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 2, 3, 5 en 6.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap van het aangetroffen geldbedrag heeft gehad. Het geld was zeer goed verborgen en lag absoluut niet in het zicht.
Er is weliswaar DNA van verdachte op de elastiekjes die om het geld zaten aangetroffen, maar er zijn geen vingerafdrukken van hem op de verdere verpakking aangetroffen.
Ten aanzien van de elastiekjes geldt dat het verplaatsbare voorwerpen zijn en dat er een DNA-mengprofiel van zes personen op is aangetroffen. Tegenover de belastingdienst heeft verdachte hierover verklaard dat het goed zou kunnen dat iemand anders de elastiekjes uit zijn kantoor heeft gepakt. Ook kan niet worden gezegd dat verdachte van het geld moet hebben geweten omdat hij een vennoot van Stal [verdachte] is.
Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit de paardenhandel. Dit blijkt uit het conceptrapport van de belastingdienst, uit de schriftelijke verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en uit de verklaringen van de getuigen die door de rechter-commissaris zijn gehoord. Ook het aanvullend financieel onderzoek dat de politie heeft verricht kan niet leiden tot de conclusie dat het aangetroffen geldbedrag niet afkomstig is uit paardenhandel.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot het oordeel te komen dat er geen sprake was van privébezit van het paard [naam 1] . Juist in het geval van verdachte is het niet vreemd of ongewoon dat hij privé een paard heeft gehad, getraind en verkocht. Hij had immers een eigen stal. Daarbij komt, dat uit de in het dossier aanwezige bankgegevens volgt dat het paard [naam 1] daadwerkelijk is verkocht. Daarnaast kan ook niet worden gezegd dat het paard niet voor
240.000,- is verkocht. Dat er via de bank 220.000,- is overgemaakt, sluit immers niet uit dat de verkoopprijs van het paard 240.000,- was. Tot slot blijkt uit de bankgegevens dat er wel degelijk een ander paard is gekocht voor 35.000,-. Valsheid in geschrift kan dan ook niet bewezen worden verklaard. Ook het gebruikmaken van een vervalst geschrift kan niet worden bewezen verklaard. De email van de tussenpersoon aan de hypotheekgever is geen geschrift dat verdachte heeft opgemaakt of verstuurd. Op grond van het dossier kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte de informatie uit de e-mail heeft verstrekt aan de tussenpersoon.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman aangevoerd dat niet is bewezen dat beide facturen vals zijn. Geen enkele getuige heeft verklaard dat verdachte de werkzaamheden in [adres] en [adres] nooit heeft verricht. Nergens blijkt uit dat de facturen evident vals zijn. Er zijn juist aanwijzingen dat de gefactureerde materialen daadwerkelijk zijn geleverd. De omstandigheid dat er geen inkoopfacturen voor materiaal zijn aangetroffen in de boekhouding van verdachte is niet redengevend voor het bewijs dat de facturen vals zijn. Tot slot heeft [bedrijf 3] de facturen aan het [bedrijf 4] van verdachte betaald.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 4 kan worden bewezen verklaard.
De rechtbank acht met de officieren van justitie en de verdediging de feiten 2 en 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend bij de politie en de raadsman van verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een verkorte opgave van de bewijsmiddelen.
Deze opgave luidt als volgt:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal beslag wapen en hennep
d.d. 15 oktober 2018, opgenomen op pagina 1763 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland onderzoek NN3R017042- ENGILL d.d. 17 december 2019, inhoudend de relatering van verbalisant.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek vuurwapen/munitie d.d. 21 september 2018, opgenomen op pagina 1851 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de relatering van verbalisant.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 maart 2019, opgenomen op pagina 2200 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 1, 5 en 6 1
Aanleiding onderzoek
Naar aanleiding van onder meer informatie uit de (drugs)onderzoeken Hallacar en Mierleeuw en vijf processen-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) werd er onder de naam Engill een onderzoek gestart naar de verdachten [verdachte] en diens broer [medeverdachte 3] . Eén van de processen-verbaal van het TCI hield in dat [medeverdachte 3] een manege heeft in [adres] . Hij handelt in partijen wiet en het geld van de wiethandel zou hij verstoppen in en nabij de manege.
2Om zicht te krijgen op de financiële situatie van de verdachten [verdachte] werd een bankrekeningenonderzoek gestart waarbij allereerst de legale inkomsten en uitgaven van hun beiden in beeld werden gebracht. Uit een eerste analyse van de bankrekeningen bleek onder andere dat er in de periode 2011 tot en met 2017 een groot bedrag aan contante stortingen was gedaan op de diverse rekeningen van de verdachten en/of hun partners en/of hun bedrijven. Voor deze contante geldbedragen van behoorlijke omvang kon vooralsnog geen verklaring worden gevonden, anders dan dat dit geld een illegale oorsprong had. Naar aanleiding van deze bevindingen verleende de rechter-commissaris een machtiging doorzoeking voor vijf woningen die te linken waren aan de verdachten, waaronder de stal en woningen aan de [adres] te [adres] , de woning aan het [adres] te [adres] en de woning aan de [adres] te [adres] . Daarnaast gaf de officier van justitie toestemming om zes panden te doorzoeken die ook te linken waren aan de verdachten. Op 19 juni 2018 verrichtte de politie op alle 11 de locaties tegelijkertijd doorzoekingen.
Feit 1
De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank verdachten [verdachte] en [medeverdachte
3] waar dat kan bij hun voornaam noemen, respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 3] .
Aangetroffen geldbedrag in een ton onder de grond en de aangetroffen forensische sporen
Op 19 juni 2018 werden alle gebouwen op de locatie [adres] te [adres] doorzocht, waaronder de loods met stallen. Onder een werkbank in de gereedschapsruimte in een loods werd onder een losliggende plank en vervolgens onder een steen een ton ontdekt. In deze ton zat een plastic tas.
