ECLI:NL:RBNNE:2024:4253

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
LEE 24 - 1716
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag om bijzondere bijstand voor bankkosten in verband met beschermingsbewind

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor bankkosten in verband met haar beschermingsbewind. Eiseres, die onder beschermingsbewind staat, had op 10 januari 2024 bijzondere bijstand aangevraagd voor de eenmalige en maandelijkse kosten van haar beheerrekening. Het college van burgemeester en wethouders van Emmen heeft in het primaire besluit van 26 januari 2024 de aanvraag gedeeltelijk afgewezen, waarbij alleen de eenmalige kosten van € 10,- per jaar zijn goedgekeurd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit in het bestreden besluit van 26 februari 2024. De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2024 behandeld, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank constateert dat het college in het bestreden besluit geen volledige heroverweging heeft gemaakt, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op bijzondere bijstand voor de maandelijkse bankkosten van de extra rekening die zij moet aanhouden in verband met haar beschermingsbewind. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit voor zover het de weigering van de maandelijkse bankkosten betreft. Eiseres krijgt recht op bijzondere bijstand ter vergoeding van deze kosten, die door de bank rechtstreeks aan haar in rekening worden gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiseres

wettelijk vertegenwoordiger: bewindvoerder Houkes Bewindvoering B.V.,
(gemachtigden: L.N. Bakker en E. Stoffers)
en

het college van burgemeester en wethouders van Emmen, het college

(gemachtigde: S. Roest).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres in het kader van de gedeeltelijke afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de bankkosten in verband met haar beschermingsbewind
1.1.
Het college heeft in het primaire besluit van 26 januari 2024 de aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten in verband met haar beschermingsbewind gedeeltelijk afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de gedeeltelijke afwijzing gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigde van het college.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van een nadere reactie van het college op hetgeen ter zitting is besproken.
1.6.
Het college heeft bij brief van 20 augustus 2024 gereageerd. Vervolgens heeft eiseres daarop bij brief van 26 augustus 2024 gereageerd.
1.7.
Partijen hebben niet te kennen gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, zodat de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontvangt aanvullende bijstand (naar de norm voor een alleenstaande ouder) op haar inkomen uit arbeid. Sinds 27 oktober 2021 staat zij onder beschermingsbewind. Op 10 januari 2024 heeft zij bijzondere bijstand aangevraagd in verband met haar beschermings-bewind voor bankkosten: de eenmalige kosten van de beheerrekening 2024 ad € 10,- per jaar en de maandelijkse kosten van de beheerrekening van € 3,25.
2.1.
In het primaire besluit heeft het college bijzondere bijstand aan eiseres verleend
voor de eenmalige bankkosten van de beheerrekening 2024 ad € 10,- per jaar. Geen bijzondere bijstand is verleend voor de maandelijkse bankkosten van de beheerrekening ad € 3,25, omdat deze kosten zijn inbegrepen in de maandelijkse beloning van de bewindvoerder.
2.2.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt, omdat zij het niet eens is met de afwijzing van haar aanvraag voor wat betreft de bankkosten voor de extra beheer-rekening (oftewel de zogeheten leefgeldrekening) ad € 1,75 per maand. Deze kosten worden door de bank rechtstreeks bij eiseres in rekening gebracht.
2.3.
In het bestreden besluit heeft het college - met een aanvullende motivering - het niet verlenen van bijzondere bijstand voor de maandelijkse bankkosten van de beheer-rekening ad € 3,25 gehandhaafd. Volgens het college vloeien deze bankkosten direct voort uit de beschermingsbewindpositie van eiseres. De kosten zijn dus bijzonder en vaststaat dat deze kosten niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan. De bewindvoerder mag echter (vanaf 1 januari 2022) per persoon één keer per jaar € 10,- in rekening brengen voor de extra bankkosten, ongeacht het aantal bankrekeningen. Meer bankkosten mag hij niet aan eiseres doorberekenen, zo stelt het college.
Beroepsgronden van eiseres
3. Eiseres stelt dat het bestreden besluit onjuist is. Zij heeft als gevolg van het beschermingsbewind extra bankkosten, omdat zij naast een normale betaalrekening ook een beheer- of leefgeldrekening moet aanhouden. Aanvankelijk heeft eiseres verzocht om de maandelijkse bankkosten van de beheerrekening voor de bewindvoerder ad € 3,25 vergoed te krijgen, maar ze begrijpt dat die kosten niet vergoed worden. Eiseres heeft in bezwaar verzocht om de maandelijkse extra kosten van de leefgeldrekening ad € 1,75 vergoed te krijgen. Deze bankkosten worden door de bank rechtstreeks bij eiseres in rekening gebracht. Er is dus sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan (zie ook de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 april 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2968, r.o. 4.3.4).
Verweer van het college
4. Het college stelt daartegen dat overeenkomstig de richtlijn van het Landelijk Kwaliteitsbureau CBM de bewindvoerder per persoon maximaal één keer per jaar een forfaitair bedrag van € 10,- in rekening mag brengen voor extra bankkosten. Kosten die boven dit bedrag uitstijgen mogen niet worden doorberekend. Dit gebeurt echter wel, zodat sprake is van doorbelasting. Eiseres is niet verplicht deze kosten te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

