Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen
Varensa B.V., uit Oosterbeek, eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Daarnaast staat de Dienstenrichtlijn niet toe dat economische doelen, zoals het reguleren van concurrentieverhoudingen worden nagestreefd.
Eiseres stelt tot slot dat het college geen onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke leegstandseffecten van de vestiging van een sportwinkel op het perceel. Van leegstandsontwikkeling of gevolgen voor de leefbaarheid of vitaliteit is niet gebleken.
Een deugdelijke motivering, zoals vereist op grond van vaste rechtspraak (ECLI:NL:RVS:2020:616), dat er geen sprake is van strijd met artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn ontbreekt dan ook. Eiseres verzoekt daarom om de beperkende planregel onverbindend te verklaren.
De weigering om een omgevingsvergunning te verlenen is voorts niet in strijd met de Omgevingsvisie. Het beleid, gericht op versterking van het sportstadgebied, is niet bedoeld om detailhandel buiten het centrum onbeperkt mogelijk te maken. Het uitgangspunt is dat bij verdere ontwikkeling op het gebied van horeca en detailhandel geen sprake mag zijn van een ontwikkeling die concurrerend is met het aanbod in het centrum en daardoor zal leiden tot meer leegstand in het centrum.
Ten aanzien van de intentieovereenkomst die door eiseres aangehaald wordt, stelt het college zich op het standpunt dat er geen ander niet-ruimtelijk motief aan de weigering ten grondslag ligt en verwijst naar de uitspraak van de Afdeling, die in r.o. 6-6.2 tot hetzelfde oordeel kwam ten aanzien van het beroep van eiseres op een vaststellingsovereenkomst.
Voor het overige stelt het college zich op het standpunt dat, op grond van het in deze procedure geldende evidentiecriterium, met de memo van Ginder ruimschoots aan de motiveringseisen is voldaan.
Doel beleid
Coherente en systematische toepassing
Voor de intentieovereenkomst met Intersport, waarmee een megasportwinkel buiten het centrum mogelijk zou worden gemaakt, blijkt uit het bestreden besluit en de memo Ginder echter niet waarom een dergelijk initiatief wel toegestaan zou kunnen worden, terwijl het initiatief van eiseres geweigerd wordt. Daarmee heeft het college naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd dat wordt voldaan aan de evenredigheidsvoorwaarde van artikel 15, derde lid, sub c, van de Dienstenrichtlijn.