3Op de plastic tas stond 95 jaar Poiesz. De plastic tassen met deze opdruk waren in januari 2018 afgegeven aan alle filialen van Poiesz en ook in januari 2018 in gebruik genomen.
4Er zat een geldbedrag in de ton, bestaande uit 1525 biljetten van 500 en 5 bankbiljetten van 100. In totaal zat er 763.000 in de ton.
5
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat Stal [verdachte] gevestigd is aan de [adres] in [adres] en is opgericht op 12 juni 2015. De vennoten zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] .
6
[verdachte] was elke dag op de stal aanwezig en [medeverdachte 3] kwam er 1 a 2 keer in de week.
7
Op 19 juni 2018 heeft de recherche sporenmateriaal veiliggesteld aan de [adres] te [adres] . Het gaat om een partij elastiekjes, SIN AALN9551NL en een kleurloze verpakking, SIN AALN9552. Deze sporendragers waren allebei afkomstig uit de verborgen ton.
8
De kleurloze verpakking die met kleurloze tape was dichtgeplakt bevatte dactyloscopische sporen die geschikt werden bevonden voor een vervolgonderzoek. Deze sporen werden gefotografeerd onder SIN AALO0481NL en SIN AALO0482NL.
9
Het resultaat van het dactyloscopisch onderzoek naar het spoor AALO0482NL resulteerde in individualisatie. De persoon was geregistreerd in [adres] als [medeverdachte 3] .
10
Het resultaat van het dactyloscopisch onderzoek naar het spoor AALO0481NL resulteerde in een potentiële donor: [medeverdachte 2] . De bevindingen van het onderzoek naar dit spoor zijn extreem veel waarschijnlijker, wanneer het spoor afkomstig is van [medeverdachte 2] , dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
11
Uit de bemonstering van de elastiekjes werd een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal zes personen. Vanuit het verkregen DNA-mengprofiel is een enkelvoudig DNA-hoofdprofiel afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op 1 miljard. Dit afgeleide DNA-hoofdprofiel kan afkomstig zijn van [verdachte] .
12
Overige contante geldbedragen
Naast het aangetroffen geldbedrag in de ton aan de [adres] in [adres] werd er bij de verdachten nog meer contant geld aangetroffen. Zo werd in de woning van [medeverdachte 3] aan de [adres] te [adres] een contant geldbedrag van 140.260 aangetroffen.
13In de woning van [verdachte] zijn onder andere drie briefjes van 500 aangetroffen.
14Bij [medeverdachte 2] werd in haar slaapkamer een contant geldbedrag van 139.960 aangetroffen.
15
[medeverdachte 3] heeft bij Stal [verdachte] eenmalig het salaris van een van de werknemers contant aan hem uitbetaald. Hij haalde toen een dik pak geld uit zijn broekzak en dit pak bestond uit biljetten van 200, 100 en 50.
16
Overige aangetroffen goederen en zaken tijdens de doorzoekingen
In de loods van het perceel [adres] te [adres] werden zowel een geldtelmachine als een kluis aangetroffen. De kluis was afgesloten met een cijferslot. Er lagen diplomas en getuigschriften in van [naam 2] , de op [Datum] overleden man van [medeverdachte 2] en de vader van [verdachte] en [medeverdachte 3] . Er zat geen geld in de kluis.
17
In de door de politie in beslag genomen administratie van de stal heeft de belastingdienst bescheiden aangetroffen waarop allerlei berekeningen van bedragen en hoeveelheden voorkomen. De meeste bladen vermelden een weeknummer met daarbij een berekening van een totaalbedrag. De weektotalen komen vervolgens weer terug op een ander blad waar een totaaltelling wordt gemaakt van een aantal weken. De volgende totaaltellingen trof de belastingdienst aan: week 1 t/m 6 139.477, week 23 t/m 36 291.359.
Soms wordt er een opmerking bijgeplaatst zoals "slechte troep".
18
Tot slot werd op het magazijn van een in de loods van [adres] te [adres] aangetroffen vuurwapen DNA van de in Spanje aangehouden [naam 3] aangetroffen.
19Voorts werd in de loods een strijkzak met 800 gram hennep aangetroffen.
Informatie uit het onderzoek Hallacar
In de zomer van 2016 heeft een onderzoek plaatsgevonden onder de naam Hallacar.
Vanuit Spanje werden postpakketten naar Nederland verzonden met als inhoud gedroogde
henneptoppen. Uit dit onderzoek rees de verdenking dat [medeverdachte 3] en [verdachte] betrokken waren bij de import in Nederland van de henneptoppen vanuit Spanje. In Spanje zijn voor het exporteren van hennep vier verdachten aangehouden, onder wie [naam 3] , geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] . Deze verdachten werden aangehouden nadat 50 kilo hennep was aangetroffen in een partij bevroren broccoli die bestemd was voor export naar Engeland. De door deze vier verdachten gepleegde werkzaamheden werden uitgevoerd in een loods in [adres] . Door een observatieteam is vastgesteld dat een Fiat Ducato voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] deze loods inreed. De bijrijder van deze bus kwam kort daarna naar buiten.
Van deze man werd een foto gemaakt en op de foto herkende de verbalisant de man als [medeverdachte 3] . De Fiat Ducato stond op naam van [verdachte] . Verder bleek dat [medeverdachte 3] en zijn vrouw [naam 4] voor 11 maanden een appartement hadden gehuurd in [adres] , [adres] . [naam 3] is in dit appartement aangehouden.
