ECLI:NL:RBNNE:2024:427

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
18-060855-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens afpersing, diefstal en wapenbezit met terbeschikkingstelling

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere (gekwalificeerde) diefstallen, wapenbezit en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met de bijkomende maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De zaak betreft een reeks van delicten, waaronder afpersing van een slachtoffer door middel van bedreiging met een vuurwapen, diefstal van bankpassen en geld, en brandstichting in een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1986, tijdens de gepleegde feiten leed aan ernstige psychiatrische problematiek, waaronder schizofrenie en autisme. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van 1.500 euro is vastgesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de impact van de gepleegde delicten op de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/060855-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/148051-23, 18/048004-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
onder parketnummer 18/060855-23:
1
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te [adres] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 50,- a 60,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde,
door aan die [slachtoffer 1] een geopende tas met daarin een vuurwapen te tonen en/of daarbij (fluisterend) te zeggen: Ik wil geld en/of woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te [adres] een hoeveelheid geld (ongeveer 50,- a 60,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door aan die [slachtoffer 1] een geopende tas met daarin een vuurwapen te tonen en/of daarbij (fluisterend) te zeggen: Ik wil geld en/of woorden van soortgelijke aard en/of
strekking;
2
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te [adres] een wapen van categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Ekol (Type Special 99 Rev. II) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 17 december 2022 te [adres] (meerdere) bankpas(sen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 17 december 2022 te [adres] , althans in Nederland, (telkens) geld (in totaal 2418,20), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van (meerdere) pinpas(sen) en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
5
hij op 26 december 2022 te [adres] opzettelijk brand heeft gesticht in een pand met een woonruimte (bewonerskamer) toebehorende aan [slachtoffer 4] door in die woonruimte (bewonerskamer) open vuur (een brandende kaars) in aanraking te brengen
(meerdere) kledingstuk(en), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die genoemde woonruimte (bewonerskamer) de muren en/of plafond geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en/of rookontwikkeling in genoemde woonruimte (bewonerskamer) en daarvan gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige en/of aangrenzende woonruimtes en/of inboedel, van die genoemde woonruimte (bewonerskamer(s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 december 2022 te [adres] opzettelijk en wederrechtelijk van een woonruimte (een bewonerskamer) mu(u)r(en) en/of plafond, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
onder parketnummer 18/148051-23:
1
hij op of omstreeks 6 november 2022, althans in [adres] , althans in Nederland, uit een woning (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een laptop (merk: Apple MacBook Air 13"), in elk geval enig goed dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl hij zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die weg te nemen laptop onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te [adres] draadloze oordopjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 18/048004-23:
hij op of omstreeks 16 februari 2023 te [adres] , een flesje parfum (merk: Tom Ford), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] (te [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18/060855-23 feit 5 ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs is ten aanzien van het ontstaan en verloop van de brand en de gevaarzetting. De officier van justitie heeft eveneens vrijspraak gevorderd voor het onder parketnummer 18/148051-23 feit 1 ten laste gelegde, nu het alternatieve scenario dat is geschetst door verdachte onvoldoende wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/148051-23 feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/048004-23 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/060855-23 feit 5 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/148051-23 feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/148051-23 feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/048004- 23 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/060855-23, feit 5:
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit, zowel primair als subsidiair, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat voor het bewijs van het ten laste gelegde feit slechts de aangifte voorhanden is. Er zijn verder geen bewijsmiddelen aanwezig die inzicht geven in het ontstaan en/of verloop van de brand en de gevaarzetting. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat wettig bewijs ontbreekt.
Ten aanzien van parketnummer 18/148051-23, feit 1:
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft bij de politie op 24 mei 2023 verklaard dat hij geen woninginbraak heeft gepleegd, dat hij zijn jas wel vaker uitleent en dat dat gewoon is in het gebruikerscircuit. Ook ter zitting
heeft verdachte de woninginbraak stellig ontkend en is hij bij zijn verklaring bij de politie gebleven. De rechtbank stelt vast dat het door een getuige gegeven signalement van de inbreker niet zodanig specifiek is dat alleen verdachte daarin past. Ten aanzien van het op de achtergelaten jas aangetroffen DNA-spoor van verdachte heeft verdachte een niet op voorhand volstrekt onaannemelijk scenario geschetst. Nu dit scenario niet door de inhoud van het dossier van het dossier wordt weersproken, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs voor dit ten laste gelegde feit ontbreekt.
Ten aanzien van parketnummer 18/060855-23, feit 1 primair, feit 2:
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2023, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2022071142, 2022334942 en 202300376 d.d. 2 maart 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 5 april 2022, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant.
