ECLI:NL:RBNNE:2024:4060

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
18-298079-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugstransport met methamfetamine en amfetamine-olie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een drugstransport. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 2 kilogram methamfetamine (ice) en het voorbereiden van de verkoop van 40 liter amfetamine-olie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij de handel in verdovende middelen, wat schadelijk is voor de volksgezondheid en een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de maatschappij. De rechtbank heeft ook de rechtmatigheid van de verkregen bewijsmaterialen beoordeeld, waaronder gegevens van cryptocommunicatie via Encrochat en Sky-ECC, en heeft geoordeeld dat deze rechtmatig zijn verkregen. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van het tweede ten laste gelegde feit, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en de verdachte veroordeeld voor het eerste feit.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/298079-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 oktober 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Wijk, advocaat te Eindhoven, en
mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink en mr. G.A. Veenstra.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 24 september 2024. Verdachte en zijn raadsman zijn toen niet verschenen. Het openbaar ministerie is toen ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex. artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in de periode van 13 mei 2020 tot en met 1 juni 2020 te Leeuwarden en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 2 kilogram ice (metamfetamine), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij (op een of meer tijdstippen) in de periode van 14 augustus 2020 tot en met 23 september 2020 te Leeuwarden en/of Eindhoven, althans in Nederland en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen, en/of het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid (van ongeveer 40 liter) A-olie, althans amfetamine-olie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1), en/of
zichzelf en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen (sub 2),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk daartoe (kort samengevat en zakelijk weergegeven) (onder meer) via SKY-ECC berichten,
-contact onderhouden met medeverdachte(n) [medeverdachte] en/of bering en/of een of meerdere (onbekend gebleven) personen, onder meer over het verkrijgen van een hoeveelheid A-olie (40 liter), en/of
-informatie uitgewisseld over de voorraad en/of de prijs en/of het gewicht en/of de ph -waarde van voornoemde A-olie, en/of
-een of meermalen contact onderhouden over de potentiële koper (met SKY-account [nummer] ), en/of zijn aankomst en/of het ophalen van deze koper, en/of
-(anderszins) informatie heeft verschaft en/of getracht te verkrijgen naar de mogelijkheid van handel in en/of transport van voornoemde A-olie naar Duitsland.

2.Beoordeling van het bewijs

Inleidende opmerkingen
Vanuit het strafrechtelijk onderzoek 26Lemont is een dataset verstrekt aan het onderzoeksteam Shifter. De dataset bestond uit Encrochat-berichten van de gebruikers [naam] en [naam] en de verschillende tegengebruikers over de periode van 1 april 2020 tot en met 12 juni 2020. Het onderzoek naar deze dataset en vervolgens ook datasets van Sky-ECC-berichten heeft geleid tot zes zaakdossiers, waaruit onder meer verdachte [verdachte] en medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] naar voren kwamen.
De zaken tegen de verdachten in het onderzoek Shifter zijn op 2 februari 2022,
15 april 2022 en 24 oktober 2022 ter terechtzitting behandeld. Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 april 2022 heeft de rechtbank op 29 april 2022 een beslissing op de door de verdediging ingebrachte onderzoekswensen genomen. Het onderzoek ter terechtzitting is op 24 oktober 2022 voor onbepaalde tijd geschorst in verband
met het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De rechtbank heeft deze prejudiciële vragen bij beslissing van 19 december 2022 geformuleerd. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 juli 2023 antwoord gegeven op de prejudiciële vragen. De rechtbank heeft de verdediging en het openbaar ministerie de gelegenheid gegeven om nadere onderzoekswensen in te dienen. De verdediging heeft hier geen gebruik van gemaakt. De rechtbank heeft op 21 december 2023 een beslissing genomen op de nadere onderzoekswensen van de raadslieden van de medeverdachten.
2.1.
De rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van de cryptodata
Standpunt van de verdediging
mr. R.B.M. Poppelaars heeft aangevoerd dat zowel de interceptie als de verwerking van de cryptodata (zowel Encrochat als Sky-ECC) op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden, en dat deze data daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de interceptie niet binnen het JIT heeft plaatsgevonden. De rechter-commissaris heeft in onderzoek 26Lemont een machtiging afgegeven op grond van artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Er werden voorwaarden gesteld voor deze toestemming.
In dit kader wijst de raadsman op artikel 31 van Richtlijn 2014/41/EU, betreffende het Europees Onderzoeksbevel (hierna: EOB) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) van 30 april 2024.1 Gelet op artikel 31 van de EOB-richtlijn had door Frankrijk een kennisgeving van de interceptie van de voornoemde cryptodata naar Nederland moeten worden verstuurd (dit wordt ook wel de notificatieplicht genoemd). Uit voornoemd arrest van het HvJ EU blijkt dat de Hoge Raad in de prejudiciële beslissing van 13 juni 20232 ten onrechte heeft overwogen dat de EOB-richtlijn beperkt is tot de inzet van bevoegdheden als genoemd in de artikelen 126m en 126t Sv. Ook is ten onrechte overwogen dat het bepaalde in artikel 31 van de EOB-richtlijn niet is geschreven ter bescherming van specifieke belangen van de af te tappen of afgetapte persoon, maar verband houdt met de soevereiniteit van de betrokken landen. Dit artikel beoogt wel degelijk de bescherming van de rechten van de betrokken personen. Dit maakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel geen rol speelt, aldus de raadsman.
De raadsman heeft vervolgens aangevoerd dat met de interceptie van de cryptodata een inbreuk wordt gemaakt op de artikelen 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van grondrechten van de EU (hierna: het Handvest). Hij heeft de kaders met betrekking tot het toepassen van Unierecht door nationale rechters geschetst, en concludeert dat, wanneer de beginselen van het Unierecht niet in acht worden genomen, er sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). Door de schending van de notificatieplicht is het Unierecht niet in acht genomen. De raadsman heeft betoogd dat daarom zowel
de interceptie als de verwerking van de data inbreuken zijn op rechten van de verdachte, zoals bepaald in 8 van het EVRM en de artikel 7, en 52 van het Handvest. Dit is uitsluitend geoorloofd in afgebakende situaties, wanneer daar een adequate wettelijke grondslag voor is en er noodzaak toe is.
In de onderhavige zaak ontbrak echter een deugdelijke wettelijke grondslag voor deze inbreuken op de rechten van verdachte. Wanneer er wel een grondslag zou zijn geweest, is er door het ontbreken van kennisgevingen geen toetsing geweest van de belangen van Frankrijk aan Nederlandse wettelijke bepalingen, waardoor de machtigingen van de rechter-commissaris niet voldoen, aldus de raadsman.