20
Informatie uit het onderzoek Mierleeuw
Naar aanleiding van het aantreffen van pakketten met verdovende middelen die via koeriersdienst DPD vanuit Nederland naar Denemarken werden verstuurd, werd het onderzoek Mierleeuw gestart. Uit camerabeelden bleek dat ene [naam 5] de pakketten aanbood bij de pakketpunten van DPD. Uit tapgesprekken bleek dat [naam 5] bijna dagelijks contact had met [naam 3] , die in die tijd gedetineerd zat in Spanje. Tijdens deze gesprekken werd veelvuldig gesproken over de lange en de kale. Uit de gesprekken bleek dat [naam 5] in opdracht van de lange en de kale werkzaamheden uitvoerde en hiervoor contant werd betaald. [naam 5] bleek verder werkzaamheden te verrichten met [naam 6] . Bij de doorzoeking van het kantoor van [naam 6] lag op zijn bureau een kladbrief met adres [adres] . 3.000 per maand. Dit is het woonadres van [verdachte] . Uit de tapgesprekken bleek dat [naam 5] elke avond, na zijn opgedragen werkzaamheden, de gehuurde Mercedes Vito, met het kenteken [kenteken] en later de Renault Trafic, met het kenteken [kenteken] , terug moest brengen naar Stal [verdachte] , gevestigd aan de [adres] te [adres] . Bij aanvang van zijn werkzaamheden moest [naam 5] dit voertuig weer ophalen bij dit adres.
21
Met "de kale" en "de lange", worden in de telefoongesprekken tussen [naam 5] en [naam 3] respectievelijk [medeverdachte 3] en [verdachte] bedoeld.
22
Criminele contacten
Een observatieteam heeft [medeverdachte 3] en [verdachte] gedurende een korte periode geobserveerd.
Op 6 maart 2018 vond er een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] met een onbekende man (hierna: NN1) in het [bedrijf 7] . [medeverdachte 3] en [verdachte] stapten uit een Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken] . Het observatieteam stelde vast dat [verdachte] aan NN1 een enveloppe overhandigde. Tijdens een gesprek van een OT-lid met een medewerkster van het [bedrijf 7] bleek dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en NN1 wekelijks een ontmoeting met elkaar hadden in dit hotel.
23
Verbalisant [verbalisant] herkent NN1 van de foto van het observatieteam. Het blijkt te gaan om [naam 7] . In 2018 en 2019 is deze verbalisant betrokken geweest bij
diverse verhoren en observaties van [naam 7] .
24
Deze [naam 7] is op 13 maart 2018 door een onderzoeksteam van de Landelijke Eenheid aangehouden in een onderzoek ter zake witwassen.
25
Uit observatie is verder gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte 3] op 8 februari 2018 binnengingen en dat [verdachte] op 26 maart 2018 binnenging in het pand aan de [adres] te Amsterdam. De auto van [verdachte] werd van een baken voorzien. Uit de bakengegevens bleek dat de auto op 20 januari 2018, 30 januari 2018, 13 februari 2018, 19 februari 2018,
22 februari 2018, 12 maart 2018, 21 maart 2018, 22 maart 2018 en 18 april 2018 op de [adres] te Amsterdam stil gestaan heeft. Volgens de GBA stond er niemand ingeschreven op dit adres.
26
Ook dit pand heeft de politie doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn onder andere grote hoeveelheden contant geld, wapens en munitie, een geldtelmachine en een sealapparaat aangetroffen. Het aangetroffen geldbedrag bestond onder andere uit 50 briefjes van 500.
27
De politie heeft ook getuigen gehoord die bij Stal [verdachte] werkten of stage liepen. Getuige [getuige 1] werkte in december 2017 en januari 2018 bij Stal [verdachte] . Hij heeft verklaard dat er geregeld louche figuren bij Stal [verdachte] kwamen. Deze personen gingen altijd meteen naar de kantine, waar [verdachte] zat. Dit waren geen figuren die normaal gesproken op een manege zouden komen. Ze kwamen meestal één keer in de week naar de manege in snelle, dure autos.
28
Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij het volk dat op Stal [verdachte] rondliep vaak een beetje louche vond.
29
Verder blijkt dat [verdachte] via zijn [bedrijf 4] contacten heeft met bepaalde personen die te relateren zijn aan verdovende middelen.
Het bedrijf [bedrijf 8] van [naam 8] heeft 13.500 overgemaakt aan [bedrijf 4] . [naam 8] heeft antecedenten op het gebied van het bezit en het vervaardigen van softdrugs (2013). In zijn woning werd een hennepkwekerij aangetroffen. Tevens heeft hij antecedenten voor het bezit van vuurwapens (2013).
Het bedrijf [bedrijf 9] heeft ook betalingen verricht aan [bedrijf 4] . Het gaat dan om een bedrag van 68.377,50.
Enig aandeelhouder en bestuurder [naam 9] heeft een broer genaamd [naam 10]
. Zij komen in een registratie gezamenlijk voor met [naam 11] van de bedrijven [bedrijf 10] en [bedrijf 3] , welke bedrijven ook betalingen hebben
verricht aan [bedrijf 4] (respectievelijk 132.000 en 30.053).
Het bedrijf [bedrijf 10] komt voor in een onderzoek waarbij het vestigingsadres van dit bedrijf, [adres] te [adres] , in verband wordt gebracht met weed.
30
Financieel onderzoek naar verdachten, hun partners en hun bedrijven
De politie heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de financiële situatie van [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en hun partners en hun bedrijven, omdat de politie vermoedde dat het aangetroffen geld in de ton en de overige aangetroffen contante geldbedragen bij verdachten van misdrijf afkomstig waren.
Uit dit onderzoek, opgenomen onder paragraaf 7.8 Inkomsten en uitgaven van het proces-verbaal onderzoek witwassen, is het volgende naar voren gekomen.
31
-
[verdachte]
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt, dat het besteedbaar inkomen voor [verdachte] volgens privéonttrekkingen aan zijn bedrijf ( [bedrijf 4] ) bedraagt:
32
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
28.588
27.623
61.945
57.505
22.95
nnb
nnb
Er zijn verder geen loongegevens (loon, uitkering, overige inkomsten) van [verdachte] bekend bij de belastingdienst.
