ECLI:NL:RBNNE:2024:4139

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
LEE 24/3354
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor een hippisch centrum in Roden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een hippisch centrum aan de Esweg 14-C te Roden. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld heeft deze vergunning verleend op 11 juni 2024. Eisers, die op meer dan een kilometer afstand van de nieuwe manege wonen, stellen dat de vestiging van de manege hun woon- en leefomgeving aantast. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat eisers geen direct zicht hebben op de nieuwe locatie en er geen significante verkeersverhoging te verwachten is. De rechtbank wijst op het relativiteitsvereiste, dat inhoudt dat er een verband moet zijn tussen de beroepsgrond en het belang van eisers. Aangezien eisers geen directe gevolgen ondervinden van de vergunning, zijn zij niet ontvankelijk in hun beroep. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen en dat de belangen van eisers niet in het geding zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3354

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] ,

[eiseres], uit [woonplaats] , eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld, het college.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Hippisch Centrum Noordenveld uit Roden (vergunninghoudster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een hippisch centrum aan de Esweg 14-C te Roden.
1.1.
Het college heeft deze vergunning aan vergunninghoudster verleend met het bestreden besluit van 11 juni 2024.
1.2.
Eisers hebben tevens verzocht om een voorlopige voorziening, welk verzoek is geregistreerd onder nummer LEE 24/3353.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Op verzoek van de rechtbank hebben eisers een aanvullende reactie gegeven over het (persoonlijk) belang dat eisers hebben bij de beoordeling van het beroep.
1.5.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep kennelijk ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
4.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 1 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
5.1.
Vergunninghoudster heeft op 1 december 2023 een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een hippisch centrum aan de Esweg 14-C te Roden. Vergunninghoudster wil met deze vergunning de oude manege aan de Hullenweg 19 verplaatsen naar de Esweg 14-C te Roden (hierna: het perceel).
5.2.
Het perceel is gelegen op de kruising van de Esweg en de Hullenweg.
5.3.
Eisers wonen aan de [adres] , een zijstraat van de Hullenweg, ingericht als woonerf.
5.4.
Op 27 maart 2024 heeft het college een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegd. Eisers hebben een zienswijze gegeven op de ontwerp-omgevingsvergunning en op de (tevens ter inzage gelegde) verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad. Deze zienswijze is voor het college en gemeenteraad geen aanleiding geweest om de ontwerp-omgevingsvergunning of verklaring van geen bedenkingen aan te passen of niet vast te stellen.
Ontvankelijkheid
6. In het verweerschrift stelt het college zich op het standpunt dat eisers geen belanghebbende zijn bij het bestreden besluit, nu zij geen gevolgen ondervinden van enige betekenis. Het college onderbouwt dit standpunt door te wijzen op de afstand tussen de woningen van eisers en het perceel van 1.250 meter respectievelijk 1.410 meter. Eisers hebben geen direct zicht op de nieuwe locatie vanwege de afstand, de tussenliggende omgeving van houtwallen, de aanwezige bebouwing op het terrein van de [adres] en de hoogte van hun eigen woningen (type bungalow). Ook anderszins ervaren zij geen gevolgen van enige betekenis.
6.1.
De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit is voorbereid volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. De ontwerp-omgevingsvergunning heeft vanaf 28 maart 2024 ter inzage gelegen, waarbij een ieder de mogelijkheid had om een zienswijze in te dienen. Eisers hebben van deze mogelijkheid gebruikgemaakt. Op grond van vaste jurisprudentie [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn eisers in dat geval ook belanghebbende in de beroepsprocedure tegen het besluit. Eisers zijn daarom ontvankelijk in hun beroep.
Omvang geding