Met betrekking tot de verwerking van de verkregen data heeft de raadsman aangevoerd dat de Nederlandse wetgeving en jurisprudentie met betrekking tot deze materie niet overeenkomen met de kaders in de Europese jurisprudentie. Ten aanzien van Encrochat en Sky-ECC voldoen de machtigingen van de rechter-commissaris niet. De onrechtmatigheid van de interceptie van de gegevens leidt automatisch tot onrechtmatigheid van de verwerking ervan. Dit maakt dat met de interceptie en de verwerking van de data is gehandeld in strijd met artikel 6 lid 1 EVRM, waardoor de data van het bewijs uitgesloten moet worden. Als geoordeeld wordt dat sprake is van schending van enkel artikel 8 EVRM, dan dient eveneens bewijsuitsluiting plaats te vinden, aldus de raadsman. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat dit vormverzuim moet leiden tot strafvermindering.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft betoogd dat de rechtmatigheidsverweren van de verdediging verworpen dienen te worden, omdat alleen de Franse verkrijging van de Encrochat-data valt onder de definitie van het HvJ EU van telecommunicatie, als bedoeld in artikel 31 van de EOB-richtlijn. De verkrijging van cryptocommunicatiedata van andere aanbieders vallen hier niet onder. De Nederlandse situatie is echter anders dan de Duitse situatie die heeft geleid tot het arrest van het HvJ EU, omdat de Nederlandse autoriteiten in tegenstelling tot de Duitse autoriteiten een Joint Investigation Team (hierna: JIT)-overeenkomst met Frankrijk hadden gesloten. Artikel 31 van de EOB-richtlijn is daarom niet van toepassing op de Encrochat-data die in Nederland worden gebruikt. Dit maakt dat er geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, aldus de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank3
De raadsman heeft aangevoerd dat de in artikel 31 van de EOB-richtlijn vervatte notificatieplicht is geschonden, en dat dit, gelet op het door hem aangehaalde arrest van het HvJ EU, zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. De raadsman heeft hiertoe per e-mail een aantal stukken aan de rechtbank doen toekomen en verzocht deze stukken aan de processtukken toe te voegen. Hoewel de officier van justitie zich hiertegen heeft verzet, zal de rechtbank de stukken aan de processtukken toevoegen.
De rechtbank stelt voorop dat het bewijsmateriaal (dat wil zeggen: de cryptodata) in de Nederlandse Encrochat-zaken op een andere manier is verkregen dan in de Duitse zaak.
In de Duitse zaak heeft het Parket-Generaal Frankfurt de Franse autoriteiten door middel van een eerste EOB verzocht om toestemming voor het onbeperkte gebruik van de gegevens van de Encrochat- dienst in strafprocedures. Het Landgericht (rechter in eerste aanleg) te Berlijn heeft het HvJ EU verzocht om een prejudiciële beslissing. Het HvJ EU heeft daarop in die strafzaak het door de raadsman aangehaalde arrest gewezen.
Uit het arrest van het HvJ EU (antwoord 3) volgt onder meer dat de Encrochat-data afkomstig uit het Franse onderzoek vallen onder de werking van de EOB-richtlijn. Artikel 31 van deze richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat een op de infiltratie van eindapparatuur betrekking hebbende maatregel voor de vergaring van verkeers-, locatie en communicatiegegevens van een internet-gebaseerde communicatiedienst ter kennis moet worden gebracht van de autoriteit die daartoe is aangewezen door de lidstaat op het grondgebied waarvan de persoon op wie de interceptie betrekking heeft, zich bevindt. Omdat de SkyECC-data in dezelfde categorie gegevens vallen en deze gegevens eveneens vanuit Frankrijk zijn gedeeld, geldt deze notificatieplicht naar het oordeel van de rechtbank in beginsel evenzeer voor de SkyECC-data.
Encrochat
Uit het proces-verbaal LERDB20001-6 van onderzoek 26Lemont d.d. 13 maart 20204 en de daarbij behorende bijlagen volgt dat er op 10 februari 2020 onder gezag van de zogenoemde Lap-officieren van justitie een opsporingsonderzoek is gestart onder de naam 26Lemont. In dit proces-verbaal staat ook vermeld dat in 26Lemont middels een (nog te sluiten) JIT-overeenkomst samengewerkt wordt met de Franse autoriteiten. Er werd in dit proces-verbaal van de Rotterdamse rechter-commissaris gevorderd dat een machtiging zou word verleend en te bevelen dat de geautomatiseerde werken door de Franse politie wordt binnengedrongen. De Franse politie zou gebruikmaken van een gelijksoortige bevoegdheid aan de bevoegdheid van artikel 126uba Sv.
Op 16 maart 2020 hebben de officieren van justitie een aanvraag op grond van 126uba Sv met begeleidend schrijven verzonden aan de rechter-commissaris. Op 27 maart 2020 heeft de rechter- commissaris te Rotterdam een machtiging verstrekt aan de officier van justitie. Op 1 april 2020 is door de Franse politie gestart met de uitvoering van het door de Franse onderzoeksrechter gegeven bevel. Op basis van de stukken in dit dossier staat vast dat er op enig moment een Joint Investigation Team (hierna: JIT)-overeenkomst tussen Nederland en Frankrijk tot stand is gekomen.
Anders dan in het arrest van het HvJ EU waarin informatie werd gedeeld via een EOB is in deze zaak aldus sprake van een samenwerking tussen Nederland en Frankrijk op basis van een JIT- overeenkomst, als bedoeld in het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams. Daarbinnen gelden andere regels dan tussen landen die op basis van een EOB samenwerken. Maar ook dan kan worden aangenomen dat het in artikel 7 van het Handvest neergelegde recht op eerbiediging van het privéleven en de communicatie van het doelwit van de interceptie in acht wordt genomen.
Gelet op de JIT-overeenkomst tussen Nederland en Frankrijk ter zake Encrochat mag ervan worden uitgegaan dat Nederland was geïnformeerd over de interceptie van gegevens van gebruikers op Nederlands grondgebied. De primaire doelstelling van deze samenwerkingen was nu juist het delen van informatie, inlichtingen, technische gegevens en bewijzen die worden verzameld in het kader van de onderzoeken door elke lidstaat die partij bij de overeenkomst is. Dat de Nederlandse autoriteit ook steeds daadwerkelijk tevoren over de (voorgenomen) interceptie vanaf 1 april 2020 is geïnformeerd, wordt bevestigd door de daarover gegeven beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2020.
Op basis van artikel 3 van de EOB-richtlijn omvat een EOB alle onderzoeksmaatregelen, met uitzondering van het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de bewijsgaring in het kader van een dergelijk onderzoeksteam. Nu van dat laatste al in aanloop naar de interceptie sprake was, valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien dat sprake zou zijn van een situatie waarin een EOB vereist was. Het dossier bevat bovendien geen enkele aanwijzing dat Frankrijk de Encrochat- gegevens buiten de JIT-overeenkomst om met Nederland zou hebben gedeeld. Dat maakt dat de EOB- richtlijn naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing is op de verkrijging van de Encrochat- data.