Opvallend bij de (privé)onttrekkingen is dat de voeding van de bankrekening van het [bedrijf 4] voor het grootste deel gebeurde door bijboekingen van de bedrijven [bedrijf 8] , [bedrijf 10] , [bedrijf 9] en in 2017 door het bedrijf [bedrijf 3] . Éénmalig werd er in 2011 nog 2.500 bijgeboekt door het bedrijf [bedrijf 11] .
Opvallend op de rekening van het [bedrijf 4] is verder dat er geen kosten werden gemaakt, die te relateren zijn aan een [bedrijf 4] .
Uit de gegevens van de privérekening [rekeningnummer] van [verdachte] blijkt dat vanaf 2016 de contante stortingen op zijn privérekening sterk stijgen naar 54.323,81 in 2016 en
40.540 in 2017. In de periode 2-3-2011 tot 20-12-2017 werd in totaal 108.144,94 contant gestort. Uit een MOT-melding van de Rabobank blijkt, dat onder andere 67 biljetten van 500 euro werden gestort.
Ook zou [verdachte] in 2017 privépaarden (via zijn privébankrekening) hebben verkocht voor
212.800. Volgens gegevens van de belastingdienst bezit [verdachte] echter geen privépaarden. In 2012 zou [verdachte] ook al een paard hebben verkocht voor 220.000, waarmee hij zijn woning aan de [adres] in [adres] grotendeels heeft betaald.
De privébankrekening [rekeningnummer] van [verdachte] werd met name gevoed door overboekingen vanuit zijn [bedrijf 4] en door de privé-verkoop van paarden.
Ten aanzien van de partner van [verdachte] , [Naam 2] [medeverdachte 1] , blijkt uit gegevens van de belastingdienst dat haar inkomen bedraagt:
33
2012
2013
2014
2015
2016
12
12
Op de (privé)bankrekening [rekeningnummer] van [medeverdachte 1] werd in de periode 6-1-2011 tot 11-6-2018 een bedrag van 163.195 contant gestort, waarvan 47.270 in 2017.
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] werd een offerte van een hovenier aangetroffen voor een bedrag van 40.000, voor de aanleg van de tuin in 2016. Uit de fotos is de tuinaanleg gebleken. De betaling van het bedrag is niet gebleken uit de gegevens van de bankrekeningen.
Verder reed [medeverdachte 1] in een Audi Q5 met een dagwaarde van 110.000. Een deel van deze auto werd contant betaald. [verdachte] reed in een Mercedes Benz 350GLE met een dagwaarde van 75.000.
Het onverklaarbare vermogen van [verdachte] en [medeverdachte 1] in de onderzoeksperiode bedraagt 245.594,94.
-
[medeverdachte 3]
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat het besteedbaar inkomen voor [medeverdachte 3] volgens privé onttrekkingen aan kennelijk de [bedrijf 12] bedroeg:
34
Privé onttrekkingen in boekjaar [medeverdachte 3]
2012
2013
2014
2015
2016
3.75
Loon-uitkering- en andere inkomsten [medeverdachte 3]
2012
2013
2014
2015
2016
Op de (privé)bankrekening [rekeningnummer] van [medeverdachte 3] werd in de periode 19-1-2011 tot 7-10-2013 in totaal 44.665 contant gestort. De contante opnames van deze rekening bedroegen slechts 1.060.
[medeverdachte 3] is tevens vennoot in de [bedrijf 12] . Uit de rekeninggegevens van de [bedrijf 12] blijkt dat hier veel contante stortingen plaatsvonden in de periode van 18 november 2011 tot 21 juni 2017. Dit voor een totaalbedrag van 140.360 op twee verschillende rekeningen.
Uit het verhoor van getuige [getuige 3] , werkzaam in de [bedrijf 12] , blijkt dat de [bedrijf 12] niet goed liep en dat er nooit geld was.
35
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat het inkomen van de partner van [medeverdachte 3] , [naam 4] , bedroeg:
36
Loon-uitkering en andere inkomsten [naam 4]
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2.451
84
Uit gegevens van haar bankafschriften blijkt dat het besteedbaar inkomen voor [naam 4] volgens privé onttrekkingen aan kennelijk de [bedrijf 13] bedragen:
2012
2013
2014
2015
2016
2017
6.02
-4.082
18.002
5.514
Uit de bankafschriften van zowel [bedrijf 13] als [naam 4] blijkt verder dat er 3 keer een loonbetaling aan [naam 4] is geweest in 2015 van 3.215,08 per maand. Dit is echter niet bekend bij de belastingdienst.
Op de (privé)bankrekening van [naam 4] werd in de periode van 8 juni 2012 tot 9 april 2018 een bedrag van 269.405 contant gestort. Er staat een bedrag van 36.260 aan opnames tegenover.
Op basis van de bankafschriften is het onverklaarbaar vermogen van [medeverdachte 3] en [naam 4] in de onderzochte periode 421.010.
Tot slot reden [medeverdachte 3] en [naam 4] in dure auto's. Een deel van de auto van [medeverdachte 3] werd contant betaald ( 40.000), maar ook een betaling aan de leasemaatschappij van de auto van [naam 4] werd contant gedaan ( 33.000). Op 19 juni 2018 reed [naam 4] in een Mercedes Benz die voor 1.850 per maand werd gehuurd van een Duits bedrijf.
-
Verdachte [medeverdachte 2]
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat het inkomen van [medeverdachte 2] in de periode van 2012 tot en met 2017 bedroeg:
37
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2.28
5.301
8.694
Het inkomen van [naam 2] (tot 11-6-2015) bedroeg:
38
2012
2013
2014
2015
33.18
23.87
- 8.342
2.246
Privéonttrekkingen [medeverdachte 2]
2012
2013
2014
2015
2016
1
12
34.125
Privéonttrekkingen [naam 2] (tot 11-6-2015)
2012
2013
2014
2015
9.768
9.638
31.086
245.745
Het inkomen van [medeverdachte 2] bestaat voornamelijk uit haar AOW en een maandelijkse privé- onttrekking van 1.000 van de zakelijke rekening van Stal [verdachte] . Hoewel de gegevens van de belastingdienst over 2017 en 2018 nog niet bekend zijn, is uit de bankgegevens van [medeverdachte 2] niet gebleken dat haar financiële situatie wezenlijk is veranderd in 2017 en 2018.