Ten aanzien van parketnummer 18/060855-23, feit 3, feit 4:
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2022, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2023, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van parketnummer 18/148051-23, feit 2:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2023, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023071870 d.d. 24 mei 2023, inhoudend de verklaring van [naam 2] .
Ten aanzien van parketnummer 18/048004-23:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 februari 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023042705 d.d. 17 februari 2023, inhoudend de verklaring [naam 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/148051-23 feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/048004-23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
onder parketnummer 18/060855-23:
1
hij op 21 maart 2022 te [adres] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 50,- a
60,-), dat geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde,
door aan die [slachtoffer 1] een geopende tas met daarin een vuurwapen te tonen en daarbij (fluisterend) te zeggen: Ik wil geld;
2
hij op 21 maart 2022 te [adres] een wapen van categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Ekol (Type Special 99 Rev. II) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij op 17 december 2022 te [adres] meerdere bankpassen, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op meer tijdstippen op 17 december 2022 te [adres] , telkens geld, in totaal 2418,20, dat geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te
nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van meerdere pinpassen en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
onder parketnummer 18/148051-23:
2
hij op 18 februari 2023 te [adres] draadloze oordopjes, die geheel aan [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 18/048004-23:
hij op 16 februari 2023 te [adres] , een flesje parfum (merk: Tom Ford), dat geheel aan [slachtoffer 7] (te [adres] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18/060855-23:
1, primairafpersing
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
3. diefstal
4. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
Ten aanzien van parketnummer 18/148051-23:
2. diefstal
Ten aanzien van parketnummer 18/048004-23:
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/148051- 23 feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/048004-23 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het achterwege laten van de oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De psychiater kan geen advies uitbrengen, de psycholoog
twijfelt over de vorm van de terbeschikkingstelling en de reclassering adviseert negatief over een terbeschikkingstelling onder voorwaarden. In de handreiking voor het opstellen van Pro Justitia rapportage staat beschreven dat er in de praktijk feitelijk ook een verband zal moeten zijn tussen de stoornis en het actuele delict en dat komt uit het Pro Justitia rapport van de psycholoog d.d. 11 september 2023 onvoldoende naar voren. Bovendien is het de vraag of de terbeschikkingstelling met dwangverpleging het juiste middel is; het betreft immers een ultimum remedium. De raadsvrouw benadrukt dat het in de periode 2017-2021 goed ging met verdachte, toen hij was ingebed in de zorg. Tenslotte merkt de raadsvrouw op dat de psycholoog de behandelbaarheid van verdachte inschat als zeer beperkt, waardoor de terbeschikkingstelling in potentie een levenslange opsluiting kan betekenen voor verdachte, hetgeen niet de bedoeling kan zijn.
Mocht de rechtbank verdachte ter beschikking stellen met dwangverpleging, dan heeft de raadsvrouw subsidiair gepleit voor de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia rapport d.d. 11 september 2023, het reclasseringsadvies d.d. 11 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere (gekwalificeerde) diefstallen, wapenbezit en afpersing. Zonder afbreuk aan de ernst van de eerstgenoemde feiten te willen doen, rekent de rechtbank verdachte met name het laatste feit zeer aan. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer nog lange tijd na het strafbare feit spannings- en stressklachten heeft ondervonden. Dit soort feiten draagt bovendien bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen belang, namelijk financieel en materieel gewin. Ter zitting heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid getoond, in die zin dat hij spijt heeft betoond en inziet dat hij behandeling nodig heeft.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op bovenstaande, in het bijzonder de aard en ernst van het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair bewezenverklaarde, en op de strafmaat in soortgelijke zaken acht de rechtbank het aangewezen verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, naast voornoemde gevangenisstraf, ter beschikking moet worden gesteld met verpleging van overheidswege en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 11 september 2023. De psycholoog concludeert zakelijk weergegeven dat bij verdachte sprake is van ernstige en samengestelde psychiatrische problematiek in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type, autisme, afhankelijkheid van meerdere middelen en antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Mogelijk is er ook sprake van een posttraumatische stressstoornis. Verdachte leed ook aan deze stoornissen ten tijde van alle ten laste gelegde feiten. De kans op recidive en op toekomstige geweldsincidenten wordt ingeschat als hoog. De psycholoog adviseert een langdurig klinisch traject ter behandeling van de traumata en de verslavingsproblematiek. Deze behandeling dient plaats te vinden op een afdeling met een hoge zorgintensiteit en een hoog beveiligingsniveau met een individueel behandelaanbod voor mensen met autistische problematiek. Deze behandeling kan plaatsvinden zowel binnen het juridisch kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als binnen het kader van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De psycholoog heeft enige voorkeur voor een klinische behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, omdat veroordeelde zo enige autonomie zou hebben en dat zou een positief effect kunnen hebben op zijn bereidheid zich in te zetten voor verandering. Veroordeelde heeft zich echter tot nu toe nooit aan voorwaarden gehouden en het is twijfelachtig of hij dat kan. De psycholoog kan zich daarom ook voorstellen dat vanuit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij de voorkeur uitgaat naar de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De psychiater komt niet tot een volledige rapportage en advies omdat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. De psychiater doet in zijn rapportages geen uitspraak over het recidiverisico en de mate van toerekenbaarheid. Evenmin geeft hij advies inzake een behandeling of op te leggen maatregel.