Sky-ECC
In de brief van 30 april 2021 van het Landelijk Parket in onderzoek Argus5 staat dat de met vervolging belaste autoriteiten in Frankrijk, België en Nederland per 13 december 2019 een JIT hebben opgericht. Het doel van het JIT was vanaf dat moment het gezamenlijk onderzoeken van de verdenkingen tegen Sky-ECC, haar bestuurders en werknemers, alsmede onderzoek naar de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van Sky-ECC voor het plegen en/of voorbereiden van hun strafbare feiten. Vanuit het Nederlandse OM is het onderzoek Werl in het JIT ingebracht. Vanuit het Franse onderzoek zijn alle gegevens die zijn verkregen door de inzet van de interceptietool door Frankrijk gedeeld binnen het JIT. Vanaf 15 februari 2021 is binnen het JIT gestart met het actueel meelezen van een gedeelte van het berichtenverkeer tussen gebruikers van Sky-ECC.
De rechtbank constateert dat de verkrijging van deze data onder de JIT-overeenkomst van 13 december 2019 vallen. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de EOB-richtlijn ook ten aanzien van de Sky-ECC-data, geen toepassing heeft.
Verkrijging van bewijsmateriaal afkomstig van Encrochat- en SkyECC-toestellen
Nu naar het oordeel van de rechtbank de EOB-richtlijn niet van toepassing is op de Nederlandse situatie, hoefde geen kennisgeving op basis van die richtlijn te worden verzonden.
Dit maakt, anders dan de verdediging heeft betoogd, dat hetgeen de Hoge Raad eerder over de rechtmatigheid van de verkrijging van data van EncroChat en Sky-ECC heeft overwogen nog steeds onverkort van toepassing is. Het vertrouwensbeginsel, dat overigens ook uitdrukkelijk wordt onderkend in het arrest van het HvJ EU, is nog steeds aan de orde. Het bewijsmateriaal afkomstig uit de toestellen is verkregen onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten en van opsporing onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten is geen sprake geweest. Nu Frankrijk partij is bij het EVRM, volgt hieruit dat het door de Hoge Raad onder 6.5 en 6.6 gegeven kader in dezen van toepassing is.
Dit kader houdt in -voor zover hier relevant- dat het niet aan de Nederlandse strafrechter is om de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek in het buitenland te toetsen. In het bijzonder is het niet aan de Nederlandse strafrechter om te toetsen aan artikel 8 EVRM, dat het recht op privacy garandeert. Het uitgangspunt van rechtmatigheid van de verkrijging van het bewijsmateriaal lijdt alleen uitzondering als in de betreffende staat, in dit geval Frankrijk, onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de geldende rechtsregels is gebeurd. Dat daarvan sprake is, is niet door de verdediging aangevoerd en ook overigens niet gebleken.
De rechtbank verwerpt daarom de verweren voor zover zij zien op de rechtmatigheid van de verkrijging van bewijsmateriaal afkomstig van de Encrochat en Sky-ECC-toestellen. Van een schending van Unierecht, en als gevolg daarvan een schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Verwerking bewijsmateriaal afkomstig van de toestellen
Het verwerken van de Encrochat-gegevens valt onder de werkingssfeer van Richtlijn (EU) 2016/680 (in Nederland onder andere geïmplementeerd in de Wet politiegegevens). De Nederlandse wet biedt geen expliciete grondslag voor de verwerking van gegevens, die, zoals in deze zaak, zijn verkregen in het kader van een buitenlands opsporingsonderzoek. Ook artikel 126uba Sv biedt die grondslag in strikte zin niet. Het ontbreken van een wettelijke grondslag staat er echter niet aan in de weg dat het Openbaar Ministerie een machtiging vordert van de rechter-commissaris voor het gebruik van dergelijke gegevens in een strafrechtelijk onderzoek en dat die rechter-commissaris op die vordering beslist buiten situaties waarin de wet dit eist.
Het Nederlandse Wetboek van Strafvordering kent in artikel 126uba een bevoegdheid die vergelijkbaar is met de inzet van de interceptietool door Frankrijk. Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft, alvorens de van Frankrijk ontvangen Encrochat-gegevens met Nederlandse opsporingsinstanties te delen, aan de Nederlandse rechter-commissaris een gecombineerde 126uba/126t machtiging gevraagd. De rechter-commissaris heeft op 27 maart 2020 een machtiging voor de verwerking van bewijsmateriaal afkomstig van Encrochat-toestellen afgegeven. In deze machtigingen zijn kaders gesteld voor en zijn voorwaarden verbonden aan de (verdere) verwerking van dit bewijsmateriaal. De voorwaarden dienden ertoe de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zo zorgvuldig mogelijk toe te passen en onnodige privacyschending ten aanzien van wie dan ook te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen de Hoge Raad in zijn prejudiciële beslissing heeft overwogen, de machtigingen van de rechter-commissaris juridisch onverplicht zijn gevorderd en verleend. Het Nederlands strafvorderlijk stelsel biedt die ruimte, aldus de Hoge Raad, en zon machtiging kan dienstig zijn om bijvoorbeeld belangen van derden en het verschoningsrecht te waarborgen. Ook als onverplicht een machtiging is gevorderd en verleend, zijn de Nederlandse
autoriteiten aan de daarin gestelde voorwaarden gebonden.
Door de verdediging is niet aangevoerd dat in strijd met de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden is gehandeld en de rechtbank ziet ook geen aanwijzingen daarvoor.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bewijsmateriaal afkomstig van de toestellen op rechtmatige wijze is verwerkt. De rechtbank verwerpt derhalve de verweren voor zover zij zien op de rechtmatigheid van de verwerking van bewijsmateriaal afkomstig van die toestellen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat alle verweren van de verdediging die zijn gevoerd in verband met de rechtmatigheid van het gebruik van bewijsmateriaal afkomstig uit communicatie via cryptotelefoons, falen. Er is derhalve geen aanleiding om die van het bewijs uit te sluiten. Ook is er geen reden om over te gaan tot strafvermindering.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman in al hun onderdelen.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat door de verdediging in de betrouwbaarheid van het verkregen bewijsmateriaal niet is bestreden. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat het onderzoek in Frankrijk zo is uitgevoerd dat de resultaten betrouwbaar zijn.
2.2.
Bewijsbaarheid van het ten laste gelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte gevorderd ter zake van beide ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat uit de gegevens van het Sky- ECC-account [naam] blijkt dat de nicknames verwijzen naar verdachte. Daarnaast is de meest gebruikte telefoonmast een mast waar de woning van verdachte onder valt. Dit maakt dat de berichten die door de gebruiker van dit account aan verdachte kan worden toegeschreven. Uit het berichtenverkeer blijkt dat wordt gevraagd naar A-olie. Verdachte [verdachte] meldt dat A-olie beschikbaar is vanaf 30 liter, en dat de pH-waarde 12,2 is. Verdachte blijft aan de andere Sky-ECC- gebruikers vragen of zij de 40 liter nog willen hebben. Dit maakt dat het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het vervoeren of verkopen van A-olie kan worden bewezen, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
mr. J. van Wijk heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In het strafdossier wordt gesteld dat verdachte de gebruiker is van het Encrochat-account [naam] . Verbalisanten hebben deze conclusie getrokken op basis van het gegeven dat verdachte een motorfiets van het merk Harley Davidson, type [naam] , op naam heeft gehad. Dit gegeven is op zichzelf onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte de gebruiker is geweest van dit account. Daarnaast wordt gesuggereerd dat verdachte lid was van [naam] . Het enkele feit dat in de woning van verdachte diverse [naam] artikelen zijn aangetroffen, maakt nog niet dat hij daadwerkelijk lid is geweest van deze motorclub. Dit maakt dat op basis van de in het strafdossier aanwezige gegevens niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker van het account [naam] is.