5. Ter zitting is door de rechtbank aan de orde gesteld dat in het bestreden besluit geen volledige heroverweging in bezwaar heeft plaatsgevonden, omdat daarin niet op alle door eiseres gevraagde vergoedingen is beslist. Het college stelt dat de aanvraag om bijzondere bijstand in de bezwaarfase is opgevat als een gewijzigde aanvraag. Het college heeft ter zitting erkend dat dit niet kenbaar uit het besluit is af te leiden. Het bestreden besluit is dus in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er heeft geen volledige heroverweging plaatsgevonden. Omdat uit het besluit ook niet blijkt dat het college is uitgegaan van een gewijzigde aanvraag is het ook in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Het is niet deugdelijk gemotiveerd.
5.1.
Op de gelegenheid om een gewijzigd besluit te nemen is het college niet ingegaan. Het college heeft laten weten het besluit te handhaven.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het bestreden besluit niet houdbaar vanwege een zorgvuldigheids- en een motiveringsgebrek. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal uit oogpunt van finale geschilbeslechting beoordelen of eiseres toch recht heeft op bijzondere bijstand voor bij haar door de bank rechtstreeks in rekening gebrachte maandelijkse kosten. De rechtbank zal er daarbij -in navolging van het college- vanuit gaan dat eiseres in die zin haar aanvraag om bijzondere bijstand heeft gewijzigd in die zin dat ze bijstand vraagt voor de kosten in verband met de extra bankrekening die ze moet aanhouden in verband met het bewind.
7. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. Tussen partijen is enkel nog in geschil de vraag of voor de bankkosten voor de extra beheerrekening (oftewel de zogeheten leefgeldrekening) ad € 1,75 per maand bijzondere bijstand kan worden verleend. Anders dan het college lijkt te menen gaat het hier, zo blijkt voldoende uit de door eiseres overgelegde informatie van de bank, om kosten die rechtstreeks bij eiseres in rekening gebracht worden door de bank. Het gaat dus niet, zoals het college meent, om door de bewindvoerder doorberekende kosten in verband met een door de bewindvoerder ten behoeve van eiseres aangehouden rekening. De rechtbank zal hierna beoordelen of recht op bijzondere bijstand bestaat.
8.1.
Bij de beoordeling van de vraag of recht op bijzondere bijstand bestaat zijn een aantal deelvragen van belang (artikel 35 van de Pw):
- doen de kosten zich voor?
- zijn de kosten in het geval van betrokkene noodzakelijk?
- vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?
Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
8.2.
De eerste drie vragen moeten in het geval van eiseres bevestigend beantwoord worden. De kosten doen zich voor. De kosten voor een reguliere bankrekening, zoals iedere burger die heeft, vallen onder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Maar dat is anders voor de kosten van een extra rekening die in verband met het bewind moet worden aangehouden, zoals hier aan de orde. Die kosten zijn noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, zoals het college terecht in het bestreden besluit ook schrijft.
8.3.
Het college heeft op zichzelf beslisruimte bij de toekenning van bijzondere bijstand. De rechtbank ziet niettemin ruimte om zelf te voorzien. Immers: het college heeft in het bestreden besluit zelf al gesteld “
staat niet ter discussie dat de kosten ook niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan”.Daarmee is ook de laatste vraag bevestigend beantwoord.
Slotsom
9. Het college heeft ten onrechte geen bijzondere bijstand aan eiseres verleend ter financiering van de bankkosten van de extra betaalrekening in verband met het bewind.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikelen 7:2, 7:11 en 7:12 van de Awb. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt.
10.1.
De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover dat ziet op de weigering om de maandelijkse bankkosten in verband met de beheerrekening te vergoeden. In plaats daarvan zal de rechtbank bepalen dat de bankkosten in verband met de extra rekening (€ 1,75 per maand) in aanmerking komen voor financiering door bijzondere bijstand.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.
10.3.
Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden, omdat er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Niet gebleken is van andere kosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit voor zover dit ziet op de maandelijkse bankkosten van
de beheerrekening en bepaalt dat eiseres recht heeft op bijzondere bijstand
ter vergoeding van deze bankkosten (€ 1,75 per maand, in totaal € 21,- per jaar).
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van
B. de Vogel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Participatiewet
Artikel 15, eerste lid
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag (…), de studietoeslag (…), het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm (…).
Beleidsregels Participatiewet gemeente Emmen 2024
Hoofdstuk 9: bijzondere bijstand. Beschermingsbewind, curatele en mentorschap
Vergoeding bijzondere bijstand: Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor onderbewindstelling indien de tarieven zijn goedgekeurd door de kantonrechter. Dit kan door dit te benoemen in de uitspraak van de onderbewindstelling/curatele/mentorschap of door een machtiging of goedkeuring.
Bijzonderheden: 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm wordt als draagkracht aangemerkt.
Burgerlijk Wetboek
Artikel 1:436, vierde lid
Tenzij de kantonrechter anders bepaalt, is de bewindvoerder verplicht zo spoedig mogelijk een rekening te openen bij een financiële onderneming (…) de bewindvoerder is voorts verplicht om uitsluitend voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt zoveel mogelijk van deze rekening gebruik te maken.
Artikel 1:447, eerste lid
De bewindvoerder heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld.
Artikel 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
1. De kantonrechter die de bewindvoerder (…) benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.
2. De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding (…) bedraagt (…)
5. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:
a. voor aanvangswerkzaamheden (…)