De vraag die vervolgens opkomt is of terbeschikkingstelling opgelegd kan worden. De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de eisen voor het opleggen van een ter beschikkingstelling. In artikel 37a lid 3 Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald dat voor oplegging van terbeschikkingstelling is vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Door de weigerende houding van verdachte is er geen advies van de psychiater tot stand gekomen. De rechtbank merkt verdachte echter aan als weigerende observandus zoals bedoeld in artikel 37a lid 4 Sr. Hierdoor blijft het bepaalde in artikel 37a lid 3 Sr buiten toepassing en kan toch een terbeschikkingstelling met dwangverpleging worden opgelegd.
De psycholoog komt tot een duidelijke conclusie met betrekking tot de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Daarnaast heeft de rechtbank de beschikking over historische informatie over de persoon van verdachte. In 2018 is er blijkens het verslag van het trajectconsult d.d. 30 maart 2023 over verdachte zowel psychologisch en psychiatrisch gerapporteerd. In die rapporten wordt eveneens vastgesteld dat sprake is van autismespectrumproblematiek, schizofrenie en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, cocaïne en MDMA. Ook wordt er een verstandelijke beperking gediagnosticeerd. In het verslag van het trajectconsult wordt benoemd dat betrokkene kampt met langdurige psychische en verslavingsproblematiek. Uit verdachtes documentatie blijkt bovendien dat aan hem in 2017 een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is opgelegd. De bevindingen van de psycholoog staan dus niet op zichzelf. De rechtbank ziet in het voornoemde voldoende ondersteuning voor de vaststelling van de psycholoog dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van artikel 37a Sr en van een hoog recidivegevaar dat alleen door een klinische behandeling kan worden ingedamd.
Voorts is een van de door verdachte begane feiten te weten het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair bewezen verklaarde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Er wordt derhalve voldaan aan de eisen voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Artikel 37a Sr eist niet, zoals door de verdediging is bepleit, dat de bewezenverklaarde feiten het gevolg zijn van de bij verdachte vastgestelde stoornissen. Met andere woorden: de rechter hoeft bij het geven van een last tot terbeschikkingstelling niet vast te stellen dat er een causaal verband bestaat tussen die stoornissen en feiten. De genoemde bepaling eist niet meer dan een uit gelijktijdigheid bestaand verband. De rechtbank verwijst in dit verband naar de arresten van de Hoge Raad van 22 januari 2008 (LJN BC1311) en 19 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX9407).
De volgende vraag is of kan worden volstaan met een terbeschikkingstelling met voorwaarden of dat het noodzakelijk is om ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. Door de reclassering is een rapport uitgebracht op 11 januari 2024 om de mogelijkheden voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken. De rechtbank is, mede op grond van deze rapportage, van oordeel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de reclassering blijkens haar rapportage een traject in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet haalbaar acht. Diverse hulptrajecten die tot nu toe bij verdachte zijn ingezet, zijn mislukt. Tevens heeft de reclassering bij verschillende instellingen aanvragen voor een klinische behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden gedaan. Deze aanvragen zijn allemaal afgewezen, omdat deze instellingen een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet toereikend achten. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende waarborgen voor een succesvolle behandeling van verdachte, terwijl gebleken is dat er een hoog recidiverisico is als verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de veiligheid van anderen vereist dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.200,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor matiging van de vordering tot een bedrag van 1.000,-, nu de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair bewezen verklaarde. De grondslag voor de geleden immateriële schade is gelegen in de aantasting in de persoon op andere wijze zoals bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b BW. De afpersing vormde een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. De rechtbank stelt de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag ter hoogte van 1.500,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 maart 2022. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 63, 310, 311, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/060855-23, feit 5 en onder parketnummer 18/148051-23, feit 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4, het onder parketnummer 18/148051-23 feit 2 en het onder parketnummer 18/048004-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van parketnummer 18/060855-23 feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart
2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. R. Tesfai, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2024.
Mrs. van der Kuijl en Tesfai zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.