Ten aanzien van het Sky-ECC-account [naam] kan evenmin worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker van het account is geweest. De bijnaam [naam] is een zeer generieke benaming voor bestuurders van motorfietsen en verwijst op geen enkele wijze naar een specifieke eigenschap van verdachte. Ook de mastgegevens zijn onvoldoende specifiek, zodat er sterke twijfel bestaat over de identificatie van verdachte als gebruiker van voornoemd Sky-ECC-account.
Voorts heeft hij ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat er in het strafdossier onvoldoende bewijs voorhanden is om de betrokkenheid van verdachte bij de handel in
methamfetamine vast te stellen. Dat medeverdachten in het chatgesprek het adres van verdachte noemen, maakt nog niet dat verdachte hierbij betrokken is geweest. Verdachte is niet waargenomen op plaatsen die met deze handel in verband kunnen worden gebracht en de methamfetamine is nergens aangetroffen. Aan het feit dat het adres van verdachte door medeverdachten is genoemd in chats moet geen bijzonder gewicht worden toegekend. Het adres kan zijn genoemd door een ander om zichzelf af te schermen. Het adres is bovendien gesitueerd op een woonwagenkamp waar andere mensen wonen die wel degelijk in verband worden gebracht met de handel in synthetische drugs.
Medeverdachte [medeverdachte] , die wordt aangemerkt als [naam] is voor verdachte ontlastend, nu zij heeft gesteld dat zij verdachte niet op de foto herkende en de inhoud van de ontsleutelde chatberichten tegenspreekt. Dat over verkoop en levering van twee kilogram methamfetamine is gesproken, maakt nog niet dat ook is komen vast te staan dat er daadwerkelijk is geleverd. Al met al kan op basis van het strafdossier niet worden vastgesteld dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de verkoop en levering van twee kilogram methamfetamine, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat op basis van de chats van de gebruiker van voornoemd Sky-ECC-account onvoldoende aanwijzingen naar voren komen dat verdachte als deelnemer schuldig is geweest aan de voorbereidingshandelingen van de verkoop van veertig liter A-olie. Daarnaast is in de Mercedes -die op naam van verdachte stond- een zakje met de stof MAMDPA is aangetroffen. Dit is weliswaar een mogelijke grondstof voor PMK, die vervolgens als grondstof wordt gebruikt voor MDMA, maar dit maakt nog niet dat verdachte betrokken is geweest bij het ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen6
ten aanzien van de identificatie van Encrochat- en Sky-IDs
Het dossier van het onderzoek Shifter bevat een grote hoeveelheid chats. Deze chats werden uitgewisseld via encrypted telefoons met Encrochat-accounts, telkens met een door de gebruiker al dan niet zelfgekozen naam, en door middel van SKY-ECC accounts, met een cijfer/lettercombinatie. In onderhavige zaak komt het voor de bewijsvoering in belangrijke mate aan op de inhoud van deze ter beschikking gekomen cryptocommunicatie. De vraag die, al dan niet in reactie op het verweer van de raadsman, daarom allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van bepaalde cryptoaccounts. De rechtbank neemt, vanwege de onderlinge verwevenheid tussen de zaken van de medeverdachten, de voor het geheel van de tenlasteleggingen in onderzoek Shifter relevante identificaties in alle zaken op, hoewel die identificaties strikt genomen niet voor ieders afzonderlijke tenlastelegging noodzakelijk zijn. Verder zal worden stilgestaan bij de identificatie van de in het dossier gebruikte bijnamen.
[naam]
In onderzoek Vidar is onderzoek gedaan naar onder meer (internationale) handel in verdovende middelen. Bij aanhoudingen en doorzoekingen zijn van diverse verdachten Encrochat-telefoons in beslag genomen. De gebruikersnaam [naam] is een direct contact van de gebruikersnaam [naam] @encrochat.com, die in gebruik was bij verdachte [medeverdachte] . Verbalisant [naam] heeft onderzoek gedaan naar de telecom-locatiegegevens en de chatberichten van de Encrochat gebruiker [naam] . De gebruikersnaam [naam] is door andere gebruikers onder meer opgeslagen onder de namen: [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] (door [medeverdachte] ). Het account [naam] maakte gebruik van een telefoontoestel met het IMEI- nummer [nummer] . Dit toestel maakte voornamelijk gebruik van telefoonmasten in
[naam] .7 Door de gebruiker van het account [naam] werd voornamelijk gebruik gemaakt van het wachtwoord: [naam] .