Wanneer de gezamenlijke rekeningen van [medeverdachte 2] en [naam 2] worden meegenomen dan zijn de totale contante stortingen van september 2011 tot juli 2018 18.000,02 en de opnames 50.480.
Wanneer het gevonden contante bedrag van 139.960 in haar woning wordt meegenomen is er sprake van onverklaarbaar vermogen en wel van 107.580,02. De gevonden 763.000 is daarin niet meegenomen.
Tot slot blijkt uit de belastinggegevens niet van (voor box 3) relevant vermogen tussen 2012 en 2016.
39Evenmin blijkt van een groot vermogen uit de door [medeverdachte 2] als executeur ondertekende aangifte van erfbelasting na het overlijden van [naam 2] .
40
-
Stal [verdachte]
Uit de omzetgegevens van de belastingdienst en de betalingen voor de verkoop van paarden via de zakelijke bankrekening van Stal [verdachte] blijkt dat er in de periode 2013 - 2017 (1e kwartaal 2017) geen substantieel verschil zit tussen de opgegeven omzet aan de belastingdienst en de inkomsten via de bank.
41
Op de zakelijke rekening van Stal [verdachte] vonden ook contante stortingen plaats. In totaal
142.042 in de periode 14-1-2011 tot 23-7-2015. Van de contante stortingen op de stalrekening werd door de Rabobank ook een MOT melding gedaan op 13 juni 2019.
Uit de bankafschriften van de stalrekening blijkt dat er in de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 juni 2018 ongeveer 100 paarden zijn verkocht die via de bank werden betaald.
Het beoordelingskader
Voor een bewezenverklaring van het in de op art. 420bis Sr toegesneden tenlastelegging opgenomen onderdeel "afkomstig uit enig misdrijf" is, gelet op doel en strekking van deze wetsbepaling en mede in het licht van de wetsgeschiedenis, niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dus dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Wel is voor een veroordeling ter zake van art. 420bis Sr vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Als zo'n verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen over het bewijs.
Een vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak geen gronddelict kan worden vastgesteld waaruit het in de ton aangetroffen geldbedrag afkomstig zou zijn. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen of de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
De rechtbank stelt vast dat er een groot contant geldbedrag van 763.000 in een ton in een loods bij Stal [verdachte] is aangetroffen. Deze ton was onder een werkbank ingegraven onder de grond in een loods. Het geldbedrag bestond bijna enkel uit briefjes van 500. Tijdens de doorzoeking werd in het bedrijf ook een kluis met een cijferslot aangetroffen. In deze kluis lag geen geld. Naast het contante geldbedrag van
763.000 in de ton zijn in de woning van [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ook (grote) geldbedragen aangetroffen, waaronder ook briefjes van 500. Daarnaast is bij Stal [verdachte] een geldtelmachine gevonden, die voor de normale economische activiteit van de stal niet noodzakelijk is.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico op onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd. Daarnaast worden coupures van
500 in het normale Nederlands betalingsverkeer maar zelden gebruikt, terwijl deze wel voorkomen in het criminele milieu. Het geld werd daarnaast onder de grond en dus op een zeer ongebruikelijke plaats bewaard.
Gelet op het onderzoek van de politie lag er naar het oordeel van de rechtbank dan ook zonder meer een vermoeden van witwassen.
De verklaring van de verdachten
[verdachte] en [medeverdachte 3] hebben geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geld.
Voorafgaand aan de geplande inhoudelijke behandeling van de zaak op 21 februari en 23 februari 2023 heeft de raadsman van [medeverdachte 2] een door haar opgestelde schriftelijke verklaring aan de rechtbank overgelegd. De rechtbank heeft deze verklaring ook in de zaken van [verdachte] en [medeverdachte 3] gevoegd. Hun raadslieden hebben ter terechtzitting verwezen naar de verklaring van [medeverdachte 2] .
Deze verklaring van [medeverdachte 2] houdt in dat het aangetroffen geldbedrag in de ton van haar overleden echtgenoot [naam 2] was. Hij heeft het geld verdiend met de paardenhandel en heeft dit geld na zijn dood voor haar achtergelaten, zodat zij hiervan kon leven. Zij heeft bijna niet aan het geld gezeten, maar heeft het nog wel een keer in een nieuwe plastic tas gedaan, omdat het een beetje vochtig was geworden. Verder verklaart [medeverdachte 2] dat zij ervan op de hoogte is dat er altijd contant werd betaald in de paardenhandel. Tot slot geeft zij aan dat de getuigen [getuige 4]
42, [getuige 5]
43en [getuige 6]
44dit kunnen bevestigen.
Nadat het geld op 19 juni 2018 is aangetroffen is [medeverdachte 2] meerdere malen door de politie gehoord. Zij heeft zich tijdens die verhoren telkens beroepen op haar zwijgrecht. Nu haar verklaring pas in februari 2023 bij de rechtbank is binnengekomen, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] pas in een zeer laat stadium van het onderzoek een verklaring heeft afgelegd. Daarnaast voldoet deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank niet aan de vereisten die daaraan zijn gesteld. Haar verklaring is uiterst summier en nauwelijks concreet. In de verklaring staat slechts in algemene termen iets over de verdiensten uit de paardenhandel. Zo wordt bijvoorbeeld niet onderbouwd waarom er geen belastingaangifte is gedaan, waarom het geld onder de grond lag en wie het geld onder de grond heeft gestopt. Concrete transacties waaruit het geld afkomstig zou zijn worden niet genoemd. [medeverdachte 2] is vervolgens niet tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting verschenen om antwoord te geven op vragen van de rechtbank naar aanleiding van haar verklaring, terwijl deze verklaring veel vragen openlaat. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 2] ongeloofwaardig en niet betrouwbaar moet worden geacht.
