ECLI:NL:RBNNE:2024:4281

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
:EE 24/3922
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 oktober 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De verzoeker had eerder een voorlopige voorziening aangevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, dat zijn bijstandsuitkering tijdelijk had geblokkeerd. Na de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening, deed de verzoeker een verzoek om vergoeding van de proceskosten, omdat het college volgens hem tegemoet was gekomen aan zijn verzoek.

De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid geboden om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college heeft echter aangevoerd dat er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel het college inderdaad tegemoet is gekomen aan de verzoeker door de blokkade van de uitkering op te heffen, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het verzoekschrift om voorlopige voorziening niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen andere vergoedbare proceskosten aangetoond. Ook het griffierecht is niet voldaan door de verzoeker, waardoor deze kosten eveneens niet voor vergoeding in aanmerking komen.

De uitspraak concludeert met de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de proceskosten, en is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, in aanwezigheid van griffier mr. S.I. Havinga. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3922

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, het college
(gemachtigde: M. Tanahatoe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker
om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van het college van 27 september 2024. Hij heeft het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken omdat de blokkade op zijn bijstandsuitkering is komen te vervallen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid geboden om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft op 15 oktober 2024 de voorzieningenrechter verzocht dat verzoek af te wijzen omdat het vindt dat er geen sprake is van kosten die kunnen worden vergoed op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Bpb).
1.2.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
3. Op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) kan het bestuursorgaan op verzoek worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten als het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen. De voorzieningenrechter moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
3.1.
Bij besluit van 27 september 2024 heeft het college verzoeker medegedeeld dat hij vanaf 26 september 2024 tijdelijk geen uitkering ontvangt omdat hij de door het college gevraagde gegevens niet heeft overgelegd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen omdat zijn uitkering is stopgezet en hij zijn eerste levensbehoeften niet langer kan betalen. Bij besluit van 11 oktober 2024 heeft het college besloten dat de blokkade van verzoekers uitkering komt te vervallen en dat zijn uitkering ongewijzigd wordt voortgezet. Hierbij heeft het college aangegeven dat verzoeker zijn volledige uitbetaling tot en met september 2024 heeft ontvangen en dat de volgende betaling voor 31 oktober 2024 staat gepland. Hiermee is het college, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, tegemoetgekomen aan het verzoek van verzoeker.
4. Toch bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat het verzoekschrift om voorlopige voorziening niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent; verder is niet gebleken van andere proceskosten die kunnen worden vergoed zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een veroordeling in de proceskosten als kennelijk ongegrond af. Voor wat betreft het griffierecht overweegt hij dat verzoeker dat niet heeft voldaan, zodat ook deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.