De chats hebben mede geleid tot de identificatie van de gebruiker van het account [naam] . Op 16 mei 2020 hebben ' [naam] ' en ' [naam] ' een gesprek, waarin de gebruiker van ' [naam] ' vraagt of
' [naam] ' naar de woning van zijn neef komt, aan de [adres] .8 Op dit adres stond volgens de Gemeentelijke Basisadministratie [medeverdachte] ingeschreven. Het was verbalisant ambtshalve bekend dat dit een neef is van verdachte [medeverdachte] , en dat verdachte [medeverdachte] lid is
van [naam] , [naam] . Ook spreekt de gebruiker van [naam] af op de [adres] en de [adres] , dit zijn locaties nabij het adres van verdachte [medeverdachte] , namelijk [adres] .9 Uit de bijnamen (nicknames) die andere gebruikers geven aan [naam] , kan blijken dat de gebruiker van [naam] een Surinaamse achtergrond heeft, dan wel een link met [naam] heeft. Uit bedrijfsinformatiesystemen van de politie blijkt dat de moeder van verdachte [medeverdachte] geboren is in [naam] . Uit de bijnaam [naam] kan blijken dat de gebruiker afkomstig is uit het [naam] , dan wel een andere link heeft met het [naam] . Ook kan blijken dat hij [naam] genoemd wordt. Dit komt overeen met de woonplaats van verdachte [medeverdachte] ( [naam] ) en met zijn voornaam.10
Sky-IDs [naam] en [naam]
Op vijf momenten zijn door het Team Observatie en Techniek de technische identificatienummers van telefoontoestellen gescand in de nabije omgeving van het adres [adres] in [naam] , waar verdachte [medeverdachte] ten tijde van de metingen op het betreffende adres ingeschreven stond. Uit de analyse van alle vijf de scansessies kwamen IMSI-code [nummer] en IMEI-code [nummer] naar voren.11
Eerder heeft verbalisant de conclusie getrokken dat verdachte [medeverdachte] gebruikmaakte van de Encrochat-account [naam] @encrochat com, met als bijnaam [naam] . Uit analyse blijkt dat IMEI- nummer [nummer] gekoppeld is aan Sky-account [naam] met eveneens de
bijnaam [naam] . Het Sky-account [naam] was van 28 december 2020 tot en met 7 maart 2021 actief. Voormeld IMEI-nummer heeft zendmasten aangestraald in [naam] en omgeving, waarbij in de nachten overwegend een zendmast werd aangestraald die dekking geeft aan de [adres] , [adres] en het [adres] in [naam] . Dit is in de buurt van de [adres] te [naam] .12
Uit analyse komt nog één account naar voren met de bijnaam [naam] . Dit is het Sky-account [naam] . Aan dit Sky-account zijn IMSI-code [nummer] en IMEI-code [nummer] gekoppeld. Dit account was van 22 juni 2020 tot en met 8 januari 2021 actief. Ook dit account straalt zendmasten aan in [naam] en omgeving. In de nacht wordt overwegend een zendmast aangestraald die dekking geeft aan de [adres] , [adres] en het [adres] in [naam] . Dit is in de buurt van de [adres] te [naam] . Ten slotte hebben [naam] en [naam] veel gedeelde contacten.13
De beschikbare Encrochat- en Sky-ECC-berichten zijn geanalyseerd en met elkaar vergeleken. Door de gebruiker van [naam] en de gebruiker van het account [naam] worden veelvuldig dezelfde uitspraken worden gedaan. Zo wordt veelvuldig over [adres] gesproken, waarmee wordt gedoeld op de gebruiker van het Encrochat-account [naam] . Ook blijkt dat zowel [naam] met [naam] als [naam] met [naam] spreken over 'buurman' en een 'wandeling maken'.14
Op verschillende dagen en tijdstippen in januari en februari 2021 is middels zogenaamde IMSl-scans vastgesteld dat een iPhone 7 met IMEI-nummer [nummer] zich in de woning aan de [adres] in [naam] bevond. Uit analyse bleek dat met deze iPhone 7 gecommuniceerd werd via Sky-ECC, en dat deze gekoppeld was aan het Sky-account [naam] . Uit analyse van de gegevens van deze printertap blijkt dat iPhone 7 van [naam] van 26 februari 2021 tot 13 april 2021 te 14:30 uur gebruik maakt van een simkaart met telefoonnummer [nummer] en dat er alleen dataverkeer is. Echter, op 13 april 2021 te 14:32.30 uur tot 20 mei 2021 maakt deze iPhone 7 gebruik van een simkaart met telefoonnummer + [nummer] . Tijdens de doorzoeking op 2 november 2021 in de woning aan de [adres] te [naam] , werd in de keuken een simkaarthouder van Lebara aangetroffen. De simkaart was uit de simkaarthouder verwijderd. De simkaarthouder vermeldde het mobiele nummer [nummer] . Aldus is in de woning van verdachte [medeverdachte] een simkaarthouder aangetroffen die hoort bij het simkaartje dat tussen 13 april en 20 mei 2021 gebruikt is in de iPhone 7 met IMEI-nummer
[nummer] . Dit is dezelfde iPhone 7 waarmee gecommuniceerd werd via het Sky-ECC-account [naam] .15
[naam] en [naam] @encrochat.com
Net als ten aanzien van het Encrochat-account [naam] , zijn de Encrochat-accounts
[naam] en [naam] aangetroffen als directe contacten van de gebruikersnaam [naam] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte] in onderzoek Vidar. De gebruiksnamen waren opgeslagen als [naam] en [naam] . [naam] bleek als status te hebben: new mail: [naam] . [naam] had als status: Old mail: [naam] .16
De chats en telecom-locatiegegevens zijn geanalyseerd. Uit diverse chats tussen [naam] met andere gebruikers kwamen indicaties naar voren over de identiteit van [naam] .17 Op 8 april 2020 en 7 mei 2020 is [naam] in gesprek met [naam] en maken ze een afspraak om elkaar te ontmoeten. Ze spreken af elkaar te ontmoeten bij de garage van [naam] aan de [adres] .18 Uit meerdere chatberichten blijkt de gebruiker van username [naam] meerdere malen af te spreken bij zijn garage op de [adres] op de [adres] . Uit gegevens van het Kadaster blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] eigenaar is van een berging/stalling aan de [adres] , te [naam] . In een chat van 18 mei 2020 met [naam] zegt deze: 'Zit een latexhandschoen voor jullie camera'. Het antwoord van [naam] hierop is: Plotie binnen geweest'. Hieruit maakt verbalisant op dat er politie binnen is geweest op een locatie waar een camera hangt. De gebruiker van de username [naam] heeft kennelijk zeggenschap over of belang bij deze locatie. Dit komt overeen met een bezoek van de politie aan het clubhuis van de [naam] in [naam] .
Op 20 april 2020 werd door de politie het clubhuis van de [naam] aan de [adres] in [naam] bezocht. Tijdens de binnentreding van het pand werd een latex handschoen over een camera bij het clubhuis geschoven. Gebleken is dat medeverdachte [medeverdachte] na een bestuurswisseling president is geworden van de [naam] . De in de contactenlijst van verdachte [medeverdachte] opgeslagen namen kunnen een verwijzing zijn naar de opvallende wijnvlek in het gezicht van medeverdachte [medeverdachte] .19
Op 2 november 2021 is tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte [medeverdachte] is een iPhone 8 in beslag genomen. Deze telefoon is uitgelezen. Tussen de veilig gestelde gegevens zat een whatsapp-gesprek met [naam] , de vriendin van verdachte [medeverdachte] . Het volledige gesprek bevatte foto's van de kinderen van verdachte en [naam] en fotos van de verbouwing van de woning aan de [adres] te [naam] . Op 4 mei 2020 stuurt [naam] het bericht naar verdachte [medeverdachte] met de tekst: " [naam] is er”. Daarna wordt het bericht verstuurd: ”OK, kom er aan.” Uit het veiliggestelde Encrochat-berichtenverkeer tussen [naam] en [naam] blijkt dat [naam] de afspraak maakt dat hij op 4 mei 2020 bij [naam] komt.20
Sky-IDs [naam] en [naam]
In onderzoek Shifter zijn op bevel van de officier van justitie door het Team Observatie en Techniek op vier momenten technische identificatienummers van telefoontoestellen gescand in de nabije omgeving van het adres [adres] in [naam] Uit de Gemeentelijke basisadministratie bleek dat verdachte [medeverdachte] ten tijde van de metingen op het betreffende adres ingeschreven stond. Uit de analyse van alle vier de scansessies kwam het IMEI-nummer [nummer] naar voren.21 Uit een analyse van bleek dat dit IMEI-nummer gekoppeld was aan Sky-account [naam] . Dit account heeft de bijnaam " [naam] ". Dit account was van 28 december 2020 tot en met 7 maart 2021 actief. Dit IMEI-nummer heeft zendmasten aangestraald in [naam] en omgeving. In de nacht werd overwegend een zendmast aangestraald in de buurt van de [adres] te [naam] .