De rechtbank acht daarnaast de inhoud van de verklaringen van de drie getuigen die door de rechter- commissaris zijn gehoord niet van dien aard dat het vermoeden van witwassen ter zake van het geldbedrag in de ton is ontzenuwd. Eigenlijk bevestigen de getuigen immers slechts in het algemeen de verklaring van [medeverdachte 2] , namelijk dat paardenhandel (ook) contant plaatshad en mogelijk nog plaatsheeft.
Ook het door het Openbaar Ministerie ingebrachte proces-verbaal van bevindingen jaarrekeningen, privérapporten en het paardenverloop ontzenuwt niet het vermoeden van witwassen. De winst van Stal [verdachte] in de periode 1996 tot en met 2015 is slechts 15.000. Daarnaast blijkt van diverse privé- onttrekkingen door [naam 2] en [medeverdachte 2] door de jaren heen. De noodzaak van zulke onttrekkingen kan slechts worden verklaard wanneer er op dat moment geen ander contant geld voorhanden was. De bekende voorraad aan paarden door alle jaren heen rechtvaardigt ook geen hoge winst, die geleid kan hebben tot een positief resultaat van meer dan 700.000.
Verder blijkt er niet van aanwijzingen die duiden op een omvangrijke handel buiten de boeken om.
45
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geldbedrag van 763.000 uit enig misdrijf afkomstig is.
Voorhanden hebben van het geldbedrag en wetenschap van de criminele herkomst
Voor het - als pleger - voorhanden hebben van een voorwerp in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is vereist dat de verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig heeft. Dat houdt in dat de verdachte zich bewust is van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de precieze eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp (waaronder begrepen de precieze omvang van een geldbedrag) of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
46
Zoals hierboven vermeld zijn DNA-sporen en vingerafdrukken aangetroffen op het verpakkingsmateriaal en op de elastiekjes die werden aangetroffen bij een geldbedrag van 763.000 dat in een tas in een ton onder de grond was verstopt. Er werd vanuit het verkregen DNA-mengprofiel op de elastiekjes een enkelvoudig DNA-hoofdprofiel afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op 1 miljard. Dit afgeleide DNA- hoofdprofiel kan afkomstig zijn van [verdachte] . Voorts werd geconcludeerd dat de aangetroffen vingerafdruksporen op de kleurloze verpakking van het geld van [medeverdachte 3] waren. Het resultaat van het dactyloscopisch onderzoek naar het spoor AALO0481NL resulteerde in een mogelijk potentiële donor:
[medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ze inderdaad de tas en het geld in handen heeft gehad. Derhalve heeft zij dit geld ook voorhanden gehad in de zin van artikel 420bis Sr.
Het aantreffen van het DNA en het dactyloscopische spoor van [medeverdachte 3] en [verdachte] levert een sterke aanwijzing op dat zij betrokken zijn geweest bij het verpakken en het verbergen van de vindplaats van het geld en dat zij dit geld dus ook voorhanden hebben gehad. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het interpreteren van op verplaatsbare voorwerpen aangetroffen sporen, zoals in deze zaak de elastiekjes en de verpakking, behoedzaamheid evenwel geboden is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft als uitgangspunt te gelden dat de bewijsbetekenis van zulke sporen mede afhangt van de aard van het voorwerp, de plaats en de omstandigheden waaronder het al dan niet in combinatie met andere voorwerpen en/of sporendragers is aangetroffen en veiliggesteld, als ook de verklaring die verdachte in het voorkomende geval voor het aantreffen van die sporen heeft kunnen of willen geven.
De rechtbank stelt voorop dat [medeverdachte 3] en [verdachte] noch bij de politie, noch op de zitting, een verklaring hebben gegeven voor het DNA en de dactyloscopische sporen die zijn aangetroffen op de elastiekjes en de verpakking.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat er zeer sterke aanwijzingen zijn dat [verdachte] en [medeverdachte 3] zich bezighielden met grootschalige internationale drugshandel, dat zij verschillende criminele contacten hadden en dat beiden beschikten over een substantiële hoeveelheid onverklaarbaar vermogen.
Uit observaties blijkt voorts dat [medeverdachte 3] en [verdachte] regelmatig aanwezig waren in het pand aan de [adres] in Amsterdam, een pand waar volgens de GBA niemand ingeschreven stond. In dit pand zijn grote hoeveelheden geld, wapens en een geldtelmachine aangetroffen.
Niet ver van de aangetroffen ton met daarin het geldbedrag is bovendien een vuurwapen aangetroffen. Op dit vuurwapen is DNA-materiaal aangetroffen van [naam 3] , die is aangehouden in het hiervoor genoemde onderzoek Hallacar, uit welk onderzoek sterke aanwijzingen naar voren komen van betrokkenheid van [medeverdachte 3] en [verdachte] bij drugsdelicten.
Uit deze feiten en omstandigheden en het uitblijven van enige verklaring van [verdachte] en [medeverdachte 3] over de aangetroffen sporen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen sporen afkomstig zijn van [medeverdachte 3] en [verdachte] en dat deze daarop terecht zijn gekomen toen het geld werd verpakt en toen de vindplaats van het geld werd verborgen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat zij ook toegang hadden tot het geld. [verdachte] was vennoot van Stal [verdachte] en kwam daar elke dag en ook [medeverdachte 3] was er elke week te vinden. Dit betekent dat alle verdachten het geld voorhanden hebben gehad.
Gelet op de hiervoor in het vonnis vastgestelde feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank daarnaast niet anders zijn dan dat alle verdachten wisten dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank acht daarom bewezen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het witwassen van een bedrag van 763.000.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachten het geldbedrag tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad en de vindplaats ervan verborgen hebben. De rechtbank acht het medeplegen van witwassen dan ook bewezen.
