ECLI:NL:RBNNE:2024:4228

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
LEE 23/700
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schriftelijke besluitvorming inzake bestuursdwang en beoordeling van spoedeisende bestuursdwang

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om een besluit op schrift te stellen beoordeeld. Eiser had een vergunning voor een steiger op het trottoir, maar deze moest op 24 december 2021 worden verwijderd. Eiser heeft de steiger op tijd laten verwijderen, maar verzocht om schriftelijke vastlegging van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen om bestuursdwang toe te passen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van (super)spoedeisende bestuursdwang, omdat eiser zelf de steiger heeft verwijderd. De rechtbank stelt vast dat een mondelinge instructie om de overtreding op te heffen niet kan worden aangemerkt als een last onder bestuursdwang, die schriftelijk moet worden opgelegd volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om bij de civiele rechter een procedure te starten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/700

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. P.M.J. de Goede),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, het college
(gemachtigden: I. Simonides en I. Beemsterboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om een besluit op schrift te stellen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 december 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Het college heeft op 12 november 2021 aan eiser een vergunning verleend voor een steiger op het trottoir ter hoogte van het pand [adres] voor de periode 8 november 2021 tot en met 3 december 2021.
2.1.
Toezichthouders van het college hebben op dinsdag 22 december 2021, naar aanleiding van een melding, geconstateerd dat de steiger nog aanwezig was op het trottoir. De toezichthouders hebben eiser vervolgens telefonisch meegedeeld dat eiser de steiger uiterlijk op 24 december 2021 moest verwijderen.
2.2.
Op 24 december 2021 hebben toezichthouders van het college geconstateerd dat de steiger nog steeds op het trottoir aanwezig was. Zij hebben eiser toen telefonisch meegedeeld dat de steiger vóór 15:00 uur diezelfde dag verwijderd moest worden en dat, als eiser dat niet zou doen, het college de steiger zou verwijderen en de daaraan verbonden kosten op eiser zou verhalen. Eiser heeft de steiger vóór 15.00 uur laten verwijderen.
2.3.
Eiser heeft op 19 januari 2022 verzocht om de opschriftstelling en bekendmaking van het op 24 december 2021 genomen besluit van het college tot toepassing van bestuursdwang.
2.4.
Het college heeft eiser op 2 februari 2022 meegedeeld geen besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang te hebben genomen en heeft geweigerd om dat alsnog te doen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.5.
Met het bestreden besluit van 20 december 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek van eiser om een besluit op schrift te stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college ((super)spoedeisende) bestuursdwang toegepast?
5. Eiser voert primair aan dat het college op 24 december 2021 (super)spoedeisende bestuursdwang volgens artikel 5:31, eerste lid en/of tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft toegepast door eiser mondeling te gelasten de steiger te verwijderen en verwijderd te houden vóór 15.00 uur diezelfde dag. Dat het besluit tot toepassing van bestuursdwang al was genomen, volgt uit het feit dat het steigerbedrijf van het college op locatie klaarstond om de steiger af te bouwen en dus was aangevangen met de feitelijke handelingen ten behoeve van de toepassing van (super)spoedeisende bestuursdwang. Als het college heeft beoogd tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang zonder voorafgaande last als bedoeld in het eerste lid van artikel 5:31 van de Awb, dan kleeft aan het besluit het gebrek dat het niet schriftelijk is genomen. Als het college heeft beoogd tot toepassing van superspoedeisende bestuursdwang volgens artikel 5:31, tweede lid, van de Awb omdat een schriftelijk besluit niet kon worden afgewacht, dan had het college zo spoedig mogelijk na de toepassing van bestuursdwang zonder voorafgaand besluit alsnog een besluit als bedoeld in artikel 5:31, eerste lid, van de Awb moeten bekendmaken. Eiser voert subsidiair aan dat het college een reguliere last onder bestuursdwang volgens artikel 5:21 van de Awb heeft toegepast. De toezichthouder heeft eiser immers te kennen gegeven welke herstelmaatregelen hij diende te verrichten (het verwijderen van de steiger) en binnen welke termijn hij dat diende te doen (vóór 15:00 uur van diezelfde dag). Daarmee voldeden de uitlatingen van de toezichthouders op 24 december 2021 aan de eisen voor een last onder bestuursdwang. Omdat de steigerbouwer klaarstond, moet de toezichthouder contact hebben gehad met het college, die het besluit tot toepassing van bestuursdwang op dat moment al genomen moest hebben. Door te weigeren een besluit op schrift te stellen, ontneemt het college eiser een rechtsgang bij de bestuursrechter.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat op 24 december 2022 geen besluit tot toepassing van bestuursdwang is genomen en dat hij daarom geen besluit op schrift kan stellen. Omdat eiser de steiger zelf heeft laten afbouwen, kan er al geen sprake zijn van (super)spoedeisende bestuursdwang. Als eiser de steiger niet zelf had laten verwijderen, was het college pas overgegaan tot spoedeisende bestuursdwang. Op 24 december 2021 is aan eiser alleen de kans geboden om de steiger zelf te verwijderen. Het college geeft aan dat de steigerbouwer aanwezig was op locatie ter voorbereiding op een eventueel besluit tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang. Ten aanzien van eiser zijn stelling dat hem een rechtsgang bij de bestuursrechter wordt ontnomen, wijst het college erop dat eiser bij de civiele rechter een procedure kan starten.
5.2.
De rechtbank overweegt dat volgens de wet drie vormen van bestuursdwang worden onderscheiden: normale, spoedeisende en zeer spoedeisende (superspoedeisende) bestuursdwang. Bij de eerstgenoemde vorm wordt aan de overtreder de kans geboden om de overtreding zelf ongedaan te maken, om zo te voorkomen dat het bevoegd gezag dit op kosten van de overtreder laat doen. Bij de andere twee vormen krijgt de overtreder die kans niet en laat het bevoegd gezag de overtreding ongedaan maken op kosten van de overtreder. Ten aanzien van eiser zijn stelling dat sprake is van (super)spoedeisende bestuursdwang, oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van toepassing van spoedeisende of superspoedeisende bestuursdwang. Eiser heeft de steiger immers zelf op tijd laten verwijderen en het college is daarom juist
nietzelf overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dat de steigerbouwer – op verzoek van de toezichthouder - al ter plaatse aanwezig was, maakt niet dat al met bestuursdwang een aanvang is gemaakt; er is immers niet in opdracht van het college (of de toezichthouder) gestart met het afbreken van de steiger.
5.3.
Ten aanzien van de stelling dat sprake is van een mondeling gegeven reguliere last onder dwangsom overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat het college op 24 december 2021 geen last onder bestuursdwang heeft opgelegd. Een last onder bestuursdwang kan alleen bij besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb – en daarom alleen schriftelijk – worden opgelegd. Een mondeling geboden kans om de overtreding op te heffen, kan daarom niet worden aangemerkt als een last onder bestuursdwang. [1] De mededeling die aan eiser is gedaan op 24 december 2021, is geen besluit. Het college heeft daarom terecht het verzoek van eiser om opschriftstelling van de mededeling van 24 december 2021 afgewezen. De rechtbank overweegt dat het college terecht heeft gesteld dat voor eiser een rechtsgang bij de civiele rechter openstaat.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b.de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:24
1. De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
3. De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
Artikel 5:31
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3550.