Ee account met dezelfde bijnaam, [naam] , bleek veelal dezelfde zendmasten te hebben aangestraald. Dit betreft het Sky-account [naam] . Dit account was actief van 22 juni 2020 tot en met 8 januari 2021. Ook dit account straalde veelal zendmasten aan in [naam] en omgeving. In de nacht werd overwegend een zendmast aangestraald in de buurt van de [adres] te [naam] . Bovendien had het account [naam] meermalen contact met het account [naam] , net als [naam] contact had met
[naam] .22
Er is nader onderzoek gedaan naar het berichtenverkeer van het Sky-account [naam] . Na analyse van de beschikbare Encrochat-berichten en Sky-ECC berichten is gebleken dat door de gebruiker [naam] op Encrochat en de gebruiker van de Sky accounts [naam] en [naam] veelvuldig hetzelfde woordgebruik wordt gehanteerd.23 Ten slotte is gebleken dat [naam] en [naam] in Sky-ECC veel dezelfde contacten hebben.24
Er is vervolgens een chat gesprek tussen [naam] en [naam] van 7 mei 2020 bekeken. Uit het gesprek tussen [naam] en [naam] wordt duidelijk dat [naam] gebruik maakt van de Wicker-gebruikersnaam
" [naam] ". Hij stuurt namelijk de tekst: "Mijn wicker is [naam] ".25
Voorts is er onderzoek gedaan naar de historische gegevens van de iPhone 7 met IMEI-nummer [nummer] , waarvan gebleken is dat deze telefoon zich in de nabijheid van de woning aan de [adres] te [naam] bevond. Het Sky-account [naam] werd in ieder geval tussen 28 december 2020 en 7 maart 2021 gebruikt in deze iPhone 7. Uit analyse van gegevens bleek dat er vanaf 23 maart 2021 een nieuwe simkaart in de iPhone 7 is geplaatst, met als telefoonnummer + [nummer] . Vervolgens heeft verbalisant van dit telefoonnummer de historische gegevens opgevraagd van 23 maart 2021 tot en met 28 april 2021. Hieruit kwam naar voren dat de simkaart met dit telefoonnummer + [nummer] in deze periode voornamelijk gebruik heeft gemaakt van de iPhone 7 met IMEI-nummer [nummer] . Bij IMEI- nummers kan het eindcijfer verschillen, zoals hier de [nummer] en de [nummer] . Dit heeft te maken met het al dan niet toepassen van de juiste controlemethode om het eindcijfer te bepalen.
Ondanks afwijkende eindcijfers gaat het wel degelijk om hetzelfde toestel. Op 2 november 2021 is in de woning van medeverdachte [medeverdachte] , de woning aan de [adres] in [naam] , een iPhone 7 aangetroffen en in beslag genomen. De gegevens uit deze telefoon werden veiliggesteld, en hieruit bleek dat het toestel het IMEI-nummer [nummer] had. Dit is hetzelfde toestel als waar de simkaart met het telefoonnummer + [nummer] in geplaatst is op 12
april 2021. Er zat op het moment van inbeslagname geen simkaart in de iPhone 7.26
[naam] @encrochat.com
Uit analyse van de gesprekken van Encrochat-accounts [naam] en [naam] bleek dat er regelmatig berichten zijn verstuurd naar en ontvangen van het account [naam] . Verbalisant [naam] heeft onderzoek gedaan naar het berichtenverkeer. Er waren chatberichten tussen [naam] en [naam] beschikbaar van 22 april 2020 tot en met 26 mei 2020 en chatberichten tussen [naam] en [naam] beschikbaar van 1 april 2020 tot en met 3 juni 2020. [naam] had [naam] onder de nickname [naam] opgeslagen.27 Uit gegevens van het politiesysteem BlueSpot bleek dat de bijnaam van [verdachte] [naam] is. Verdachte [verdachte] is lid van de [naam] . Dit is het tweede gedeelte van de nickname waaronder [naam] heeft opgeslagen. Uit één van de gesprekken is gebleken dat [naam] zegt dat de ice bij hem in Eindhoven opgehaald moet worden. [naam] geeft aan [naam] het adres [adres] door. Op dit adres staat verdachte [verdachte] ingeschreven.28 Daarnaast bleek uit de RDW-gegevens dat verdachte van 03 oktober 2014 tot en met 1 december 2021 een motor op naam heeft gehad voorzien van het kenteken [nummer] . Uit het RDW bleek dat het ging om een Harley Davidson type Street Glide.29
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de identificatie
De rechtbank heeft voor de identificatie van de Encrochat- en Sky-ECC-accounts hierboven de redengevende feiten en omstandigheden uit de processen-verbaal uiteengezet. In tegenstelling tot de verdediging, die ter betwisting van de identificatie telkens vraagtekens heeft gesteld bij iedere bevinding afzonderlijk, heeft de rechtbank de redengevende feiten en omstandigheden in zijn geheel en in hun onderlinge samenhang bezien en beoordeeld.
Ten aanzien van het account [naam] zijn er meerdere berichten aangetroffen waarin wordt verwezen naar de verblijfplaats van de gebruiker van het account aan de [adres] te [naam] , waar medeverdachte [medeverdachte] woonachtig is. Daarnaast geeft de gebruiker van het account aan dat zijn neef woonachtig is aan de [adres] te [naam] . Uit de GBA-gegevens bleek dat een neef van medeverdachte [medeverdachte] op dat adres stond ingeschreven. De gebruikersnaam [naam] is door andere gebruikers opgeslagen onder verschillende bijnamen, die naar het oordeel van de rechtbank verwijzen naar een Surinaamse afkomst en op zijn minst affiniteit met [naam] . Ten slotte maakte het account [naam] van een telefoontoestel dat voornamelijk gebruik maakte van telefoonmasten in [naam] . De optelsom van deze bevindingen laat naar het oordeel van de rechtbank zien dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is van Encrochat-account [naam] , en dat alle berichten aan medeverdachte [medeverdachte] als gebruiker van het account zijn toe te schrijven.