Feit 5
De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte en zijn partner [medeverdachte 1] hebben op 15 oktober 2015 de woning gelegen aan het [adres] in [adres] gekocht voor 385.000. Uit informatie van [bedrijf 2] bleek dat een bedrag van 217.550
aan eigen geld diende te worden ingebracht.47
Bij de aanvraag van de hypotheek hebben verdachte en zijn partner de volgende schriftelijke verklaring aan de bank overgelegd:
Het bedrag aan eigen middelen is ontstaan doordat [verdachte] in 2012 een sportpaard verkocht heeft (welke in privébezit was) voor 240.000.
Hiervan is in 2013 35.000 gebruikt voor de aankoop van een ander paard, welke tot op heden nog in het bezit is van de heer [verdachte] . In de resterende jaren is er vanuit eigen middelen gespaard tot het benodigd bedrag voor de aankoop.
48
Uit een omschrijving die volgt uit een analyse van de bankgegevens van verdachte blijkt dat het paard [naam 1] op 10 juli 2012 voor 220.000 zou zijn verkocht in plaats van
240.000.
49
[bedrijf 2] heeft op 8 juli 2015 navraag gedaan naar de gestelde verkoop van het paard. Op 9 juli 2015 heeft de tussenpersoon van verdachte per e-mail een aanvullende verklaring naar [bedrijf 2] gestuurd over het sportpaard. Deze verklaring houdt in:
"Naar aanleiding van het telefonisch contact met een collega van mij inzake hypotheeknummer [nummer] , kan ik u het volgende meedelen. Zoals u kunt lezen in de verklaring van de heer [verdachte] heeft hij in 2012 een sportpaard verkocht. Dit paard heeft hij als jong, onbeleerd en onervaren paard
gekregen van zijn vader (de vader van de heer [verdachte] heeft een africhtings- en handelsstal). De heer [verdachte] heeft dit paard zelf beleerd en getraind tot een uitstekend sportpaard. Dit paard is dus in 2012 voor een goede prijs verkocht (voor goede sportpaarden zijn dit "normale" bedragen). Zoals aangegeven was dit paard in privébezit. De heer [verdachte] is niet bedrijfsmatig bezig met het aan- of verkopen van paarden."
Vervolgens is de politie een onderzoek naar de inhoud van deze verklaringen gestart. Uit dat onderzoek bleek dat de transactie met betrekking tot het paard op het rekeningoverzicht de omschrijving [naam 1] had. Uit onderzoek op internet bleek dat dat FEI-nummer toebehoorde aan het paard [naam 12] . Uit de bankgegevens van zowel de privérekening als de zakelijke rekening van verdachte bleek van geen enkele transactie die te koppelen was aan het bezit van het paard [naam 1] of een ander paard door verdachte. Ook waren er op deze rekeningen geen kosten te zien die samenhingen met het rijden van wedstrijden met het paard in het buitenland. In het bijzonder waren er geen kosten te zien die te koppelen waren aan het transport en verblijf van het paard [naam 1] in het buitenland, terwijl bleek dat dit paard in de periode 2011 tot maart 2012 veel wedstrijden heeft gereden in het buitenland.
Uit tapgesprekken met [naam 13] , de ruiter van Stal [verdachte] , bleek dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij helemaal niks kan met jonge beesten. Tegen een vriendin heeft [naam 13] gezegd dat verdachte de paarden niet uit elkaar kon houden.
50
Uit de gegevens van de belastingdienst omtrent het verzamelinkomen van verdachte en zijn partner blijkt niet van de verkoop van een privépaard van 220.000 in 2012.
51
Getuigen [getuige 1]
52, [getuige 7]
53en [getuige 2]
54verklaren dat verdachte zelden op de stal kwam, maar altijd in de kantine was. Alles wat met de paarden te maken had liet verdachte over aan [naam 13] . Verdachte had geen interesse in de paarden.
Tot slot heeft verdachte zelf verklaard dat hij gestopt is met paardrijden toen hij 15 jaar was en daarna nooit meer heeft gereden.
55
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van verdachte over de inbreng van eigen middelen is op te maken dat het bedrag dat verdachte zelf heeft ingebracht voor de aankoop van zijn woning zou zijn ontstaan door de verkoop van een sportpaard dat in privébezit was bij verdachte.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte privé nooit een sportpaard in zijn bezit heeft gehad. Van het bezit van een paard blijkt niet uit de gegevens van verdachte die bekend zijn bij de belastingdienst. Daarnaast blijkt uit de bankgegevens van verdachte niet dat verdachte ooit kosten heeft gemaakt voor het bezit en/of trainen van een paard. Uit tapgesprekken met [naam 13] , de ruiter van Stal [verdachte] en uit diverse getuigenverklaringen blijkt dat verdachte niets met paarden heeft en dat hij geen paarden kan trainen. Tot slot heeft verdachte zelf verklaard dat hij na zijn 15e nooit meer paard heeft gereden.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze verklaring valselijk heeft opgemaakt.
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de valse e-mail van [bedrijf 1] van 9 juli 2015 aan [bedrijf 2] . Dat het
e-mailbericht feitelijk is verstuurd door een tussenpersoon maakt niet dat niet bewezen kan worden dat verdachte gebruik heeft gemaakt van dit bericht in de zin van artikel 225 Sr. Daartoe overweegt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat informatie uit de e-mail afkomstig is van verdachte. Het betrof immers de hypotheekaanvraag van verdachte.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met zijn vrouw heeft gepleegd, zodat de rechtbank hem zal vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 4] is opgericht op 22 juli 2010 en dat verdachte de eigenaar is van dit bedrijf.
Uit een analyse van de geldstromen van het bedrijf bleek dat de bankrekening van het bedrijf met name gevoed werd door overboekingen van vier bedrijven. In de periode 2011-2015 gaat het over de betalingen van [bedrijf 10] (totaal 132.000), [bedrijf 9] (totaal 68.377,50), [bedrijf 8] (totaal 13.500,-) en [bedrijf
11] (totaal 2.500).