7. In deze procedure beoordeelt de rechtbank of het college de aangevraagde omgevingsvergunning voor het realiseren van het hippisch centrum heeft kunnen verlenen. De omstandigheden die voorafgegaan zijn aan deze aanvraag en de keuzes die door vergunninghoudster, het college en de gemeenteraad zijn gemaakt die uiteindelijk tot de aanvraag in deze vorm hebben geleid kan de rechtbank niet meenemen in deze beoordeling, nu enkel het bestreden besluit ter beoordeling voorligt. Dit betekent dat vragen over de onteigening, de taxatiewaarde of de exploitatiebegroting, maar ook over het oorspronkelijke plan voor het hippisch centrum (grote evenementen, verhuur aan derden, etc.) in deze procedure niet aan de orde komen. Ook andere activiteiten, nodig voor het realiseren van de manege, zoals bijvoorbeeld eventuele kap van bomen, vallen buiten deze procedure. Als voor deze activiteiten een vergunning verleend wordt, kunnen eisers ook tegen de verlening van die vergunningen een rechtsmiddel aanwenden.
Vormfouten procedure
8. Eisers stellen dat in de procedure tot vergunningverlening vormfouten zijn gemaakt. Zo is niet altijd op alle correspondentie van eisers gereageerd, ook niet als dit toegezegd was en is geen rekening gehouden met het feit dat eisers niet altijd direct hun e-mailberichten konden lezen.
8.1.
De rechtbank overweegt dat de vormfouten, waar eisers zich op beroepen, niet terug te voeren zijn tot formele vereisten waaraan het bestuursorgaan zich – wettelijk – dient te houden. De rechtbank begrijpt uit het relaas van eisers dat de communicatie tussen de gemeente en eisers niet altijd even soepel verlopen is. Hieruit volgt echter niet, en eisers hebben dat ook niet gesteld, dat zij geschaad zijn in hun belangen en zich bijvoorbeeld onvoldoende uit hebben kunnen spreken over de ontwerp-omgevingsvergunning. Eisers hebben ook hun zienswijze op het ontwerp-besluit kunnen geven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers niet benadeeld zijn door de (gebrekkige) communicatie met de gemeente.
Verkeersdruk
9. Eisers stellen dat door de realisatie van het hippisch centrum extra verkeersbewegingen zullen ontstaan op de Hullenweg. De Hullenweg is nu al een gevaarlijke weg met veel landbouwverkeer en deze kan daarom de extra verkeersbewegingen niet aan.
9.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het verrichte verkeersonderzoek aantoont dat er geen extra verkeersbewegingen op de Hullenweg zijn te verwachten van de verplaatsing van de manege. De woningen van eisers liggen bovendien niet direct aan de Hullenweg, maar aan een zijstraat – [adres] . [adres] is ingericht als een soort woonerf zonder doorgaand verkeer. Ook hebben eisers vanuit hun woning geen zicht op de Hullenweg.
9.2.
De rechtbank overweegt dat de oude manege gevestigd was aan de Hullenweg 19, op ongeveer 300 meter afstand van de woningen van eisers. De nieuwe manege is gevestigd op een kruising van de Esweg en de Hullenweg, op een afstand van meer dan een kilometer van eisers’ woningen. Uit het verkeersonderzoek bij de aanvraag blijkt dat er geen extra verkeersbewegingen zijn te verwachten van de verplaatsing van de manege. Eisers hebben de conclusies van dit onderzoek niet (onderbouwd) weerlegd. De rechtbank ziet daarom niet in hoe de verplaatsing van de manege leidt tot een aantasting van de woonomgeving van eisers vanwege verkeerstoename. Het betoog van eisers slaagt niet.
Landschappelijke inpassing
10. Eisers stellen dat het initiatief qua schaal niet in het landschap past. De nieuwe manege wordt fors groter dan het huidige complex en zal grandeur hebben van het hoogste niveau, getuige het krantenbericht hierover van 15 maart 2023. Door het gebruik van geprefrabiceerde delen ontstaat een groot complex met een industriële uitstraling.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers op ruim een kilometer van de nieuwe manege wonen. Het standpunt van het college dat eisers geen direct zicht hebben op de manege vanwege de afstand en begroeiing tussen de woningen en het perceel, is door eisers niet weerlegd.
10.2.
Op grond van het relativiteitsvereiste, vervat in artikel 8:69a van de Awb, moet een verband bestaan tussen de beroepsgrond en het belang waarin eisers door het bestreden besluit dreigen te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in beroep komt.
Het vereiste dat de manege goed in het landschap ingepast moet kunnen worden komt voort uit de norm van een goede ruimtelijke ordening. Eisers kunnen opkomen tegen een besluit waarvoor de norm van een goede ruimtelijke ordening geldt met het oog op hun belang om gevrijwaard te blijven van aantasting van hun woon- en leefomgeving. De bescherming van deze norm reikt in deze situatie echter niet zo ver dat ook de belangen van eisers die op ruim een kilometer afstand wonen en geen zicht hebben op de locatie hierdoor worden beschermd. Deze beroepsgrond van eisers kan daarom niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953.