Ten aanzien van het Sky-ECC-account [naam] is, bij IMSI-nummervergaring in de nabije omgeving van het adres [adres] , de IMEI-code [nummer] bij de scansessies naar boven gekomen. Dit IMEI-nummer heeft zendmasten in [naam] en omgeving aangestraald. Dit nummer was daarnaast gekoppeld aan voornoemd Sky-account, met als bijnaam [naam] . Deze bijnaam werd ook gehanteerd bij het Encrochat-account [naam] . Daarnaast is gebleken dat een iPhone 7 met IMEI-nummer [nummer] zich in de woning aan de [adres] in [naam] bevond. Tijdens de doorzoeking is een simkaarthouder aangetroffen, die hoorde bij de simkaart die enige tijd is gebruikt in deze iPhone. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de iPhone 7 die in de woning van verdachte is aangetroffen, dezelfde telefoon was waarmee gecommuniceerd werd via het Sky-ECC-account [naam] . Door de gebruiker van het Sky-account [naam] en het Encrochat-account [naam] werden dezelfde uitspraken gedaan. Daarnaast hadden de beide Sky-accounts [naam] en [naam] dezelfde contactpersonen opgeslagen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op deze gegevens, niet anders zijn dan dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is geweest van deze Sky-ECC- accounts. Er zijn meerdere gegevens die, in samenhang met het Encrochat-account [naam] , laten zien dat mede verdachte [medeverdachte] de gebruiker van deze Sky-ECC-accounts is geweest. Daar komt bij dat medeverdachte geen enkele verklaring heeft afgelegd over deze gegevens.
Ten aanzien van het Encrochat-account [naam] en [naam] blijkt uit het berichtenverkeer dat de gebruiker van de gebruikersnaam [naam] afspreekt bij zijn garage op de [adres] op de [adres] te [naam] , waarvan medeverdachte [medeverdachte] eigenaar is. Ook is een specifiek gesprek aangetroffen over een locatie waar een handschoen over een camera is geplaatst. Dit gesprek komt overeen met een bezoek van de politie aan het clubhuis van de [naam] te [naam] , waarvan medeverdachte [medeverdachte] de president is geworden. De gebruikersnamen waren onder meer opgeslagen als [naam] en [naam] . Uit WhatsApp-berichtenverkeer tussen verdachte [medeverdachte] en zijn vriendin bleek dat ook werd gesproken over [naam] , hetgeen qua datum overeenkwam met Encrochat-berichtenverkeer tussen [naam] en [naam] . Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat deze opgeslagen bijnamen verwijzen naar de opvallende wijnvlek in het gezicht van medeverdachte [medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank wijzen deze gegevens erop dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is geweest. Bij aanvullend proces- verbaal van 9 september 2024 (AH-083-01) heeft de politie de zendmastgegevens toegelicht, waaruit blijkt dat er meer dan duizend keer gebruik is gemaakt van vier Cell-IDs met een zendgebied waarbinnen de woning van medeverdachte [medeverdachte] zich bevond. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze zendmastgegevens, gelet op de specifieke berichten die reeds in de richting van verdachte wijzen, minder relevant. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts [naam] en [naam] .
Ten aanzien van Sky-ID [naam] is gebleken dat het IMEI-nummer, dat is gescand in de nabije omgeving van de woning van medeverdachte [medeverdachte] , gekoppeld was aan het Sky-account [naam] . Dit IMEI-nummer hoorde bij een iPhone 7. In deze iPhone heeft een simkaart gezeten, die ook in de iPhone heeft gezeten die bij de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen. Het account had de bijnaam [naam] . Het account [naam] had dezelfde bijnaam. Daarnaast werd door deze accounts veelvuldig hetzelfde woordgebruik gehanteerd en hadden zij veel dezelfde contacten. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen deze gegevens erop dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is geweest van deze accounts, temeer nu hij zelf geen enkele verklaring heeft afgelegd.
Ten aanzien van het Encrochat-account [naam] is de rechtbank van oordeel dat de gegevens zodanig specifiek zijn, dat het niet anders kan zijn dan dat medeverdachte [verdachte] de gebruiker is geweest van dit account. Er wordt door [naam] gezegd dat bij hem in Eindhoven ice moet worden opgehaald. Vervolgens wordt iemand naar het adres van verdachte [verdachte] gestuurd. Dat andere mensen ook gebruik zouden maken van deze woning, is niet gebleken. Ook de gebruikte nicknames wijzen, alles bij elkaar genomen, zeer specifiek op verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachten in de ten laste gelegde periode de vaste gebruikers waren van de genoemde Encrochat- accounts en Sky-ECC-accounts die door het Openbaar Ministerie aan hen zijn toegeschreven en dat verdachten de daarop aangetroffen chatgesprekken hebben gevoerd.
Ten aanzien van het Sky-ECC-account [naam] blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat dit gekoppeld kan worden aan verdachte [verdachte] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 september 2021 blijkt dat onder meer de nickname [naam] en [naam] wordt gebruikt. Deze bijnamen zijn naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf onvoldoende onderscheidend om de conclusie te dragen dat verdachte [verdachte] de gebruiker is geweest van dit account. Hiervoor zijn de bijnamen naar het oordeel van de rechtbank te algemeen. Ook de zendmastgegevens bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om deze conclusie te dragen, nu de zendmasten in Eindhoven een omvangrijk dekkingsgebied hebben, met vele adressen. Dat het adres van [verdachte] in dit dekkingsgebied valt, is dan ook onvoldoende om vast te stellen dat verdachte de gebruiker is geweest van dit account. Ook wanneer deze gegevens in onderlinge samenhang worden bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van deze gegevens niet worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van dit account.
De rechtbank hanteert ten slotte, volgens vaste jurisprudentie, als uitgangspunt dat een Encrochat en/of SKY-ECC-account in beginsel behoudens expliciete aanwijzingen voor het tegendeel door één persoon wordt gebruikt en dat die gebruiker ook bekend was bij de andere partij in een chat/conversatie.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Er is onderzoek gedaan naar Encrochat-gesprekken tussen [naam] en [naam] , vanaf 14 mei 2020, en gesprekken tussen [naam] en [naam] . Op 14 mei 2020 vraagt [naam] aan [naam] om 'ice' en de prijs daarvan. De volgende dag zegt [naam] tegen [naam] dat 'ice' 7500 is. [naam] zegt dat hij er nog op terug komt.30 Op 16 mei 2020 stuurt [naam] naar [naam] dat hij 'ice' heeft. Op 17 mei 2020 vraagt [naam] of [naam] een foto van de 'ice' heeft. Drie dagen later vraagt [naam] aan [naam] wanneer hij 2 kilo 'ice' af kan nemen. Op 25 mei 2020, na het weekend, stuurt [naam] een afbeelding naar [naam] met daarop waarschijnlijk de 'ice'. [naam] zegt vervolgens dat ze morgen klaar zijn en [naam] vindt dat oké. Verbalisant herkende de kristallen die op de foto te zien zijn, ambtshalve als methamfetamine, oftewel 'ice'.31
Op 26 mei 2020 zegt [naam] tegen [naam] dat ze een probleem hebben omdat de 2 kilo klaar is om te worden verzonden.32 Op 26 mei 2020 om 20:53 uur vraagt [naam] aan [naam] of hij al wat weet, de man is nu bij [naam] . [naam] zegt dat hij toevallig met hem aan het appen is en dat het bij die twee blijft voor nu. [naam] vraagt wanneer [naam] het op komt halen. [naam] zegt dat het donderdag of vrijdag wordt en vraagt hoe het verpakt is. [naam] antwoordt daarop dat het in plastic bakjes zit, zoals op die foto. Om 20:55 uur zegt [naam] tegen [naam] dat de spullen donderdag of vrijdag opgehaald moeten worden. [naam] vraagt of hij het voor vrijdag zal regelen. [naam] zal 'hem' even vragen of dat past. Om 20:57 uur vraagt [naam] aan [naam] wat hem beter past, donderdag of vrijdag? [naam] zegt dat het door een meisje opgehaald wordt. [naam] vraagt of dat wel veilig is. Om 21:31 uur zegt [naam] tegen [naam] dat het wel safe is. [naam] vraagt of ze dan ook papieren bij zich heeft. [naam] bevestigt dat en zegt dat ze voor hem rijdt. [naam] vindt het oké en zegt dat het donderdag dan moet. Om 21:34 uur zegt [naam] tegen [naam] dat dit het liefst op donderdag moet en dat hij er om half is. [naam] vindt dat goed en zegt dat het beter in de middagspits kan. Hij zal het morgen aan haar doorgeven en vraagt waar ze moet zijn. Om 21:35 uur vraagt [naam] aan [naam] welke plaats. [naam] antwoordt: Eindhoven, bij mij. Om 21:36 uur zegt [naam] tegen [naam] dat ze in Eindhoven moet zijn.33
Op 27 mei 2020 om 13:31 uur zegt [naam] via de Encrochat tegen [naam] dat het meisje de volgende dag tussen 15 en 16 uur daar is. Om 19:20 uur geeft [naam] het adres [adres] door. Verdachte [verdachte] staat op dit adres ingeschreven. Op 28 mei 2020 om 12:50 uur, vraagt [naam] via de
Encrochat aan [naam] hoever ze is. [naam] antwoordt: 25 min. Om 13:11 uur zegt [naam] dat het een klein blond meisje is met bril in een zwarte Polo. [naam] vraagt aan [naam] of hij hem laten weten als ze binnen is en dat ze haar telefoon in de auto laat. Om 13:25 uur zegt [naam] dat ze er is. [naam] antwoordt daarop dat hij het zal laten weten als ze er is, dat zal rond 6 zijn als er geen file is. Om 13:26 uur zegt [naam] dat ze terug gaat. Om 17:14 uur is het meisje waarschijnlijk weer terug, aangezien [naam] tegen [naam] zegt: Is binnen heb op de plaats gelegd.34
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het Encrochat-berichtenverkeer tussen verdachte en [naam] (medeverdachte [medeverdachte] ) blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte vraagt om ice. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat daarmee methamfetamine wordt bedoeld. Er wordt gevraagd om fotos.
Verbalisant heeft op deze fotos ambtshalve de kristallen herkend als methamfetamine. Verdachte wordt vervolgens gevraagd wanneer hij twee kilogram kan afnemen. Uit het berichtenverkeer blijkt voorts dat er afstemming wordt gezocht over de aflevering. Uit het berichtenverkeer blijkt daarnaast dat er afspraken zijn gemaakt over het ophalen van de methamfetamine; er wordt een derde ingeschakeld om de methamfetamine bij verdachte thuis op te halen. Dit wordt geregeld door medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] . Uit de berichten blijkt ten slotte dat het pakket met methamfetamine is afgeleverd.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee komen vast te staan dat sprake is geweest van een voltooide transactie. Daarnaast is komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Het ten laste gelegde is in zoverre bewezen.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de gebruiker van het Sky-account [naam] is geweest. Dit maakt dat de inhoud van de berichten niet aan verdachte kan worden toegeschreven. De rechtbank acht daarom het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 13 mei 2020 tot en met 1 juni 2020 te Leeuwarden en Eindhoven, tezamen en in vereniging met een anderen, opzettelijk heeft vervoerd (ongeveer) 2 kilogram ice (methamfetamine), zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

5.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

6.Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, en een geldboete ter hoogte van 13.000,-.
Standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. J. van Wijk, heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Daarnaast komt verdachte in onderzoek Shifter slechts beperkt voor. De thuissituatie van verdachte is moeizaam. Als hij in detentie zou geraken, zou dit ernstige problemen opleveren voor zijn thuissituatie. Aan verdachte zou een taakstraf kunnen worden opgelegd, gecombineerd met een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, aldus de raadsman.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat aan verdachte geen geldboete moet worden opgelegd, maar dat het in beslag genomen geld aan verdachte moet worden teruggegeven, nu hij heeft kunnen aantonen dat het geld niet van enig misdrijf afkomstig was.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een drugstransport. Er is methamfetamine (ice) getransporteerd. Door het handelen van verdachte wordt de handel in verdovende middelen in stand gehouden en kan hij mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat methamfetamine zeer verslavend is en schadelijk voor de volksgezondheid van de gebruikers van deze drugs. De handel in verdovende middelen heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaat veel geld in om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld niet geschuwd. Van de georganiseerde drugshandel gaat bovendien in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de handel in verdovende middelen lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte in de laatste vijf jaren niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf daarnaast uitdrukkelijk rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Hoewel de verdediging heeft ingestemd met de prejudiciële procedure in deze zaak, kan niet worden gezegd dat de overschrijding in belangrijke mate het gevolg is van het handelen van de verdediging.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een geldboete naast deze gevangenisstraf. Uit het dossier blijkt niet dat het bij verdachte aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is en het daarnaast ook ongebruikelijk om naast een langdurige gevangenisstraf een geldboete op te leggen. Uit de stukken blijkt evenwel dat er conservatoir beslag is gelegd op dit geldbedrag. Dit maakt dat de rechtbank niet kan beslissen tot teruggave.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 11 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
mr. M.E. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. HvJ EU 30 april 2024, ECLI:EU:C:2024:372.
2 HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913.
3 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft het processen-verbaal die in de wettelijke
vorm, op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren zijn opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer NNRAA20016- SHIFTER, gesloten op 17 februari 2022.
4 Pagina 56.
5 Pagina 223.
6 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft het processen-verbaal die in de wettelijke
vorm, op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren zijn opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer NNRAA20016- SHIFTER, gesloten op 17 februari 2022.
7 Pagina 1299.
8 Pagina 1300.
9 Pagina 1302.
10 Pagina 1303.
11 Pagina 1304.
12 Pagina 1305.
13 Pagina 1306.
14 Pagina 1310.
15 Pagina 1314.
16 Pagina 1404.
17 Pagina 1405.
18 Pagina 1406.
19 Pagina 1408.
20 Pagina 1825.
21 Pagina 1409.
22 Pagina 1410.
23 Pagina 1411.
24 Pagina 1412.
25 Pagina 1417.
26 Pagina 1420.
27 Pagina 1462.
28 Pagina 1464.
29 Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2022, documentcode AH-016-02.
30 Pagina 1617.
31 Pagina 1618.
32 Pagina 1619.
33 Pagina 1620.
34 Pagina 1622.