Uit de bankrekening van het [bedrijf 4] blijkt niet van kosten voor materiaal dat gelieerd kan worden aan een [bedrijf 4] .
56
Verder valt een aantal administratieve zaken op, zoals dubbel gebruikte debiteurnummers.
Daarnaast blijkt dat de natuurlijke personen achter de bedrijven waardoor de bankrekening van het [bedrijf 4] gevoed wordt, veelal direct of indirect met verdovende middelen en/of wapens te maken hebben. Bovendien blijkt dat de personen achter de bedrijven die de grootste bedragen hebben overgemaakt (nog steeds) contacten zijn van [verdachte] en dat er kennelijk nog steeds financiële connecties zijn.
57
De politie heeft nader onderzoek gedaan naar de factuur van [bedrijf 4]
aan [bedrijf 3] (factuurbedrag: 5.605) met als omschrijving Geleverde onderstellen tafels en wandrekken inclusief montage op locatie de [bedrijf 5]
met factuurnummer 2017-005.
58
Getuige [getuige 8] , penningmeester en oprichter van [bedrijf 5] , heeft verklaard dat er in juni 2017 een verbouwing plaatsvond van [bedrijf 5] , uitgevoerd door [bedrijf 3] . Op de vraag hoeveel onderstellen en tafels er werden geplaatst antwoordt hij dat er één hoge tafel is geplaatst. [bedrijf 4] zegt hem niets en dat geldt ook voor de naam [verdachte] .
59
Getuige [naam 11] , werkzaam voor [bedrijf 3] , heeft verklaard dat hij vijf of zes dagen aan het werk is geweest tijdens de verbouwing van [bedrijf 5] . Alle onderstellen van de tafels stonden er volgens hem al, er moesten alleen nieuwe tafelbladen op. [bedrijf 4] zegt hem niets en dat geldt ook voor de naam [verdachte] . Ook slaat de getuige niet aan op een aan hem getoonde foto van [verdachte] .
60
Daarnaast heeft de politie nader onderzoek gedaan naar de factuur van [bedrijf 4] aan [bedrijf 3] (factuurbedrag: 6.313) met als omschrijving Geleverde metalen stellingen en wandrekken inclusief montage op locatie [bedrijf 6] met factuurnummer 2017-006.
61
De directeur van de [bedrijf 6] , getuige [getuige 9] , heeft verklaard dat de verbouwing van de bouwmarkt plaatsvond in 2017. De wandrekken zijn door [bedrijf 3] op maat gemaakt en werden geleverd
door een vervoersbedrijf uit Nederland. De metalen stellingen en wandrekken werden gemonteerd door [Naam 1] , een forse donkere man, een zwerverstype en ene [naam 14] . [bedrijf 4] zegt hem niets en dat geldt ook voor de naam [verdachte] . Ook slaat de getuige niet aan op een aan hem getoonde foto van [verdachte] .
62
Getuige [getuige 10] , die werkt bij [bedrijf 14] , heeft verklaard dat zijn bedrijf in september 2017 goederen heeft afgeleverd bij [bedrijf 6] .
De opdrachtgever voor dit vervoer was [bedrijf 3] . De lading is op 17 september 2017 in [adres] opgehaald en op 20 september 2017 is de lading naar [adres] vervoerd.
63
Volgens getuige [naam 11] , die tijdens de verbouwing van de [bedrijf 6] daar voor [bedrijf 3] aan het werk is geweest, maakte een metaalbedrijf uit [adres] het onderstel van de stalen tafels. Een houtbedrijf uit [adres] leverde de plaat die op het onderstel werd geplaatst en dit alles werd bij [bedrijf 10] gemonteerd, verpakt en getransporteerd. De wandstellingen kwamen ook van het metaalbedrijf uit [adres] en zijn gemonteerd door [naam 11] zelf en monteurs van [naam 15] .
64
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat uit de facturen, die specifiek worden vermeld in de tenlastelegging, is op te maken dat [bedrijf 4] werkzaamheden heeft gefactureerd die zouden zijn verricht voor [bedrijf 3] . Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat hier in werkelijkheid geen sprake van was. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de betreffende facturen vervalst heeft.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 juni 2018 te [adres] aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 763.000 euro voorhanden heeft gehad en van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 763.000 euro, de vindplaats heeft verborgen, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij in de periode van 11 juni 2015 tot en met 19 juni 2018 te [adres] , een wapen van categorie III, te weten een revolver, merk Rossi 68, kaliber .38 spl 9x29,5 voorhanden heeft gehad (in een klok in de woning aan de [adres] ) en munitie van categorie III, te weten vijf patronen,
merk Fiocchi, kaliber 0,38 special, voorhanden heeft gehad (in een jaszak aan de [adres] );
hij in de periode van 12 juni 2015 tot en met 9 juli 2015 te [adres] ,
- een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een verklaring over de inbreng van eigen middelen behorende bij offertenummer [nummer] t.n.v. [verdachte] en [medeverdachte 1] valselijk heeft opgemaakt, door in die verklaring op te nemen dat het bedrag aan eigen middelen is ontstaan door de verkoop uit privébezit van een sportpaard voor het bedrag van 240.000 euro met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en
- opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift te weten een e-mail van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] d.d. 9 juli 2015, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst;
6.
hij in de periode van 6 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2017 te [adres] en/of [adres] , facturen gericht aan [bedrijf 3] - zijnde die facturen telkens bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken, door in de betreffende facturen gedateerd op 6 oktober 2017 op te nemen dat
- [bedrijf 4] 6 onderstellen, tafels en wandrekken inclusief montage op locatie de [bedrijf 5] heeft geleverd aan [bedrijf 3] voor een bedrag van 5605 euro en dat
- [bedrijf 4] metalen stellingen en wandrekken inclusief montage op locatie [bedrijf 6] heeft geleverd aan [bedrijf 3] voor een bedrag van 6.313 euro.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: